HOOFDSTUK 4 BBP EN HET GEWICHT VAN DE OVERHEID
Economische groei = totale productie van goederen en diensten in België
stijgt meten met het BBP (Bruto Binnenlands Product).
BBP-groei van 2% kan de groei per sector sterk verschillen. Ook
betekent een BBP-stijging niet altijd dat de consumptie in België zelf
toeneemt (veel wordt geëxporteerd)
4.1. BBP, NBP, BNP
BBP (Bruto Binnenlands Product) meet de totale productie in een land,
inclusief vervangingsinvesteringen (bv. Machines)
NBP (Netto Binnenlands Product) trekt hier vervangingskosten vanaf.
BNP (Bruto Nationaal Product) meet de productie door Belgische
werknemers en bedrijven zowel binnen als buiten België.
BNP = BBP + saldo factorinkomens
Het BBP = een belangrijke economische indicator, maar het zegt niet alles.
Werkloosheid wijst bv op onderbenutting van het economische potentieel.
Rijke landen (zoals BE) hebben vaak een mismatch: veel vacatures én
werkloosheid, vooral onder laaggeschoolden door technologische
vooruitgang Automatisering vervangt ongeschoolde arbeid door
technische banen, wat bijdraagt aan inkomensongelijkheid
Het BBP toont groei, maar geeft dus niet het volledige beeld van
economische en sociale dynamiek.
BOX 4.1 JOBCREATIE DOOR NIEUWE TECHNOLOGIEËN
Nieuwe technologieën vraag naar laaggeschoolde arbeid in
de klassieke industrie verminderd, maar online shopping
creëert nu veel banen, vooral in de logistieke sector met grote
distributiecentra en lokale bezorgnetwerken
internet biedt kansen voor kleine ondernemers om
nicheproducten (bv. unieke theevarianten) wereldwijd te
verkopen, zonder tussenkomst van grote distributiekanalen
Belgen kopen veel via buitenlandse platforms, wat werk en
inkomsten naar het buitenland verschuift
Strikte regels rond nachtarbeid hebben de ontwikkeling van
Belgische platforms vertraagd regelgeving nu deels is
aangepast, zijn buitenlandse platforms al sterk gevestigd.
Vooruitziend beleid kan helpen om nieuwe economische
kansen te benutten
4.2. TOEGEVOEGDE WAARDE
, BBP (Bruto Binnenlands Product) meet de totale productie van een land
door bedrijven, overheden, zelfstandigen, en gezinnen omvat goederen
en diensten, of ze nu in eigen land of voor export worden geproduceerd
Om dubbele tellingen te vermijden alleen "toegevoegde waarde"
meegenomen: output – input = vergoeding productiefactoren
Bv. een loodgieter die een kraan van €200 installeert en deze kraan voor
€70 heeft gekocht, voegt €130 aan waarde toe. Dit geldt ook voor grote
bedrijven: als een autobedrijf onderdelen voor €9000 koopt en een auto
voor €15.000 verkoopt, is de toegevoegde waarde €6000.
Het BBP = de som van alle toegevoegde waarde in een land, wat
inkomsten genereert voor lonen, kapitaalvergoedingen en winst
"nationaal inkomen" genoemd.
4.3. HET BBP VAN BELGIË
Nationale Bank van BE (NBB) berekent het BBP voor ons land, wat een
overzicht biedt van de nationale economie.
Sinds 1950 gebruiken ontwikkelde landen hiervoor een uniforme
methode. Deze cijfers openbaar beschikbaar op de NBB-website en
zijn gebaseerd op gegevens zoals jaarrekeningen en btw-aangiften.
De Belgische economie is vooral gericht op diensten 76% van het BBP
vormen. Industrie = 17% , landbouw klein deel van BBP
ZIE TABEL 4.1 p. 147
Het lage aandeel van de industrie in het BBP betekent niet dat deze sector
onbelangrijk is; integendeel.
Het lagere aandeel = resultaat van outsourcing, waarbij industriële
bedrijven taken als schoonmaak, marketing, en transport uitbesteden
verplaatst de toegevoegde waarde van de industrie naar de
dienstensector, zonder dat de totale productie afneemt
Daarnaast zorgt internationale concurrentie voor prijsdruk in de industrie
lagere winstmarges en toegevoegde waarde betekent
dienstverleners minder buitenlandse concurrentie ondervinden en
daardoor hogere prijzen
de industrie blijft essentieel voor de Belgische economie.
Industriële producten grootste deel van de export, cruciaal om een
handelsbalans te behouden gezien België veel grondstoffen en energie
moet importeren.