Economie
LES 1
Het woord economie komt van een Grieks woord dat verwijst naar het beheer van een
huishouden
De maatschappij en haar schaarse middelen:
- Schaarste: de maatschappij kan niet alle goederen en diensten produceren die de
mensen wensen omdat de hoeveelheid middelen beperkt is.
- Een goed beheer van de middelen in een maatschappij is belangrijk omdat die middelen
schaars zijn.
➔ Economie is het bestuderen hoe een maatschappij haar schaarse middelen
beheert.
Tien basisprincipes:
- Wanneer individuen keuzes maken, moeten ze verschillende objectieven tegen
elkaar afwegen:
o Efficië ntie betekent dat de maatschappij het maximaal mogelijke uit haar
schaarse middelen haalt.
o Rechtvaardigheid betekent dat de opbrengsten van deze middelen eerlijk
verdeeld worden onder de leden van de maatschappij
- De kost van een actie wordt gemeten in termen van opgegeven opportuniteiten.
o Vergelijking tussen kosten en opbrengsten van de verschillende alternatieven
o De opportuniteitskost (of alternatieve kost) van iets is wat je moet opgeven om
het te krijgen
- Rationele mensen beslissen door marginale kosten en opbrengsten te vergelijken.
- Mensen veranderen hun gedrag in functie van de prikkels waaraan ze blootgesteld
worden.
o Marginale veranderingen in kosten of opbrengsten motiveren mensen om te
reageren
o Een alternatief wordt boven een ander verkozen indien de marginale voordelen
van dat alternatief de marginale nadelen overstijgen
- Handel kan wederzijdse voordelen opleveren.
o Concurrentie leidt tot grotere voordelen van vrije handel
o Handel laat mensen toe zich te specialiseren in wat ze het best kunnen
- Markten zijn gewoonlijk een goede manier om handel tussen mensen op elkaar af
te stemmen.
o In een markteconomie worden middelen toegewezen via gedecentraliseerde
beslissingen van vele bedrijven en huishoudens bij hun interacties op goederen-
en dienstenmarkten.
▪ Huishoudens beslissen wat ze kopen en voor wie ze werken
▪ Bedrijven beslissen wie ze in dienst nemen en wat ze produceren.
o Adam Smith stelde vast dat deze interageren op markten alsof ze geleid worden
door een “onzichtbare hand”
▪ Door bij de koop- of verkoopbeslissing rekening te houden met prijzen,
houden we onbewust rekening met de maatschappelijke kosten van onze
daden.
→ Vrije prijzen leiden tot uitkomsten die de maatschappelijke welvaart
neigen te maximaliseren (een efficië nte uitkomst)
- De overheid kan de marktuitkomst verbeteren in geval van een marktfaling of
indien de marktuitkomst onfair of ongelijk is.
o Marktfalingen kunnen veroorzaakt worden door:
▪ Externaliteiten
▪ Marktmacht
1
, - Productiviteit is de ultieme bron om de levensstandaard van een land te bepalen.
o Productiviteit is de hoeveelheid goederen en diensten die kan geproduceerd
worden per eenheid ingezette middelen
- Geldgroei is de ultieme bron van inflatie.
o Indien de overheid grote hoeveelheden geld creë ert, daalt de waarde van het
geld, zo ontstaat er een toename van het gemiddeld prijspeil (= inflatie)
▪ Tenzij er een periode is van depressie en deflatie en dus de vraag
achterwege blijft.
- De maatschappij heeft een korte termijn afruil tussen inflatie en werkgelegenheid
(Phillips curve)
LES 2
De Marktkrachten van Vraag en Aanbod
Vraag en aanbod zijn de krachten die een markteconomieën laten werken
➔ Bestudeerd in de moderne micro-economie
Een markt is een groep kopers en verkopers van een bepaald goed of dienst.
