Hoofdstuk 15 – Duurzaamheid
De ecologische voetafdruk (= de oppervlakte die nodig is om al onze grondstoffen te produceren en
ons afval te verwerken) is sinds 1961 wereldwijd meer dan verdubbeld
We hebben 50% meer grondstoffen nodig dan dat de aarde kan bieden
De gemiddelde West-Europeaan had in 2010: 8 hectare nodig om zijn behoeften te lenigen
terwijl elke wereldburger eigenlijk maar 1,8 hectare ter beschikking heeft
Oorzaak: stijgende consumptie van de rijke landen
Duurzaamheid: de juiste balans tussen mens, planeet en welvaart
= evenwichtige balans tussen de sociale, de ecologische en de welvaartsdimensie
De ultieme reden voor duurzaamheid ligt in onze verantwoordelijkheid voor de toekomstige
generaties
Duurzame ontwikkeling = de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder een
gevaar te vormen voor het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeftes te
voorzien
Eigenbelang of rekening houden met anderen?
Het nastreven van eigenbelang is vaak schadelijk voor anderen.
Wanneer iedereen voor het individuele belang kies, is dit schadelijk voor het collectief en lijden allen
verlies.
We kunnen ons verscheurd voelen tussen het verlangen om onszelf te bevoordelen en het besef dat
we voor de groep dienen te zorgen dilemma
Sociale dilemma’s: kenmerken
1. Het individu maakt de meeste winst als hij/zij enkel het eigenbelang nastreeft.
2. Als elk individu voor zichzelf de meest lonende keuze maakt, heeft dit nadeel voor de
anderen.
3. De schade die veroorzaakt wordt door het nastreven van het eigenbelang aan het collectief is
groter dan de waarde die het niet-coöperatieve individu wint.
Het gevangenendilemma
Een onderzoeksparadigma dat gemengde motieven schept. Deelnemers worden aangemoedigd tot
samenwerking door beloningen, maar worden verleid tot competitie door nog grotere beloningen.
Gevangenendilemmaspel (GDS)
Als de gevangenen samenwerken (niet bekennen) worden ze beide matig beloond: elk krijgt
1 jaar straf collectief belang
Als ze competitief reageren (bekennen) verliezen ze beide: 5 jaar straf voor beide
Als een van beide samenwerkt (niet bekent) en de andere reageert competitief (bekent)
krijgt de gevangen die zwijgt 10 jaar straf maar de verklikker krijgt helemaal geen straf.
Kan ook toegepast worden op organisaties en landen.
Zulke keuzes worden niet alleen eenmalig, maar ook vaak herhaaldelijk gemaakt, waarbij beide
partijen op elkaars eerdere keuzes kunnen reageren
,Gevangenisdilemmaspel (GDS)
Twee verdachten worden door de politie opgepakt. De
politie is ervan overtuigd dat deze personen een ernstig
misdrijf hebben gepleegd, maar ze kunnen bij gebrek aan
bewijzen alleen voor een klein vergrijp veroordeeld
worden.
Om voor het ernstig misdrijf veroordeeld te kunnen
worden, heeft de politie een bekentenis nodig
Daarom verhoort de politie de verdachten afzonderlijk en
tracht ze de twee gevangenen tegen elkaar uit te spelen
door strafvermindering aan te bieden aan de gevangene
die bekent.
In dit dilemma moeten de deelnemers dus kiezen tussen de optie om met de andere partij samen te
werken (zwijgen), of competitief te reageren (de ander verklikken).
Gevangenendilemma
Herhaalde aanbiedingen
Effectieve Strategieën
o Tit for tat: imitatie van zet van de tegenpartij (let op bij competitie)
Als de andere gevangene jou niet verklikt ga jij hem de volgende keer ook
niet verklikken
Samenwerking door de ene partij lokt bij de andere partij ook samenwerking
uit
Een competitieve houding van de ene partij lokt ook een competitieve
houding van de andere partij uit
MAAR, competitie is een sterkere determinant voor wederkerigheid dan
coöperatie
Gewijzigde versie van deze strategie
Bij competitieve keuzes van de andere partij niet steeds met een
competitieve zet te reageren, maar in een beperkt aantal gevallen
tot coöperatief reageren
Zo wordt vermeden dat de partijen opgesloten worden in een cyclus
van wederzijds opbod
o Win-stay, lose-shift: winnen-blijven, verliezen-veranderen
Individuen die deze strategie hanteren, blijven zich competitief of
coöperatief gedragen zolang dit lonend is
Stappen over op het tegengestelde gedrag als ze weinig of niets aan die
strategie verdienen
Stel dat de tegenpartij zich altijd coöperatief opstelt, dan zou deze
strategie voorschrijven dat je zelf competitieve keuzes maakt, omdat
je hierdoor het meeste verdient.
, Middelendilemma’s
Ontstaan als twee of meer personen dezelfde beperkte middelen delen
Commons dilemma brondilemma
Beperkte rijkdommen die zichzelf niet opnieuw genereren:
olie, steenkool, oerwouden, ozonlaag, vis…
Veelvuldig gebruik levert op korte termijn een persoonlijk
voordeel maar op langere termijn lijdt iedereen eronder
Brechner (1977)
Bak met 24 of 48 lichtjes, die elk een punt voorstellen
De deelnemers moesten op een knop duwen waardoor de
lichtjes voor hem een punt gaven, hierna doofde het lichtje
uit
Wie 150 punten haalt, krijgt 3 uur course credit
Regeneratie bron afhankelijk van graad van uitputting
o De lichtjes gingen uiteindelijk wel weer aan (net zoals er ook telkens nieuwe vissen in
de zee komen nadat mensen gevist hebben)
o MAAR: hoe meer lichtjes eruit waren, hoe minder snel de lichtjes terug gingen
branden
o De deelnemers vernietigden de bron door overconsumptie waardoor ze de
vooropgestelde 150 punten vaak niet verdienden
Publiek goederen dilemma
Bij dit soort dilemma wordt iedereen verondersteld tot het gemeenschappelijke goed bij te dragen:
het is nodig dat iedereen een individuele bijdrage levert, zodat het gemeenschappelijke goed samen
kan worden gerealiseerd
Iedereen kan in geval van nood er een beroep op doen (je hoeft niet bij te dragen, vb.
belastingen ontduiken)
Om in deze situatie het meest winst te halen, dienen we daarom zelf niks bij te dragen en te
hopen dat anderen de kastanjes uit het vuur halen.
Indien niemand bereid is het “publiek goed” ten koste van eigen tijd en middelen in stand te
houden verdwijnt het voor iedereen
Typische voorbeelden: de bloedbank van het Rode Kruis, inkomensbelasting, onderwijs,
publieke omroepen
De Cremer (2006)
o Studenten namen deel aan een taak waarbij ze geld konden verdienen voor zichzelf
en de groep.
o De groepsleden kregen elk een aantal punten, waarvan ze een vrij te kiezen deel
mochten investeren in een publiek goed = groepskas
o Na elke ronde werd het bedrag in de groepspot verdubbeld en gelijk onder de
groepsleden verdeeld
Ook diegene die niet bijdroegen kregen ‘hun’ deel
o Wanneer de contributies aan de groepskas zo laag waren dat een minimumbedrag
(=provisiepunt) niet overschreden werd, verdween het geïnvesteerde bedrag
o Individuele bijdragen > provisiepunt: bedrag in pot * 2, anders verdwijnt het bedrag
o Resultaten
Provisiepunt laag: rijke leden dragen evenveel bij als arme leden
Provisiepunt hoog: rijke leden dragen meer bij dan arme leden