RECHT SEMESTER 2
PRAKTISCHE INFO:
2 punten van examen staan op actualiteit, boek = theorie, les = veel
voorbeelden, geen PowerPoint, laatste les = proefexamen (examen van vorig
jaar)
2 delen: multiple choice & open vragen
Juridische reflex: een verhaaltje krijgen op examen & kunnen ontbinden in
factoren
DEEL 1: INLEIDING TOT HET RECHT
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
1. DEFINITIE
Recht vs rechtvaardigheid?
STELLING: Is recht rechtvaardigheid?
Voorbeelden: zaak Nicolas Caeyers & zaak Sanda Dia – Acid (studentendoop) &
spaghetti-arrest (Hof van Cassatie: zaak van Dutroux, onderzoeksrechter had
meegegeten aan een benefietavond waar ook de slachtoffers aanwezig waren
onderzoeksrechter moet onpartijdig zijn dus advocaat van Dutroux legt een
klacht neer onderzoeksrechter wordt afgezet van de zaak (Witte Mars))
STELLING: Moet recht rechtvaardig zijn?
Begrip rechtvaardigheid diskwalificeren want subjectief begrip, we hebben
andere parameters nodig om ons studieobject af te bakenen
DEFINITIE: regels bestuderen & de instelling errond gaan bestuderen, niet alleen
wetten
Verschillende soorten recht: verschilt van plaats & tijd
Recht is recht als er iets meer is dan recht: beleefdheidsregels & gezag
regels
Zeer ruime definitie
Dwang = recht is niet vrijblijvend, we gaan het opleggen, subtiel
samenspel tussen gezag & dwang
Enkele definities:
1) Recht is een systeem van instellingen & regelingen dat in zijn geheel op
een dwingende wijze de uiterlijke aspecten van het samenleven ordent &
bevordert
2) Het recht is het geheel der regels die op een bepaald tijdstip, in een
bepaalde gemeenschap gelden & op haar gezag zijn vastgesteld
3) Het recht is een stelsel van dwingende leefregels uitgevaardigd tot
beveiliging van menselijke belangen welke in het contact der samenleving
in het gedrag dreigen te komen
2. KENMERKEN VAN HET RECHT
2.1 HET RECHT IS EEN GEHEEL VAN REGELS, REGELINGEN EN
INSTELLINGEN
2.1.1 HET RECHT WORDT GEVORMD DOOR GEDRAGSREGELS
In het recht komen tal van regels voor die aan de individuen een
bepaalde gedraging voorschrijven, hetzij dat zij hen iets opleggen of
verbieden, hetzij dat zij een verlofbepaling inhouden
Gedragsregels kunnen we gaan opdelen in categorieën:
GEBODSBEPALINGE = regels die zeggen dat je iets MOET doen
, N Voorbeelden:
Opkomstplicht bij verkiezingen
Aangifteplicht bij geboorte van kind (napoleontisch
recht)
Betalingsplicht bij belastingen
Leerplicht
Dienstplicht bij het leger (napoleontisch recht,
overblijfselen van de Koude Oorlog)
VERBODSBEPALING = regels die zeggen dat je iets niet MAG doen/ die
EN VERBODEN zijn
Voorbeelden:
Moorden
Diefstal
Slagen & verwondingen
Mishandeling & verkrachting
Bigamie = tegelijk gehuwd zijn met twee mensen /
Polygamie = aangaan van huwelijk met 2 of
meerdere partners verboden in België
Strafrecht: als je u niet gedraagt dan gaan we jou
straffen
VERLOFBEPALINGE = keuzerecht, je kiest zelf als je wilt dat dit van
N toepassing is of niet
Voorbeelden:
De keuze die je maakt in verband met de relatie
met je partner (wettelijk samenwoonde, huwelijk)
Index bepaalt de prijzen van korven koopkracht
bepalen (lonen, pensioenen koppelen aan de index
(stijgen of dalen) wordt bepaald hoeveel het
inhoudt) 3 mogelijkheden: indexeren (staat in
contract), niet indexeren maar tegemoetkoming,
indexeren maar staat niet in contract
LOUTER = in ons rechtstelsel bestaan ontelbare regels die geen
TECHNISCHE gebod of verbod inhouden, ze dienen om het
REGELS rechtsapparaat te late, draaien
Voorbeelden:
Akten van de Burgerlijke Stand
Inhoud van een dagvaarding
Regels over de verplichte vermeldingen op een
rijbewijs of ID
Examenvraag: vergelijk België eens met andere landen/ vergelijk België
tegenover vroeger
2.1.2 HET RECHT OMVAT HET GEHEEL VAN REGELINGEN EN INSTELLINGEN
Het recht bestaat ook uit regelingen die geen regels of normen zijn, voorbeelden:
Beschikkingen die een individuele draagwijdte hebben, zoals benoemingen
De rechtspraak
Het recht bevat ook een aantal regels die betrekking hebben op de instellingen
van het land, zoals:
De staatstructuur: samenstelling, werking & bevoegdheid van de
wetgevende, uitvoerende & rechterlijke macht
De gerechtelijke organisatie: samenstelling, werking & bevoegdheden van
rechtbanken
, 2.2 HET DOEL VAN RECHT IS HET ORDENEN VAN DE SAMENLEVING
2.2.1 HET RECHT IS EEN INSTRUMENT OM HET SAMENLEVEN IN GROEP
MOGELIJK TE MAKEN
Het recht is geen doel op zich, maar een middel. Het is een middel om bepaalde
beleidsopties te realiseren.