➔ De termen vraag en aanbod verwijzen naar het gedrag van mensen bij hun interactie op
markten
o Kopers bepalen de vraag.
o Verkopers bepalen het aanbod
➔ Een competitieve markt is een markt met vele kopers en verkopers zodat elke
individuele partij een verwaarloosbare invloed heeft op de marktprijs
o Perfecte Concurrentie
▪ Producten zijn homogeen of identiek
▪ Talrijke kopers en verkopers zodat niemand invloed kan uitoefenen op
de prijs
▪ Kopers en verkopers zijn prijsnemers
➔ Minder perfecte concurrentie
o Monopolie
▪ Één verkoper die de prijs controleert (prijszetter)
o Oligopolie
▪ Weinig verkopers
▪ Niet altijd agressieve concurrentie
o Monopolistische Concurrentie
▪ Veel verkopers
▪ Heterogene (gedifferentieerde) producten
▪ Elke verkoper kan de prijs voor zijn eigen product zelf zetten
Vraag:
- De gevraagde hoeveelheid: de hoeveelheid van een
goed die kopers willen en kunnen kopen.
o De Wet van de Vraag: de gevraagde
hoeveelheid van een goed daalt indien de
prijs van dit goed stijgt
- Vraagschema: een tabel die de relatie tussen de
prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid
aangeeft
- Vraagcurve: een grafiek van de relatie tussen de
prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid
2
, - De marktvraag verwijst naar de som van alle individuele vragen naar een bepaald goed
of bepaalde dienst.
o Grafisch, kunnen we individuele vraagcurves horizontaal sommeren om de
marktvraag te bekomen
- Beweging langs de vraagcurve: een verandering in de gevraagde hoeveelheid
o Veroorzaakt door een verandering in de prijs van het product
- Verschuiving van de vraagcurve: een verandering in de gevraagde hoeveelheid
o Veroorzaakt door een verandering die bij gelijk welke prijs, de gevraagde
hoeveelheid wijzigt.
▪ Consumenteninkomen
• Wanneer het inkomen toeneemt stijgt de vraag naar normale
goederen en daalt de vraag naar inferieure goederen
▪ Prijzen van verwante goederen
• Wanneer de prijsdaling in het ene goed leidt tot een daling van de
vraag naar een ander goed, dan noemen we deze goederen
substitutiegoederen.
• Wanneer de prijsdaling in het ene goed
leidt tot een stijging van de vraag naar
een ander goed, dan noemen we deze
goederen complementaire goederen
▪ Smaken en voorkeuren
▪ Verwachtingen
▪ Aantal kopers
Aanbod:
- De aangeboden hoeveelheid is de hoeveelheid van een
goed die de verkopers willen en kunnen verkopen.
o Wet van het aanbod: de aangeboden hoeveelheid
van een goed stijgt wanneer de prijs van dat goed
stijgt
- Aanbodschema: een tabel die de relatie tussen de prijs van
een goed en de aangeboden hoeveelheid aangeeft
- Aanbodcurve: de grafiek van de relatie tussen de prijs van
een goed en de aangeboden hoeveelheid
- Het marktaanbod verwijst naar de som van alle individuele
aanbiedingen van een bepaald goed of bepaalde dienst.
o Grafisch, kunnen we individuele aanbodcurves
horizontaal sommeren om het marktaanbod te bekomen
- Beweging langs de aanbodcurve: een verandering in de aangeboden
hoeveelheid
o Veroorzaakt door een verandering in de prijs van het
product
- Verschuiving van de aanbodcurve: een verandering in de aangeboden
hoeveelheid
o Veroorzaakt door een verandering die bij gelijk welke prijs
de aangeboden hoeveelheid wijzigt
▪ Inputprijzen
▪ Technologie
▪ Verwachtingen
▪ Aantal verkopers
Vraag en aanbod samen:
3
, - Evenwicht verwijst naar een situatie waar de prijs aan zodanig niveau bereikt dat de
aangeboden hoeveelheid gelijk is aan de gevraagde hoeveelheid
- Evenwichtsprijs: de prijs die de aangeboden en gevraagde hoeveelheid in evenwicht
brengt.
- Evenwichtshoeveelheid: de gevraagde en aangeboden hoeveelheid bij de
evenwichtsprijs.
➔ Grafisch is dit de hoeveelheid en de prijs waarbij de vraagcurve en de aanbodcurve
elkaar snijden
- Surplus: indien de prijs > evenwichtsprijs, dan is de aangeboden hoeveelheid >
gevraagde hoeveelheid
o Er is een excessief of overtollig aanbod
o Aanbieders zullen hun prijs verlagen om hun verkopen te verhogen, en bewegen
op die manier opnieuw naar het evenwicht.
- Tekort: indien de prijs < evenwichtsprijs, dan is de aangeboden hoeveelheid < gevraagde
hoeveelheid.
o Er is een excessieve of overtollige vraag
o Aanbieders zullen hun prijs verhogen omdat er te veel kopers op zoek zijn naar
te weinig goederen, en bewegen op die manier opnieuw naar het evenwicht.
