Strafprocesrecht
Studiemateriaal
- Nieuwe editie van het handboek “Overzicht van het Belgisch strafprocesrecht”.
- Collegenotities
Examen
- Mondeling examen met schriftelijke voorbereidingstijd.
- 3 vragen: 1 hoofdvraag + 2 bijvragen.
- Voorbereidingstijd van ongeveer 45 minuten.
- 3 pakketjes van steekkaarten en uit elke stapel zal er 1 vraag worden getrokken mag niet
op geschreven worden.
- De prof leest de schriftelijke voorbereiding en vraagt om te verduidelijken, vervolledigen en
te verbeteren.
- De mondelinge verderzetting duurt ongeveer 15-20 minuten.
- Wetboek mag op het examen worden gebruikt
De cursus bestaat uit 10 hoofdstukken en daar zit een logische structuur in. We gaan eerst alle
elementen/puzzelstukken bespreken die we nodig hebben voor de procedure en dan gaan we naar
de procedure zelf kijken.
Welke puzzelstukken hebben we nodig?
o De organen en de personen die betrokken zijn in de strafprocedure (bevoegdheden, statuut
van de organen HFD 1).
o In hoofdstuk 2 gaan we gaan kijken naar de twee vorderingen die uit een misdrijf kunnen
ontstaan: een strafvordering (HFD 2) en een burgerlijke vordering (HFD 3).
Daarna duiken we echt in de procedure en gaan we gaan kijken naar hoe het misdrijf wordt
onderzocht Door een vooronderzoek: dat kan een opsporingsonderzoek zijn (HFD 4) onder leiding
van de procureur des konings en dat kan een gerechtelijk onderzoek zijn (HFD 5) onder leiding van de
onderzoeksrechter. In het gerechtelijk onderzoek kan men meer dingen doen dan in een
opsporingsonderzoek, namelijk dwangmaatregelen nemen, vb. een huiszoeking, telefoontap en ook
een vrijheidsberoving, nl. de voorlopige hechtenis (zie HFD 6).
Op het einde van het gerechtelijk onderzoek moet de raadkamer kijken of er geen bezwaren zijn of
niet. Zo ja verwijst ze naar de correctionele rechtbank, zo niet zal ze buiten vervolging stellen. Die
procedure van de regeling van de rechtspleging vinden we terug in hoofdstuk 7.
Na het vooronderzoek gaan we over van het vooronderzoek naar de vonnisrechters. De rechter ten
gronde zal oordelen over schuld en onschuld. In hoofdstuk 8 verzamelen we een aantal algemene
principes die gelden voor gelijk welke vonnisrechter (de politierechtbank, de correctionele rechtbank,
het Hof van Beroep en het Hof van Assisen). De principes die de procedures beheersen (de algemene
principes Bv. het bewijsrecht in strafzaken zitten vervat in hoofdstuk 8 (Bv. het taalgebruik).
In hoofdstuk 9 overlopen we alle vonnisgerechten die er zijn. Er zijn er vijf (de politierechtbank, de
correctionele rechtbank, het Hof van Beroep en het Hof van Assisen), met de procedure die voor die
vijf rechtbanken geldt.
Ten slotte, waar eindigt de procedure voor een vonnisgerecht? Bij een beslissing. Tegen die beslissing
kunnen er rechtsmiddelen worden aangewend. In het laatste hoofdstuk worden de rechtsmiddelen
behandeld (nl. het verzet, hoger beroep en het cassatieberoep) daarnaast zijn er nog andere
,rechtsmiddelen die we nu niet gaan behandelen beperken tot de drie klassieke/gewone
rechtsmiddelen in strafzaken.
Inleiding
De organen die het strafprocesrecht beheersen. Dit zijn er een aantal: het openbaar ministerie, de
onderzoeksgerechten (de raadkamer, de kamer van inbeschuldigingstelling), de vonnisgerechten, de
strafuitvoeringsrechtbank.
De voornaamste partijen buiten het OM: de vermoedelijke dader, het slachtoffer (kan ook een
procespartij worden), burgerlijke aansprakelijke partijen (zij die moeten opdraaien voor de financiële
gevolgen van het misdrijf) en de tussenkomende partijen (dit zijn partijen die tussenkomen om de
ene of de andere partij te ondersteunen.
