1. SOCIALE COGNITIES
• Processen waarbij we informatie
o Verwerven / opslaan
o Integreren / organiseren
o Interpreteren
• Over mensen
o Anderen (sociale perceptie)
o Zichzelf (zelfperceptie)
Denkprocessen, gedachten – over mensen, iets sociaal
Hoe zie ik de ander, mezelf
1.1. SOCIALE SCHEMA’S
Schema’s – overzicht maken, structuur brengen
• Cognitieve structuur
• Waarin eerder verworven kennis
• Over een stimulus of concept
o Over personen, opvattingen, fysieke daden, feiten,..
o Kenmerken
o Relaties tussen die kenmerken
• Is gerepresenteerd
Sociale schema’s
• Wat we denken over onszelf
• Wat we denken dat anderen over ons denken
-> Sociale cognitie heeft invloed op ons zelfbeeld
-> Sociale context heeft invloed op ons handelen
Niet enkel het schema bepaalt hoe je je voelt – de gehele sociale context
Context is bepalend over hoe je je gedraagt
Zelfschema bevat de dimensies waarmee je jezelf beschrijft – eigenschappen
1.1.1. VOORBEELDEN
Prototype: soort gemiddelde van een specifieke groep mensen
-> Stereotype – veralgemening – vooroordelen?
-> Het meest typische van een groep – geen enkele van de groep zal volledig samenvallen met dit prototype
Script: verloop van opeenvolgende acties
-> Situatie op voorhand in ons hoofd, je weet hoe het gaat verlopen, wat je wel en niet mag doen
-> Als je iets vaker hebt meegemaakt, weet je ook beter op voorhand hoe iets ongeveer zal verlopen
!Gedrag niet conform aan script geeft meer info
-> Gedrag dat je niet verwacht in een bepaald script – geeft je meer info over die persoon
-> Gedrag dat wel verwacht wordt – geeft weinig info over de specifieke personen
1
,1.1.2. KENMERKEN
Gestalt
• Het geheel is meer dan de som van de delen 1+1=3
• Dingen zien als een geheel, niet de losse delen zien
Top-down of theory-driven
• Dingen beïnvloeden vanuit onze sociale schema’s – vertrekken vanuit schema
• Je vertrouwt op bestaande kennis en schema’s die je hebt opgeslagen en wellicht zijn die schema’s in
verschillende contexten bruikbaar
Voorbeeld: Je bent in het buitenland en ziet op straat iemand met een blauw uniform en een
kepie op. Je vermoedt dat het een politieagent is.
• Handig als we op zoek zijn naar patronen in onze omgeving
• Ook bottom-up of data-driven processing, waarbij we vertrekken vanuit ruwe feiten zoals die zich bij
ons aandienen, zullen uiteindelijk gekleurd worden door schema’s. Die roepen verwachtingen op.
Sturen persoonsperceptie
• Schema’s beïnvloeden aan welke persoonstrekken we bij voorkeur aandacht besteden bij de ander en
welke interpretatie we geven aan gedragingen.