- Wet van vraag en aanbod: de stelling dat de prijs van eender welk goed zich aanpast
tot de aangeboden hoeveelheid en gevraagde hoeveelheid in evenwicht zijn
Drie stappen om evenwichtsveranderingen te analyseren
1. Bepaal eerst of de gebeurtenis leidt tot een verschuiving van het aanbod of de vraag (of
beide).
2. Bepaal dan of de betreffende curve(s) naar links of naar rechts verschuiven.
3. Gebruik de vraag-en-aanbod grafiek om erachter te komen
hoe de verschuiving de evenwichtsprijs en hoeveelheid
verandert.
LES 3
Tragedy of the commons
Eén van de bekendste economische theorieën door Garrett Hardin (1968)
- Commons = alle gemeenschappelijke goederen, vrij van gebruik, niet geregulariseerd
o Internalisering van de voordelen: winst van de koeien is voor de boer
o Externalisering van de nadelen: de kost van de weiden is voor de
gemeenschap
→ De kwaliteit van het gemeengoed komt in het gedrang
→ Vb. overbevissing, ontbossing, luchtvervuiling, …
4
, - Vrij gebruik van goederen leidt volgens Hardin automatisch tot overgebruik
➔ Oplossingen:
o Geweten
→ Probleem van vrijbuiters: “zolang de rest van de gemeenschap zich houdt
aan de regels, zal mijn gedrag geen negatief effect hebben op de
gemeenschap”
o Technologische oplossingen
o Politiek (meest traditionele oplossing)
▪ Legale hoeveelheid voor elk individu
▪ Pigouviaanse oplossing:
• Price the externality: de extra kost bijbetalen
• Vb. belastingen opleggen bij milieuvervuiling
• Aanbod verschuift naar links
→ Probleem: neemt elke prikkel om zoveel mogelijk te produceren weg,
waardoor de economische marktwerking wordt gehinderd
▪ Oplossing van Hardin: privatisering
• Ook nadelen internaliseren (zo worden er geen prikkels
weggenomen)
→ Probleem:
o Niet op alles toepasbaar (vb. luchtvervuiling)
o Afhankelijk van welke waarde er aan die externaliteiten
gegeven wordt (vb. luchtvervuiling is nog oke voor ons, maar
misschien niet voor volgende generaties)
o Achterliggende agenda
o Systeem is heel fragiel: als een dorp geen belastingen krijgt,
hebben zij een competitief voordeel waardoor ze alle bedrijven
naar zich toe trekken en een grotere economische groei hebben
▪ Vb. VS niet in in het klimaatakkoord zodat ze meer
competitief voordeel zouden hebben
o Corruptie?
Invloedrijkste tegenstander: Elinor Ostrom
- Bij gemeenschappelijk goed ontstaan er vanzelf instituties om er mee om te gaan en de
“tragedy” te voorkomen, deze zorgen voor:
o Duidelijke grenzen
o Congrueren voordelen en kosten
o Duidelijke normering
➔ Realistisch in eenvoudige, lokale gemeenschappen
→ Moeilijker te realiseren in meer complexe gemeenschappen
→ Globaal is dit onmogelijk omdat er te veel verschillen in belangen en
onderhandelingsposities zijn
Consumenten, producenten, en de efficiëntie van markten
Maximiseren de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid wel de totale welvaart van
kopers en verkopers?
➔ Het marktevenwicht weerspiegelt de manier waarop markten schaarse middelen
toewijzen.
➔ Welvaartseconomie beantwoordt de vraag of die marktallocatie ook maatschappelijk
wenselijk is
Welvaartseconomie:
5
, - Bestudeert hoe de allocatie van middelen de economische welvaart beïnvloedt.
- Kopers en verkopers hebben baat bij hun marktparticipatie.
- Het marktevenwicht maximiseert de totale welvaart van kopers en verkopers.