Vooraleer we hier toe komen moet er eerst een korte omschrijving worden gegeven van wat het
strafprocesrecht is:
Er kunnen 4 fasen worden onderscheiden
1. De fase van het onderzoek:
- Het onderzoek kan ofwel een opsporingsonderzoek zijn onder leiding van de Procureur des
Konings ofwel een gerechtelijk onderzoek onder leiding van de onderzoeksrechter. Het
merendeel van de onderzoeken in de eerste fase zijn opsporingsonderzoeken (meer dan 95%
van alle onderzoeken zijn opsporingsonderzoeken). Dat betekent dat het OM een
sleutelfiguur is in de fase van de opsporing
1. De tweede fase is de fase van de vervolging:
- Dit gebeurt door het OM. Het OM is dus ook een sleutelfiguur in de tweede fase, in de fase
van de vervolging. Dit is het daadwerkelijk voor de rechter brengen van de beklaagde.
1. De derde fase is de fase van de berechting:
- Dit is een taak voor de vonnisgerechten, waarbij de vonnisrechter moet beslissen over schuld
of onschuld en als hij beslist over schuld over welke straf hij zal opleggen.
1. De vierde fase is de fase van de strafuitvoering:
- Als er besloten wordt tot schuld en tot het opleggen van een straf.
Wat is de finaliteit van het strafprocesrecht? De waarheid aan het licht brengen en wanneer de
waarheid aan het licht is gebracht (door het onderzoek) een beslissing nemen die zowel naar recht
als rechtvaardigheid aanvaardbaar is over de bevoegdheid van de rechter, de ontvankelijkheid van de
strafvordering en de gegrondheid van de strafvordering.
Om dit doel te bereiken kun je de nadruk leggen op twee verschillende aspecten van het
strafprocesrecht en als men wil weten wat voor een soort staat een vreemde staat is dan vraagt men
niet naar de Grondwet van die staat want daar staan verschillende dingen in die niet waar zijn (Bv. de
koning benoemt en ontslaat de ministers, de koning verklaart de oorlog), maar dan moet men is gaan
kijken naar hoe het strafprocesrecht eruitziet. Men kan heel veel afleiden van het strafprocesrecht
over de aard van een bepaalde straf.
Het strafprocesrecht kan ofwel een rechtsinstrumentele invalshoeken hebben. Met
rechtsinstrumenteel wordt bedoeld: we moeten er voor zorgen dat alle schuldigen gestraft worden.
,Het belang van het strafprocesrecht ligt dan bij de gemeenschap die er belang bij heeft dat alle
schuldigen gestraft worden en daarom moet men het recht zo instrumenteel mogelijk maken en
minder belang hechten aan de rechten, vrijheden en waarborgen van het individu die zijn
ondergeschikt aan het algemeen belang en het algemeen belang is: misdaad mag niet lonen,
schuldigen moeten gestraft worden.
Een andere visie op het strafprocesrecht is de rechtbeschermende visie waarbij iemand die in de
waanzin van een strafproces betrokken wordt, rechten moet hebben, die moet beschermd worden,
inzage hebben in het strafdossier, beroep kunnen doen op een advocaat, hij moet beroepsmiddelen
kunnen aanwenden tegen beslissingen waarmee hij het niet eens is dat is de rechtbeschermende
functie van het strafprocesrecht.
Als men de nadruk legt op de rechtsinstrumentele functie van het strafprocesrecht dan heb je eerder
autoritaire regimes waarbij in elk geval alle schuldigen gestraft worden, maar samen met de
schuldigen ook heel wat onschuldigen.
Als men daarentegen de nadruk legt op de rechtsbescherming dan zal je er voor zorgen dat nooit een
onschuldige gestraft wordt want men geeft die zoveel waarborgen dat die dat kan belemmeren,
maar dat heeft tot gevolg dat een aantal schuldigen ook niet gestraft worden. Als men teveel de
nadruk legt op de rechtsbescherming, dan zorgt men ervoor dat geen onschuldigen gestraft worden,
maar dat niet alle schuldigen gestraft worden. Men heeft dan de nadruk gelegd op het belang van
het individu en niet op het belang van de gemeenschap (het belang van de gemeenschap is dat alle
schuldigen gestraft moeten worden.
Er moet een evenwicht zijn tussen deze twee functies: men moet voldoende rechtsinstrumentaliteit
hebben zodanig dat het strafprocesrecht functioneert en het mogelijk is om tot een uitvoerbare straf
te komen, maar anderzijds mag het niet zo rechtsinstrumenteel zijn dat degene die in zo een
strafproces wordt gezogen de speelbal wordt van krachten waar hij geen enkele invloed op heeft
De zoektocht naar dit evenwicht is zeer moeilijk.
