DEEL 1 – BASISCONCEPTEN
INLEIDING
Een faire melkprijs?
Heel wat Belgische melkboeren maken verlies door zeer lage prijzen op de markt van melk
-> gevolg van het overaanbod aan melk
Voordien gereguleerd met productiequota, maar gradueel afgebouwd en sinds 2015 mogen ze terug zo veel
produceren als ze willen
2012: Chinese vraag naar melkpoeder onverwacht sterk gestegen, waardoor te veel Europese landbouwer dachten
dat deze vraag hoog zou blijven en geïnvesteerd hebben
2015: Chinese vraag daalde terug + Russisch boycot van Europese landbouwproducten
Als alle melkboeren hun productie zouden halveren, zouden hun prijzen een pak stijgen -> wenselijk voor producent,
niet voor consument Prijsafspraken niet toegestaan in de Europese Unie
Wat is een ‘faire’ prijs?
Massaal werkloos door digitalisering?
Tussen 2015 en 2016 verdween ongeveer 15% van de tewerkstelling in de Belgische financiële en verzekeringssector
Barre toekomstvisies die doen denken aan de doembeelden bij de doorbraak van de eerste computers in 1980 ->
eerste computers hebben jobs vervangen, maar hebben er door hun rekenkracht meer gecreëerd.
Werkloosheid stijgt in de meeste landen zo goed als niet en ligt rond de 4%, wat in de buurt komt van de ‘natuurlijke’
of laagst mogelijke werkloosheid bij goed functionerende arbeidsmarkten
Les hieruit: beleidsmakers moeten het kader scheppen voor de maximale benutting van de digitale transformatie in
de rest van de economie
Besparen of niet besparen in tijden van crisis?
Wat doen met begrotingstekorten?
1. Fors besparen om begroting weer in evenwicht te krijgen
è Gevaar: leiding geven tot minder jobs & uitgaven vanuit de overheid waardoor begrotingstekort
nog toeneemt
, 2. Niet besparen om herstel van de ecenomie af te remmen
è Gevaar: verhogen van overheidsschulden
Na de crisis in 2008 koos elk land zijn eigen koers -> Nederland bespaarde, België niet
Nederlandse economie maakte hierdoor enkele moeilijke jaren door, terwijl België relatief goede groeicijfers kon
voorleggen
Enkele jaren later: Nederland had de besparingen verteerd, terwijl in België de overheidsschuld jaar na jaar toenam
Conclusie: geen twee crisissen zijn identiek, besparingen kunnen de economie versterken maar ook verzwakken
, 1. WAT IS ECONOMIE? WAT DOET EEN ECONOOM?
PROSUMENTEN = consumenten die ook goederen of diensten aanbieden in markten die voorheen
door de klassieke producten of bedrijven gepseeld werden
VB. Taxidiensten aanbieden, kamer verhuren, met zonnepanelen energie produceren
Adam Smith: An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776)
à Economie staat los van de filosofie of politieke economie
à Invisible hand: Vrije markt
à Economie: de studie van de productie en economische groei is het gevolg van specialisatie en kapitaalaccumulatie
of investeringen
SCHAARSTE = een middel is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen van een middel de
beschikbaarheid van dat middel overstijgen
zeldzaamheid, VB. hoge prijzen voor bekende schilderijen
! Zeldzame goederen zijn pas schaars als ze ook gewild zijn !
ECONOMIE = sociale wetenschap die keuze inzake productie en consumptie onder voorwaarden van
schaarste bestudeert, incl de gevolgen van deze keuzes voor de hele maatschappij
Keuzes maken à impact op schaarste à welvaart creëren
WELVAART = de mate waarin schaarste wordt verminderd
Toename economische productie à toename verwachtingen en behoeften
ECONOMISCHE BEHOEFTEN = de verlangens van de mens waaraan hij/zij slechts kan voldoen door het
inzetten van schaarse middelen
Zijn onze behoeften onbeperkt?
