Publiek recht
A. Inleiding
1. Wat is recht?
2. Indeling van het recht
3. Bronnen van het recht
Verantwoording:
• Iedereen wordt met recht geconfronteerd
• Is het recht rechtvaardig?
- Vrouwenrechten: in sommige landen mogen vrouwen niet met auto’s rijden
(=vrouwen zouden zogezegd minder goed zijn in oriëntatie dan mannen)
• Rechtvaardigheid: een subjectief begrip = niet bruikbaar in het recht: wat voor de
ene rechtvaardig is, is dat niet altijd voor de ander
• Recht ordent de samenleving
• Iedereen wordt geacht de wet te kennen: is soms een probleem voor lager
geschoolden/jongeren
• Belang van deze cursus:
- Mogelijke juridische problemen kunnen aanvoelen
- Over de nodige tools beschikken om de wisselende wetgeving te kunnen
opzoeken
1. Wat is recht?
Begrippen:
Objectief recht:
‘Het recht zoals je het kan vinden in de wet, de rechtsregels zoals ze door de wetgever
zijn opgesteld, wat geldig is voor iedereen.’
• Rechtsregel die wordt overtreden (Bv. stoppen voor het rood licht)
• Je moet altijd controle houden over het stuur
• Volg je de regels niet: krijgen van boete, gevangenisstraf, materiële schade,
emotionele schade, …
Subjectief recht:
‘Aanspraak die een persoon tegenover een ander kan laten gelden op basis van het
objectief recht’
• Het recht dat je ontleent aan het objectief recht. (Bv. het recht op
schadevergoeding)
• Overheid heeft recht om mensen te straffen -> overheidsapparaat dwingt ons om
in de pas te lopen -> als je dodelijk ongeval veroorzaakt, zal je voor de wetgeving
moeten komen
Rechtssubject:
‘Het subject dat de handeling stelt, de spelers in het juridisch steekspel, persoon die via
het objectief recht bevoegdheden krijgt.’ Zijn zowel natuurlijke als rechtspersonen (Bv.
het slachtoffer of zijn nabestaanden)
Rechtsobject:
‘De inzet van het geschil. Datgene wat het rechtssubject dient, wat hij wil, het
rechtsbelang of de rechtsverplichting.’ (Bv. schadevergoeding/celstraf)
1
, • Datgene waarover het gaan in de rechtbank
• Wat is de straf, wat is de schadevergoeding, …
Rechtsfeit:
‘Een feit of een handeling die ongewenst, ongewild en onbedoeld juridische gevolgen
heeft.’ (Bv. door rood licht rijden)
Rechtshandeling:
‘Een handeling die bewust, gewild en bedoeld juridische gevolgen heeft.’ (Bv.
schadevergoeding eisen via een burgerlijke partijstelling)
Dwingend recht:
‘Een rechtsregel waar partijen niet kunnen van afwijken bij overeenkomst. Om de
zwakkere partij tegen de sterkere te beschermen’ (Bv. huurrecht huurder vs.
verhuurder/huwelijksrecht primair huwelijksstelsel)
• Rechtssysteem is gebaseerd op vrije wil
Wilsaanvullend recht:
‘Een rechtsregel waarvan de partijen bij overeenkomst kunnen afwijken’ (Bv.
huwelijksrecht secundair huwelijksstelsel
Wat is recht?
Recht ≠ moraal
• Moraal is gericht op de geestelijke vervolmaking van de mens als individu
• Niet afdwingbaar
• Juridische regels kunnen soms moreel zijn
Recht ≠ godsdienstige regels
• Godsdienstige regels zijn regels die van een soort opperwezen komen en de
relatie tussen God en de mensen moeten regelen
• Worden soms als wet ingesteld (bv. de sharia)
Recht = ‘het geheel der regels die op een bepaald tijdstip, in een bepaalde
gemeenschap gelden en op haar gezag zijn vastgesteld.’