We hebben voorbeelden in ons recente strafprocesrecht van zaken waar de rechtsbescherming
enorm is benadrukt Bv. de Salduz bijstand bij verhoor. Het Salduz-arrest dateert van 2008. Sinds de
Salduz-wet heeft iedereen die verhoort wordt recht op bijstand van een advocaat. Sinds de tweede
Salduz-wet van 2016 heeft zelfs een getuige die verhoort wordt recht op bijstand van een advocaat
dit is volgens de professor een voorbeeld waarbij men te veel overhelt naar rechtsbescherming.
Een voorbeeld waarbij men te veel overhelt naar rechtinstrumentaliteit: afschaffen van
verjaringstermijn voor alle seksuele misdrijven (onverjaarbaarheid van seksuele misdrijven gepleegd
t.a.v. minderjarigen).
Voorbeeld: voyeurisme t.a.v. een minderjarige is onverjaarbaar, maar moord op een minderjarige
verjaart wel.
Dit is de oefening die elk strafprocesrecht moet maken: rechtsbescherming – rechtsinstrumentaliteit.
Het Wetboek van Strafvorderingen dateert van 1808 en daar heeft men dan altijd dingen aan
toegevoegd (“koten“ aan bijgebouwd). Men zou eigenlijk is alles moeten afbreken en van nul
beginnen. Dat heeft men al verschillende keren geprobeerd (ontwerp afgeketst door alle andere
actoren van strafprocesrecht).
In dat wetboek van 1808 heeft de wetgever gezegd dat hij het evenwicht tussen rechtsbescherming
en rechtsinstrumentaliteit chronologisch tot stand gaat brengen:
, - Tijdens het onderzoek: rechtsinstrumentaliteit: geen rechten voor de verdachte die is het
lijdend voorwerp van het onderzoek. Hij heeft geen enkele mogelijkheid om daar sturing aan
te geven.
- Eens het onderzoek is afgerond en we komen in het zonlicht van de vonnisrechter:
rechtsbescherming: een niet geheim, maar openbaar, tegensprekelijk karakter.
Vroeger begon de taak van een strafadvocaat bij de dagvaarding. Tijdens het onderzoek waren zij
niet aanwezig. Pas als het onderzoek afgesloten werd begon hun taak. Nu is men tijdens het
vooronderzoek wel actief men heeft een heleboel rechten.
Het vooronderzoek was dus inquisitoriaal en het onderzoek ter terechtzitting accusatorisch Maar
dit is nu verlaten: er zijn nu meer en meer accusatorische (= tegensprekelijk) elementen in het
vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting is meer inquisitoriaal geworden in die zin dat de
strafrechter meer en meer een actieve rechter is.
In een inquisitoriale procedure is de rechter actief: hij gaat actief op zoek naar de waarheid. In een
accusatorisch procestype is de rechter passief.
Hoofdstuk I: organen en personen bij het strafproces
betrokken
I. De gerechtelijke politie
A. Algemeen
De politiediensten worden onderscheiden in bestuurlijke politie en de gerechtelijke politie. Dat zijn
geen organieke termen, maar dat zijn termen die verwijzen naar hun taak: er zijn taken van
bestuurlijke politie en taken van gerechtelijke politie , maar er zijn geen organen die alleen maar
bevoegd zijn voor bestuurlijke taken of gerechtelijke taken.
Vroeger was dat wel zo: vroeger was er de gemeentepolitie (bestuurlijke politie) en de rijkswacht
(gerechtelijke politie), maar sinds de eenmaking van de politiediensten in 1998 is dat niet meer zo.
Nu zijn er nog de lokale politiediensten (per politiezone) en de federale politie (voor heel het
grondgebied van het rijk). Zowel de lokale politie als de federale politie oefenen taken uit van
bestuurlijke politie en van gerechtelijke politie.
Wat is bestuurlijke politie? Dat is preventieve politie: ordehandhaving, bescherming van personen,
vermijden dat er misdrijven zouden gepleegd worden.
Dat doet de politie dan (welke dienst het ook is: lokaal of federaal) o.l.v. de bestuurlijke overheden
(= de minister van binnenlandse zaken). Wanneer politiediensten taken van bestuurlijke politie
uitoefenen zijn zij onderhevig aan de hiërarchie van de minister van binnenlandse zaken als top van
de bestuurlijke politie.