- Het consumentensurplus meet de economische welvaart vanuit het perspectief van de
koper.
o Bereidheid tot betalen is de maximale som die een koper wil betalen voor een
goed of dienst.
o Meet in welke mate de koper een goed of dienst waardeert
→ Het consumentensurplus is het verschil tussen de bereidheid tot betalen voor
een bepaald goed en het werkelijk betaalde bedrag
→ Meet het voordeel dat kopers ontvangen door de aankoop, zoals de kopers het
zelf percipiëren
→ Hoe hoger de prijs, hoe lager het surplus
- Het producentensurplus meet de economische welvaart vanuit het perspectief van de
verkoper
o Het bedrag dat een verkoper ontvangt voor een goed min de kost voor de
verkoper
o Het meet de baat voor verkopers van hun marktparticipatie
→ Hoe hoger de prijs, hoe hoger het surplus
Marktefficiëntie:
- Totale surplus (totale maatsch. welvaart) = Consumentensurplus + Producentensurplus
→ Totale surplus = Waarde voor kopers – Kost voor verkopers
- Efficiëntie is de eigenschap van een verdeling van middelen waarbij het totale
surplus ontvangen door de leden van een maatschappij wordt gemaximiseerd.
o Beleidsmakers zijn meestal niet alleen bekommerd om efficiëntie, maar ook om
rechtvaardigheid (equity)
- Drie inzichten omtrent het marktevenwicht
o Vrije markt wijst het aanbod toe aan consumenten die deze goederen het meest
op prijs stellen, zoals gemeten door hun bereidheid tot betalen.
6
, o Vrije markt wijst de vraag toe aan producenten die ze tegen de laagste kost
kunnen produceren.
o Vrije markt produceert precies die hoeveelheid goederen die de som van
consumenten- en producentensurplus, de maatschappelijke welvaart dus,
maximiseert
➔ Het marktevenwicht is dus een efficiënte toewijzing van de middelen.
➔ Laissez faire: het is alsof de ‘onzichtbare hand’ van de markt de kopers en
verkopers ertoe brengt de middelen efficiënt toe te wijzen
➔ Enkel wanneer er geen marktfaling is
o Externaliteit: staat voor de impact van de daden van een
persoon/bedrijf op het welzijn van een omstaander (die niet in de
transactie is betrokken).
o Marktmacht: staat voor de macht van een persoon/bedrijf om prijzen
ongepast sterk te beïnvloeden
o Imperfecte informatie: te weinig info hebben om rationeel juist te
kunnen beslissen (vb. geen juiste richtprijs kennen, niet kunnen
inschatten van eigen vervuiling, loonsbepaling)
Zie ook schematjes in cursus!!!
Vraag, aanbod en overheidsbeleid
In een vrije, niet gereguleerde markt, leiden de marktkrachten van vraag en aanbod tot
evenwichtsprijzen en hoeveelheden.
➔ Dit marktevenwicht is wel efficiënt, maar het is mogelijk dat niet iedereen er mee
tevreden is.
➔ Een van de maatschappelijke opdrachten van economisten is hun theorieën gebruiken
om het beleid te ondersteunen en te sturen.
Prijsmaatregelen:
- Worden meestal gebruikt wanneer de beleidsmakers geloven dat de marktprijs niet
rechtvaardig is tov de kopers of verkopers. Dit resulteert in door de overheid
opgelegde:
o Prijsplafond: een wettelijke maximum prijs tegen dewelke een goed kan
verkocht worden
o Prijsbodem: een wettelijke minimum prijs tegen dewelke een goed kan verkocht
worden.
7
, Hoe prijsplafonds de marktuitkomst beïnvloeden, twee mogelijkheden:
- Het prijsplafond is niet bindend indien het boven de evenwichtsprijs ligt.
- Het prijsplafond is bindend indien het onder de evenwichtsprijs ligt, wat dan leidt tot
een tekort.
Een bindend prijsplafond leidt tot
- Tekorten omdat QV > QA
o Benzinetekorten: in 1973 verlaagde de OPEC de productie van ruwe olie, wat
leidde tot hogere prijzen voor ruwe olie en dus tot hogere benzineprijzen
o Woningnood: de overheid kan maximale huurprijzen opleggen die eigenaars
mogen vragen aan hun huurders.
▪ Het doel van deze beleidsmaatregel is de minder gegoeden te helpen
door huurwoningen goedkoper te maken, dit leidt tot:
• Een bijkomend tekort aan huurwoningen van goede kwaliteit
(woningnood), zeker op lange termijn
• Maar ook een lagere huur voor diegenen die wel nog een
huurhuis vinden
▪ Deze maatregel heeft nood aan flankerend beleid
• De overheid zal zelf sociale woningen moeten bouwen om de
woningnood te lenigen
• De overheid kan ook de private markt stimuleren om te
investeren, bijvoorbeeld via renovatiesubsidies
8