, Opdrachten
Opdracht 1, pagina 98
Kies bij elke grafiek het juiste voorschrift zonder gebruik te maken van je rekentoestel.
1 2x - 1 x 4x - 5
a f(x) = b f(x) = c f(x) = d f(x) =
x x 2x - 1 2x - 2
1 y 3 y
4 4
2 2
x x
–4 –2 0 2 4 6 –4 –2 0 2 4 6
–2 –2
2 y 4 y
4 4
2 2
x x
–4 –2 0 2 4 6 –4 –2 0 2 4 6
–2 –2
Functievoorschrift a hoort bij grafiek 4,
functievoorschrift b hoort bij grafiek 3,
functievoorschrift c hoort bij grafiek 1
en functievoorschrift d hoort bij grafiek 2.
Opdracht 2, pagina 98
ax + b
In de vorige opdracht zijn de voorschriften van de vorm y = .
cx + d
3x + 3
Plot nu de grafiek van de functie met voorschrift y = .
x +1
Waarom ziet deze grafiek er anders uit dan die uit opdracht 1?
10
–10 10
–10
Deze grafiek is een rechte waaruit een punt ontbreekt. De teller is een
veelvoud van de noemer. Je kunt het voorschrift schrijven als
3(x + 1)
y = = 3 als x ≠ –1.
x + 1
144
, Rationale functies
Opdracht 3, pagina 104
Bepaal het domein en het nulpunt van de functies met gegeven voorschrift.
3x - 4 x-4
1 f(x) = 3 f(x) =
5x + 2 -3 x
2
dom f = R \ - , nulpunt: 4 dom f = R0, nulpunt: 4
5 3
2x 5- x
2 f(x) = 4 f(x) =
3x + 6 2x + 1
dom f = R \ {–2}, nulpunt: 0 dom f = R \ - 1 , nulpunt: 5
2
Opdracht 4, pagina 104
Bepaal een mogelijk voorschrift van een homografische functie f met dom f = R \ {4} en
nulpunt -2.
bijv. f: x |Æ x + 2
x – 4
Opdracht 5, pagina 104
Bepaal de asymptoten van de grafiek van de gegeven functies.
2x - 1 4x - 2
1 f: x |→ 4 f: x |→
x+4 -3 x - 1
1 4
VA: x = –4, HA: y = 2 VA: x = – , HA: y = –
3 3
x +3 -x
2 f: x |→ 5 f: x |→
5x - 3 x -3
3 1
VA: x = , HA: y = VA: x = 3, HA: y = –1
5 5
3 4x + 1
3 f: x |→ 6 f: x |→
x +2 2x
VA: x = –2, HA: y = 0 VA: x = 0, HA: y = 2
Opdracht 6, pagina 104
Geef een mogelijk voorschrift van een homografische functie f waarvan de grafiek als asymptoten
de rechten met vergelijking x = -5 en y = 4 heeft.
bijv. f: x |Æ 4x
x + 5
145
, Opdrachten
Opdracht 7, pagina 104
De lens van een camera heeft een brandpuntsafstand f = 5 cm. Staat een voorwerp op een afstand
x (in cm) van de lens, dan ligt het beeld aan de andere kant van de lens op een afstand y (in cm)
van de lens.
1 1 1 5x
Volgens de lenzenwet geldt + = of y = .
x y 5 x -5
1 Waar wordt het beeld gevormd als het voorwerp zich op zeer grote
afstand bevindt?
Als x Æ +•, dan nadert y naar 5.
Het beeld wordt gevormd in het brandpunt.
f
x y
2 Waar wordt het beeld gevormd als het voorwerp zich ongeveer
5 cm van de lens bevindt?
Als x Æ 5, dan nadert y naar +•.
Het beeld wordt gevormd op oneindig.
3 Op welke afstand x mag het voorwerp zich bevinden als de afstand y tussen de lens en de film
kan variëren tussen 5 cm en 5,5 cm (door de lens uit te schuiven)?
5 < y < 5,5
5x x > 5
• 5 < ¤ 5x – 25 < 5x ¤ –25 < 0 altijd voldaan
x – 5
5x x > 5
• < 5,5 ¤ 5x < 5,5x – 27,5 ¤ 0,5x > 27,5 ¤ x > 55
x – 5
Het voorwerp moet op een afstand van minstens 55 cm van de lens staan.
Opdracht 8, pagina 108
Stel de tekentabel op van de functies met voorschrift
4x x +2
1 f(x) = 2 f(x) =
x -3 -x -1
x 0 3 x –2 –1
4x – 0 + + + x + 2 – 0 + + +
x - 3 – – – 0 + –x - 1 + + + 0 –
f(x) + 0 – | + f(x) - 0 + | –
146