• Vooral aandacht voor wat past binnen geactiveerd schema
• Aan de niet-passende info voorbijgaan of herinterpreteren
Schema’s beïnvloeden de herinnering
Experiment
• 2 groepen proefpersonen
• Vraag beantwoorden
• De persoon waarover ik straks ga spreken…
o Als bibliothecaris
o Als makelaar
• Dezelfde beschrijving voor beide groepen
• De info herinneren die binnen het plaatje past van het beroep dat er gegeven werd
• Vorm van priming
Prescriptief
• Schema’s bieden een beeld van hoe iets moet/kan zijn en stuurt ons gedrag
• Attributies (verklaringen voor iemands gedrag) zoeken die schema in stand houden – hoe het
waarschijnlijk wel zal zijn, volgens je schema, ook al hoeft dat niet zo te zijn en is iets helemaal anders
de oorzaak van dat gedrag
• Informatie die consistent is met schema, of consistent is gemaakt, wordt beter onthouden
• Need for cognition <-> need for certainty
-> Need for cognition: Reflecteren graag, nadenken over schema, makkelijker onverwachte informatie
zien
-> Need for certainly: Bevestiging zoeken voor schema, meer vasthouden aan eigen schema
Toegankelijker naarmate
• Vaker opgeroepen • Recenter opgeroep
2
,Door schema’s vlugger verwerking info
• Alle info makkelijker kunnen ordenen
• Ruimte om over andere dingen na te denken
Experiment
• 2 groepen
• Info zoeken over Indonesië + info krijgen over een persoon
• Toets over Indonesië en over die persoon
• Bij de ene groep, bleef het daarbij
• Bij de andere groep, op voorhand werd gezegd – de persoon is een skinhead
-> Sociaal schema al meegekregen
-> Ze konden de info makkelijk linken aan het schema dat ze al hadden
-> Meer ruimte om na te denken over Indonesië aangezien ze weinig aandacht moesten besteden aan
de info over de persoon
Informatie die consistent is met schema, of consistent is gemaakt, wordt beter onthouden
Waardoor groter deel van cognitieve vermogen vrij blijft voor andere taken
Label
• Mensen construeren op basis van wat ze waarnemen en ervaren een eigen sociale werkelijkheid
• Vooroordelen ipv werkelijkheid
Schema’s kunnen opgeroepen worden door een stimulus uit de omgeving.
Bepaalde informatie uit de omgeving kan een schema volledig of gedeeltelijk activeren.
Personen die laagbevooroordeeld zijn, activeren ook negatieve stereotypen in hun schema bij het zien van
bepaalde personen, maar proberen die vervolgens te onderdrukken. Hoogbevooroordeelde mensen betrekken
de geactiveerde stereotypen bij hun beoordeling van personen.
Je activeert natuurlijk niet bij alle stimuli stereotypen.
3
, 1.2. CONFIGUREREN
Hoe komt het dat bepaalde schema’s actief worden?
Hoe wordt zo’n schema opgebouwd?
Welk schema gebruiken we nu wanneer?
Hoe komt het dat we op bepaalde manieren denken?
• Verschillende effecten
• Effecten zorgen soms voor vertekening
• Welk effect optreedt kan altijd verschillen. Vb. soms eerder primacy effect, soms eerder
negativiteitseffect
1.2.1. OPVALLENDE KENMERKEN
• Wat opvalt, valt op. De opvallendheid van een kenmerk is een belangrijke factor bij het activeren van
schema’s.
o Naam
o Geslacht
o Huidskleur
• De hele persoonsbeschrijving zal vanuit deze centrale gegevens gestalte krijgen.
• Opvallendheid wordt bepaald door de context! – Iets valt zeker op als het anders is dan de rest.
1.2.2. PRIMACY EFFECT
Experiment
Hij is intelligent, ijverig, impulsief, kritisch, koppig en jaloers
POSITIEVER DAN
Hij is jaloers, koppig, kritisch, impulsief, ijverig en intelligent
• Informatie die wij eerst over iemand krijgen beïnvloedt het globale oordeel meer dan later verworven
informatie
• Je kan maar een keer een eerste indruk maken
• Eerste indruk: vooral door lichaamstaal
Verklaringen
• Aan later verkregen informatie wordt minder aandacht besteed
• Latere informatie geïnterpreteerd in het licht van vroegere informatie
-> bij in het schema passen dat al in je hoofd zat, linken
• Behoefte aan afsluiten, zodra men ongeveer een beeld heeft
-> conclusie trekken – “Ik weet genoeg.” – minder aandacht aan verdere info
Vb. Kunstenaars, muziekgroepen die vastzitten aan eerste etiket (bvb cd)
Vb. Sollicitatie, eerste dag op stage…
Jezelf ertegen wapenen
• Beseffen dat het een eerste indruk is en mensen meer kansen bieden
• Voldoende gemotiveerd en alert blijven, niet bezwijken onder de eerste impressies
• Belangrijke individuele verschillen in de drang om af te sluiten en het verlangen om ambiguïteit te
verminderen
4