Wat zijn dan taken van gerechtelijke politie? Dit zijn repressieve taken: wanneer er een misdrijf is
gepleegd (als de bestuurlijke politie er niet in geslaagd is het plegen van misdrijven te voorkomen en
er daadwerkelijk een misdrijf gepleegd is) moeten bewijzen worden verzameld, de dader moet
worden geïdentificeerd en ze moeten voor de rechtbank worden gebracht dat zijn taken van
gerechtelijke politie of regressieve taken (die reageren op het gepleegde misdrijf).
Wanneer de politiediensten die taken uitoefenen staan ze onder de bevoegdheid van de
gerechtelijke overheden met aan de top de procureur generaal bij het Hof van Beroep. Wanneer een
politieambtenaar taken van gerechtelijke politie uitoefent staat hij onder het toezicht en het gezag
van de gerechtelijke overheden, en dat is de procureur generaal bij het Hof van Beroep.
, Elke politiedienst (lokale of federale politiedienst) dient dus twee overheden: hij dient de bestuurlijke
overheden wanneer hij taken van bestuurlijke politie uitoefent en hij dient de gerechtelijke
overheden wanneer hij taken van repressieve politie uitoefent.
We hebben een controleorgaan op de goede werking van de politie: het vast Comité van toezicht op
de politiediensten of het vast Comité P. Als iemand vind dat die door een politieman onterecht wordt
bejegend kan men klacht indienen bij het Comité P.
Naast de politiediensten bestaan er ook inlichtingendiensten. Zij gaan niet op zoek naar de concrete
misdrijven … . Van zodra die inlichtingendiensten informatie bekomen via hun inlichtingennetwerk
dat concreet genoeg is en wijst op een misdrijf moet dat naar de gerechtelijke politie gaan. Zij
moeten dat dan declassificeren. Ook hier controleorgaan: vast comité I.
De politiediensten zijn sinds 1998 eengemaakt: er is 1 politiedienst (vroeger 3). Van zodra er 1
politiedienst was heeft men het terug opgesplitst in een lokale en federale politie.
- Lokale politiediensten voeren zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken uit, maar op het
grondgebied van hun gemeente of hun politiezone. Per politiezone is er een lokale
politiedienst. Die politiezones kunnen ofwel 1 gemeente bevatten ofwel meerdere
gemeenten:
1 gemeentezone: die politie staat onder het hoofd van de burgemeester en de
gemeenteraad, maar daarnaast zijn er ook meer gemeentezones
meerdere gemeentezones: 1 lokale politiedienst voor meerdere gemeenten. Die vallen
dan onder een politiecollege en een politieraad. Het politiecollege bestaat uit alle
burgemeesters van de deelnemende gemeenten. De politieraad is (naar verhouding van het
bevolkingsaantal) een afvaarding uit de verschillende gemeenteraden van de samenstellende
gemeenten.
De federale politie houdt zich niet bezig met lokale fenomenen, maar met supralokale fenomenen.
Een tweede reden om naar de federale politie te gaan is de gespecialiseerdheid van de taak die moet
worden uitgevoerd er zijn speciale taken die alleen maar door de federale politie worden
uitgevoerd.
De federale politie staat onder leiding van een commissaris-generaal. De commissaris-generaal staat
aan het hoofd van de federale politie .. verschillende directies/ diensten… .
Binnen de federale politie zijn er nog een aantal speciale afdelingen:
- De centrale dienst voor de bestrijding van de georganiseerde economische en financiële
delinquentie, de centrale dienst voor de bestrijding van corruptie (CDBC), federal computer
crime unit (FCCU),…
Politiediensten hebben geen eigen initiatiefrecht: zij mogen niet zelf een onderzoek beginnen, maar
zij moeten aangewezen en gevorderd worden. Zij hebben wel een vaststellingsbevoegdheid, maar
wanneer zij een misdrijf vaststellen moeten zij dat onmiddellijk melden aan de Procureur des Konings
die dan zal zeggen wat er moet gebeuren.
De politiediensten hebben geen eigen initiatiefrecht 1. Ze hebben een
vaststellingsbevoegdheid, maar vanaf dan worden ze aangestuurd door de gerechtelijke
overheden (= de PdK of een onderzoeksrechter). Zij zeggen dan aan de politiediensten wat ze
moeten doen. Dat aanwijzings- en vorderingsrecht behoort dus tot de gerechtelijke
overheden, maar dat is onderhevig aan twee belangrijke principes:
1
In een democratische rechtstaat is dat van groot belang