1.1 KEUZE, AFRUIL EN OPPORTUNITEITSKOSTEN
OPPORTUNITEITSKOST = de niet gerealiseerde opbrengst van het best mogelijke alternatief voor de
gemaakt keuze. De oppotuniteitskost meet de gemiste opbrengst van een alternatief
middelengebruik en is meestal de belangrijkste kost van een afruil (= alternatieve kost)
,è Impact op de winstberekeningen: “In economische context worden voor de winstbereking de opbrengsten
verminderd met de kosten, inbegrepen de opportuniteitskosten.”
ECONOMISCHE WINST = de opbrengsten verminderd met de kosten, incl de opportuniteitskosten
! De exacte bepaling van de opportuniteitskost in een specifieke context is sterk afhankelijke van het gehanteerde
tijdsperspectief !
1.2 KOSTEN TEGENOVER BATEN; SHORTCUTS OF DE MARGINALE ANALYSE
MENTAL SHORTCUT = een eerder intuïtieve beslissingsregel door het onvermogen om alle informatie
te verwerken of doordat relevante informatie ontbreekt
Optimale beslissing in vele situaties = marginale baten <-> marginale kosten
MARGINALE KOSTEN = de kosten van een bijkomende eenheid inspanning, output of productie
MARGINALE BATEN = de baten of opbrengst van een bijkomende inspanning, output of productie
VB. 6de studiejaar levert minder baten op
1ste jaren productieviteit zeer hoog,
naarmate de tijd veel lager
1.3 HET GEBRUIK VAN MODELLEN EN AANNAMES
! Modellen zijn ALTIJD vereenvoudigingen van de werkelijkheid !
CETERIS PARIBUS = veelgebruikte aanname in de sociale wetenschappen. Deze Latijnse term
betekent letterlijk ‘het overige gelijk blijvend’. Deze term wordt gebruikt om aan te duiden dat we bij
de studie van het verband tussen een aantal economische grootheden aannemen dat alle overige
verklarende factoren niet wijzigen.
VB. Prijs vliegtuigtickets: geen rekening gehouden met plotse terroritsiche aanslagen, lokale ziekten, armoede, …
,PERFECTE INFORMATIE = de aanname dat alle kopers en verkopers in een bepaalde markt een
perfecte kennis hebben van de prijs, het nut de kwaliteit en de productiekosten van het betreffende
goed (of de betreffende dienst)
Economische modellen zijn geen doel op zich maar willen ons begrip van een zeer complexe realiteit verhogen.
Organisatie: OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Sensitiviteitsanalyse = een pragmatisch antwoord van modelbouwers op het onbreken van perfecte informatie
1.4 MODEL 1: DE GRENS VAN DE PRODUCTIEMOGELIJKHEDEN
PRODUCTIEFACTOREN = de schaarse middelen die producenten inzetten om tot een productie te
komen
PRODUCTIEMOGELIJKHEDENGRENS = een curve die de maximale productie van combinaties van twee
goederen voorstelt bij stabiele productiefactoren en technologie
- 2 producten: ananas & kokosnoot
- 2 productiefactoren: bepaalde hoeveelheid
landbouwgrond & aan diensturen
- Technologie: hakmes
à Blijft stabiel è Perfecte informatie
Indien meer produceren van iets anders à altijd iets
opgeven = schaarste
B à C : 2kg ananas à 1kg kokosnoot : opportuniteitskost is bij elke veschuiving anders
Heterogeniteit van de productiefactoren wordt weergegeven door de concave PMG
VB. niet elk stuk grond of arbeider is even geschikt voor de ananasproductie
PARETO-EFFICIËNTIE = een verdeling van productiemiddelen is Pareto-efficiënt als je van geen enkel
goed meer kunt produceren zonder van een ander goed minder te produceren. Alle punten op de
PMG, en alleen deze, zijn Pareto-efficiënt
Onder de PMG: Pareto-inefficiënt Boven de PMG: onbereikbaar door schaarste
, Productie kokosnoten neemt toe door technologische
verbetering (nieuwe werktuigen)
- Dit geldt niet voor ananasproductie
- A: geen verandering
- E: grootste verandering
è ongelijke verschuiving naar boven
è winst op schaarste van beide producten
ECONOMISCHE GROEI = een toename van het niveau van de economische activiteit
VB. Migratie è toename aanbod van abreiders, nieuwe technologieën, …
Gelijkmatige verschuiving van de PMG
DOOR: toename productiefactoren, verbering
technologie, …
Soms: economie produceert minder dan mogelijk à inefficiënt punt onder PMG à kan uitlopen tot recessie
RECESSIE = een tijdelijke afname van het niveau van de economische activiteit die minstens twee
kwartalen aanhoudt
1.5 MODEL 2: DE ECONOMISCHE KRINGLOOP
DOOR: François Quesnay: Tableau Economique: een model van een landbouweconomie in de vrom van een
economische kringloop. (met investeringen in nieuwe akkers, jonge dieren, … )
ECONOMISCHE KRINGLOOP = een schematisch model van de werking van de economie dat de
relaties tussen de verschillende economische agenten als een systeem illustreert
, Een eenvoudige versie met zowel reële stromen als
daartegenover staande geldstromen
Economie = een ecosysteem
Een kringloop waar middelen continu rondstromen en
agenten beslissingen nemen over die middelen.
