HOOFDSTUK 3 DE ECONOMISCHE SCHOLEN
De economische analyse is sinds Adam Smith sterk veranderd door
technologieën zoals internet, digitalisering, AI en blockchain.
Elke tijdsperiode heeft zijn eigen economische organisatievormen die
invloed hebben op het denken over markten, de rol van de overheid en
individuen in de economie.
Het economisch denken begon bij de Oude Grieken, met een onderscheid
tussen oikonomia (beheer van staatshuishouding) en chrematistike (geld
verdienen om winst). Aristoteles en Plato veroordeelden winstbejag omdat
het de mens "ontmenselijkt." Deze ethische focus bleef lang dominant, tot
de Industriële Revolutie, die leidde tot moderne economische analyse.
3.1. DE KLASSIEKE SCHOOL
Moderne economische analyse kijkt naar consumentengedrag,
welvaartsverdeling, financiën, overheidswerking, internationale relaties en
ecologie, in tegenstelling tot de productiegerichte focus van de klassieke
school van Adam Smith.
De klassieke school stelde dat productie en marktkrachten vanzelf een
stabiele economie brengen en pleitte voor een kleine overheid.
Jean-Baptiste Say geloofde dat elk aanbod zijn eigen vraag creëert, wat
bijdraagt aan een economisch evenwicht.
De klassieke economen zagen geen rol voor een grote overheid en misten
aandacht voor consumptiezijde en vraagfactoren.
Hierdoor leidden hun ideeën soms tot langdurige recessies. Tegenwoordig
wordt erkend dat overheidsinterventie kan helpen om economische
schommelingen te beperken. Hoewel de klassieke theorie stelt dat
eigenbelang de economie stimuleert, benadrukte Smith dat mensen ook
gedreven worden door empathie en morele waarden.
3.2. DE NEOKLASSIEKE SCHOOL
De neoklassieke school (rond 1870) maakte economie tot een zelfstandige
discipline. Belangrijke economen als Jevons, Walras, Marshall en Pigou
brachten voor het eerst vraagfactoren gebaseerd op individuele
waarderingen in het economische denken. Hier staat het individu centraal,
waarbij de waarde van een goed wordt bepaald door het nut voor de
consument, niet de productiekosten zoals in de klassieke school.
Het prijsmechanisme bepaalt het evenwicht tussen vraag en aanbod, met
efficiënte producenten die producten leveren aan consumenten met de
hoogste bereidheid tot betalen. Dit maximaliseert de welvaart.
, De neoklassieken introduceerden het idee van rationele individuen die
streven naar maximaal nut of winst. Deze hypothese maakt economische
analyses eenvoudiger en helpt voorspellingen te maken.
BOX 3.1 HOMO ECONOMICUS-KARIKATUUR
Met de neoklassieke school kwam de hypothese dat individuen
zich rationeel gedragen in economische beslissingen.
Om economie wetenschappelijker te maken, werd het model
van de "homo economicus" ontwikkeld: een hyperrationeel
individu dat eigenbelang nastreeft en elke keuze puur
economisch overweegt.
Dit model was nuttig voor wiskundige analyses maar gaf een
eenzijdig beeld van mensen, zonder ruimte voor empathie of
sociale waarden.
Hoewel het nut als werkhypothese erkend wordt, blijft het
moeilijk om deze beperkte kijk te vervangen.
De neoklassieke school ging uit van het idee van de "homo economicus":
een rationeel individu dat altijd streeft naar maximale winst of nut.
Hoewel deze hypothese bedoeld was als een eenvoudig model voor
economische analyses, namen niet-economen het soms letterlijk en zagen
ze het als een vaststaand beeld van menselijk gedrag.
Later onderzoek, onder meer door Pigou, Akerlof, Spence en Stiglitz, liet
zien dat markten niet altijd efficiënt werken door problemen zoals
asymmetrische informatie en moral hazard.
Pigou wees erop dat overheidscorrecties nodig zijn bij negatieve externe
effecten, zoals milieuvervuiling.
Akerlof legde uit hoe asymmetrische informatie markten kan verstoren,
zoals bij "lemons" (producten van lage kwaliteit), en hoe dit tot nadelige
selectie leidt.
Daarnaast kan moral hazard optreden wanneer mensen of bedrijven hun
gedrag aanpassen omdat de risico’s worden afgedekt, zoals in
verzekeringen of banken die risicovol handelen met de verwachting dat de
overheid hen redt.
Deze inzichten leidden tot een breder perspectief op economische
beslissingen en de noodzaak van regels of garanties om marktfalen te
voorkomen.
3.3. DE MARXISTISCHE SCHOOL
Karl Marx legde de basis voor de Marxistische economische visie, vooral
met zijn boek Das Kapital (1867). Hij zag de maatschappij als opgebouwd