• Geheel der regels: tussen de mensen en het apparaat dat deze regels maakt
• Op een bepaald tijdstip
• In een bepaalde gemeenschap
• Op haar gezag vastgesteld
Recht is variabel
• Instrument in handen van beleidsmakers: willen ons in bepaalde richting duwen
• Dwang: je moet het volgen, ook al ga je niet akkoord
Kenmerken van het recht
A. Het recht is een geheel van regels, regelingen en instellingen
Gebodsbepalingen: regels die zeggen dat je iets moet doen
• Opkomstplicht: verplicht om naar stemhokje te gaan, niet bij gemeenteraad
• Kiesplicht: verplicht om een stem uit te brengen (doen we niet)
• Leerplicht: van 5 tot 18 jaar
2
, • Aangifteplicht van geboorte: ontstaan Napoleon -> weten hoeveel kinderen er in
leger zouden gaan
• Dienstplicht: door Napoleon -> had militairen nodig (tot 1980: geen nieuwe
dreiging)
• Belastingplicht: vertellen wat je inkomsten zijn
Verbodsbepalingen: dingen die je niet mag doen
• Verbod op bigamie (verbod op een man die trouwt met 2 vrouwen -> mag wel in
bepaalde Islamitische landen)
• Oneerlijke handelspraktijken
• Strafrecht
o Verzameling van alle gedragingen die wij als smlv onwenselijk vinden en
waarbij we gaan straffen -> bv. oneerlijke handelspraktijken
Verlofbepalingen: je mag kiezen of je het al dan niet gebruikt (=keuzerecht)
• Indexering van woninghuur
• Huwelijksrecht
Louter technische regels: leggen plichten op met het oog op uniformiteit -> dienen
om het rechtsapparaat te laten draaien
• Dagvaarding, identiteitskaart, akten van de burgerlijke stand, indexeren huurwet
• Dagvaarding
o Standaard manier om procedure in te lijnen
o Akte: meestal voorbereid door advocaat, daarna betekend door
gerechtsdeurwaarder
o Inhoud: bevat gegevens van partijen, omschrijving probleem, vordering ->
concreet noteren wat je van andere partij verwacht
• Gerechtsdeurwaarder
o Gaat naar woonplaats van andere partij om die daar te betekenen (=officieel
op de hoogte stellen van dagvaarding)
o Taken: officiële vaststellingen doen, aktes betekenen, gerechtelijke
beslissingen uitvoeren
• Akter burgerlijke stand
o Napoleon wou controle: wie is er geboren/welk geslacht
Alles wat je doet met een juridisch belang zijn daarin vermeld
Regels hoe het er moet uitzien
Individuele beslissingen: geen algemene draagwijdte
• Vonnissen of arresten, bouwvergunningen, benoemingen
B. + C. Variëren in tijd en plaats
Recht en regels zijn een instrument in handen van machthebbers om ons in een
bepaalde richting te sturen om de samenleving op een bepaalde manier te ordenen,
volgens hun inzichten (=ideologieën).
Politieke partij: macht -> hebben ministers, bepalen het beleid -> hoe wordt dit vertaald
in het recht, welke ideologieën?
1789 – Franse Revolutie – afrekening met de middelleeuwen – bevolking die in opstand
komt
3
, "Liberté, égalité et fraternité!”
Vrijheid, gelijkheid en broederschap
1. Liberté (=vrijheid)
• Liberalisme: streven naar zoveel mogelijk vrijheid van het individu
In de middeleeuwen waren er heel veel mensen slaaf, niet vrij
• Open Vld, lijst Dedecker, MR
Besturen op dit moment de gemeenschap (Alexander De Croo – premier, minister
van justitie – Vincent Van Quickenborne)
• 1831: Hoofdstuk ‘Rechten en vrijheden’ in de Grondwet
Vanaf de start van België:
o Vrijheid van meningsuiting, godsdienst, onderwijs
o Is er gekomen door de strekking van liberalisme -> invoegen van een
liberaal (mensenrechten) in de grondwet
• Stokpaardje doorheen de jaren: belastingverlaging
2. Égalité (= gelijkheid)
• Socialisme: ieder moet dezelfde mogelijkheden krijgen
≠ Communisme: iedereen moet helemaal gelijk behandeld worden
• Vooruit, PVDA, LSP
Links, sociale partij: verschillende strekkingen binnen socialisme (nog maar 2 met
veel macht)
Frank Vandenbroucke: minister van gezondheid
• Eind 19de eeuw: Industriële revolutie
- Invloed van Karl Marx – tijd van Daens (grote grondlegger socialisme)
- Arbeiders verenigen zich:
o Oprichting van de Spaarkas en het Syndicaat (hebben geen
vangnet, proberen zo zichzelf op te vangen)
o Krijgen macht als ze samen dingen gaan zeggen: als iedereen op
straat gegooid wordt, dan moet de fabriek dicht (ontstaan
vakbonden)
- 1893: algemeen meervoudig stemrecht voor mannen
• Begin 20ste eeuw:
- Tijdens WOI groot ongenoegen over de denigrerender verhoudingen in het
leger tussen de Franstalige elite en de Vlaamse soldaten
- 1917: Russische revolutie – Bolsjewieken (communisten) komen aan de
macht
o Lenin: alles is van iedereen -> alles is van de staat, religies moeten weg
- Belgische overheid gaat samenzitten met de socialisten om een Russisch
scenario uit vrees voor een Russisch scenario invoering algemeen
enkelvoudig stemrecht voor mannen eerstkomende verkiezingen meer
socialisten in het parlement ontwikkeling van arbeidsrecht en sociaal
recht
3. Fraternité (= broederschap, naastenliefde)
4