VB. Lonen verlagen à koopkracht verlaagt
Een complexe versie met enkel geldstromen
+ overheid (belastingen, lonen betalen, intrest, subsidies,
transfers, …)
(België: overheid = +50% van de economie)
+ rest van de wereld (import, export, leningen,
investeringen, …)
Mariel Boatlift van 1980
Fidel Castro opende de haven van Mariel om tijdelijk jonge Cubanen te laten migreren naar Miami (+ gebruikte deze
gelegenheid om misdadigers en psychiatrische patiënten te verschepen)
Na een tijdje terug grens gesloten op leegloop land te voorkomen (emigratie vanaf toen zware misdaad)
Hierdoor steeg de beroepsbevolking in Miami met 7%
Analyse arbeidsmarkt Miami: een jaar kleine impact, na 3 jaar een beter presterende arbeidsmarkt dan de omliggende
steden
è toont positief resultaat van migratie aan
, 2. HET INDIVIDU IN DE ECONOMIE
De economie zal als discipline altijd blijven evalueren en een definitieve of finale afbakening is niet mogelijk of
wenselijk. VB. Door blijvend evoluerende technologie (AI)
! De werking van de markten – het relatieve belang van de productiezijde tegenover de consumptiezijde – de rol van
de overheid – de rol van het individu !
2.1 DE KLASSIEKE SCHOOL
= minimale overheid en maximale laisser-faire
Adam Smith (1723-1790)
Specialisatie leidt tot een toename van de productiviteit en dus tot welvaart
VB. Bakker/slager/… doen enorm hun best en streven naar hoge omzet of eigenbelang
<-> Bandwerk: monotoon zonder voldoening
EIGENBELANG = eigenbelang is het nastreven van het eigen maximaal nut
DE ONZICHTBARE HAND = het idee dat het nastreven van eigenbelang in een markt van vrije
mededinging leidt tot maximale welvaart
Jean-Baptiste Say (1767-1832)
Goede aansluiting bij kringloopgedachte
DE WET VAN SAY = elk aanbod creëert zijn eigen vraag
Een recessie of sterke terugval is het gevolg van exogene factoren zoals het uitbreken van een oorlog of terrorisme.
Door het NIET ingrijpen van de overheden bleef de recessie soms heel lang duren. VB. Crisis 2008
David Ricardo (1772- 1823)
Theorie over de comparatieve voordelen:
Het grootste deel van het nationale inkomen vloeit naar de kapitalisten, want zij kunnen investeren en nieuwe
jobs creëren
De kapitalistische maatschappij of economie:
1. De kapitalisten of eigenaars van productief kapitaal zoals machines
2. De werkende klasse of arbeiders en landbouwers
3. De grondeigenaars
, 2.2 DE NEOKLASSIEKE SCHOOL
Ontstaan rond 1870: William Stanley Jevons, Leon Walras, Alfred Marshall, Arthur Pigou
Econonie à Zelfstandige discipline (vroeger meer ploitieke economie)
Meer aandacht voor de vraagcondities
è waarde goed hangt af van het nut dat dit goed biedt voor consumenten
(vroeger waarde gebaseerd op de productiekosten)
è aanbodzijde en nu ook vraagzijde op meer complexere manier analyseren
NUT = de voldoening of algemene tevredenheid die consumenten halen uit de consumptie van een
bepaald goed of een bepaalde dienst
!! Nut is NIET meetbaar of bepaalbaar op zich, WEL leveren sommige keuzes meer nut op dan andere. !!
HOMO ECONOMICUS
Autonome preferenties: kent eigen voorkeuren en handelt vanuit die voorkeuren
Hyposthese: consumenten of producenten streven naar maximaal nut of maximale winst
Rationeel handelen: afwegingen maken van keuzes en rekening te houden met onzekerheden omtrent de toekomst
Eigenbelang: handelen naar maximale met minimale inzet
+- = klassieke school: de vrijemarktwerking waarbij iedereen streeft naar eigenbelang mag zo weinig mogelijk
worden verstoord en zal spontaan in evenwicht blijven
1920: Arthur Pigou: eerste econoom die pleitte voor overheidcorrecties indien de vrije marktwerking negatieve
gevolgen veroorzaakt voor partijen die niet deelnemen aan de markttransacties
VB. milieuvervuiling
EXTERN EFFECT = effecten voor externen die niet betrokken zijn bij de onderliggende
markttransacties
Informatie-economie O.l.v. George Akerlof, Michael Spence, Joseph Stiglitz
è benadrukken van het frequente falen vrije markteconomie & imperfecte informatie
ASSYMETRISCHE INFORMATIE = een ongelijkmatige beschikbaarheid van relevante informatie
waardoor één marktpartij een informatievoordeel kan uitbuiten ten opzichte van een andere
marktpartij
è verstoring normale marktwerking & aantrekking “slechte” klanten
ADVERSE SELECTIE = situatie waarbij een partij op de markt vooral tegenpartijen aantrekt die de partij
in kwestie schade kunnen betrokkenen. Zo kan een bedrijf klanten aantrekken die het liever niet wil.
, Aankaarting problematiek door George Akerlof in “The marktet for Lemons: Quality Uncertainty and the Market
Mechanism”: Op de markt voor tweedehandswagens zijn er goede wagens en slechte wagens (=lemons)
De koper kan zelf amper zien welke goede op slecht zijn & wil zo weinig mogelijk betalen
De verkopers van goede wagens krijgen zo te weinig geld voor de auto’s en stoppen ermee
Enkel de “slechte verkopers”(=lemons) blijven over
! Geen malafide autoverkopers, enkel assymetrische informatie !
è OPL: kwaliteitscertificaten, minimale garantieperiode, …
è 2001: Nobelprijs Economie voor onderzoek naar assymetrische informatie
Moreel wangedrag
Na de overeenkomst kan het gedrag van 1 vd 2 partijen sterk veranderen, zonder het besef van de andere partij.
VB. Mensen met omniumautoverzekering beginnen soms meer risico’s te nemen in het verkeer
è Stijgende premie indien ongeval
MORAL HAZARD = veranderingen in het gedrag van een marktpartij ten nadele van een andere marktij
nadat het risico van haar eigen daden is verschoven naar die andere marktpartij. De oorzaak is dat het
gedrag zelf moeilijk te observeren is.
2.3 DE MARXISTISCHE SCHOOL
Karl Marx (1818-1883)
- Oerklassieke school door vraagzijde in economie amper te bespreken en producten te waarderen op basis van
geïncorporeerde arbeidswaarde. (<-> neoklassieke school)
- De productie is de basis van de sociale orde
- Technologiën veranderen à maatschappij ook
- NU +- van toepassing: opkomst internet, digitalisering, … verandert onze maatschappij, politiek, cultuur, …
- Technologie werd maatstaf i.p.v. godsbeeld
- Kapitalisme = tijdelijke fase è communisme met een planeconomie
PLANECONOMIE = een centraal geleide economie of een staatkundig economisch beleid waarbij de
productiemiddelen in handen zijn van de staat. De staat bepaalt wat er geproduceerd wordt en legt
ook de prijzen vast.
Klassieke econoom: arbeiders waren er voor een inzetbare productiefactor
Marx: het kapitalisme zou vanzelf bezwijken onder inherente coördinatieproblemen ten gevolge van de toenemende
concentratie en monopolisering
Wanneer kapitalisten na nodige crisissen zelf realiteit onder ogen zagen zou het communisme volgende stap zijn.