Recht is een afspiegeling van de overheersende maatschappelijke
tendensen in de maatschappij, een afspiegeling van de waarden die
historisch gegroeid zijn
Recht = tijdsgebonden & resultaat van verschillende ideologische
stromingen die onze maatschappij diepgaand hebben beïnvloed
2.2.2 ER IS IN DE SAMENLEVING EEN TOENEMENDE ‘JURIDISERING’
MERKBAAR
Er bestaat meer & meer de neiging alles te willen regelen & daarbij komt de
toenemende complexiteit van de samenleving, het recht wordt ook complexer &
steeds meer gediversifieerd
2.3 ER BESTAAT EEN BINDING TUSSEN GEZAG & RECHT
Kleine primitieve gemeenschappen = afspraken die onderling werden
gemaakt
Complexe samenleving = bijzonder moeilijk om de burger rechtstreeks te
betrekken
Het recht wordt gemaakt door erkend gezag
= erkend gezag is eveneens nodig om de naleving van de rechtsregel af te
kunnen dwingen
Belgische maatschappij = constitutionele parlementaire democratie met
een koning aan het hoofd
- De soevereine volkswil wordt vertolkt door de verkozen
volksvertegenwoordigers in het parlement, die samen met de (niet
verkozen) vorst het hoogste orgaan uitmaken
2.4 HET RECHT HEEFT EEN DWINGEND KARAKTER
Het onderscheidt het recht van religieuze of morele regels
Naleving van het recht wordt afgedwongen via strafbepalingen
Rechtsdwang heeft tot doel meer rechtszekerheid te verschaffen
Rechterlijke macht = sanctionering van de overtreding van de rechtsregel
Publiek recht = overheid neemt zelf het initiatief om te sanctioneren
Privaatrecht = de burger moet zelf opkomen voor de handhaving van de
rechtsregels waarbij hij belang heeft rechtsbanksysteem
3. ENKELE BELANGRIJKE BEGRIPPEN
OBJECTIEF & SUBJECTIEF Objectief recht zijn geldende rechtsregels
RECHT Gevormd door de rechtsregel op zich
Uit dit objectief recht put een individu
subjectieve rechten
Subjectief recht = aanspraak die een persoon
tegenover een ander kan laten gelden op basis van
het objectief recht
RECHTSSUBJECT & Rechtssubject = een persoon die via het objectief
RECHTSOBJECT recht bevoegdheden krijgt
Rechtsobject = een object waarop de bevoegdheid
wordt uitgeoefend, bv. een zaak of prestatie
Het rechtsbelang of de rechtsverplichting
, RECHTSFEIT & Rechtsfeit = een voorval waardoor een rechtsregels
RECHTSHANDELING in werking wordt gesteld
Elke omstandigheid waaraan door het
objectief recht rechtsgevolgen worden
gekoppeld
Voorbeeld: een gebeurtenis, een handeling
Rechtshandeling = een handeling die bewust wordt
gesteld om de rechtsgevolgen die aan een
objectieve rechtsregel verbonden zijn, te bekomen
Onderscheid:
Eenzijdige rechtshandeling betreft de
wilsuiting van één persoon (bv. testament)
Meerzijdige rechtshandeling veronderstelt de
wilsovereenstemming van 2 of meer personen
(bv. koopovereenkomst)
DWINGEND RECHT & Een rechtsregel is dwingend of imperatief wanneer
WILSAANVULLENDE de rechtssubjecten niet mogen afwijken van de door
RECHTSREGELS de wetgever opgelegde regel (bv. primair
huwelijksstelsel)
Wilsaanvullende of suppletieve rechtsregels zijn
regels waarbij het de partijen vrij staat deze
rechtsregels te volgen of een afwijkend beding in
hun overeenkomst in te lassen (bv. secundair
huwelijksstelsel)
HOOFDSTUK 2: INDELING VAN HET RECHT
1. PRIVAATRECHT – PUBLIEK RECHT
Het privaatrecht regelt de verhouding tussen de rechtssubjecten, bestaat
voornamelijk uit aanvullende rechtsregels.
Een deel van het privaatrecht bestaat uit dwingende rechtsregels waar niet mag
van afgeweken worden:
Regels over de staat van de persoon
Regels mbt instellingen die fundamenteel geacht worden voor onze
samenleving
Regels mbt de belangen van individuen die bijzondere bescherming
behouden
Het publiek recht regelt de verhouding tussen burgers & overheid, gekenmerkt
door ongelijkheid, belang van de individuele burger is ondergeschikt aan de
belangen die de staat behartigt.
De overheid moet zorgdragen voor de goede werking van de openbare diensten
& het algemeen belang. Om dit te realiseren kan zij eenzijdige rechtshandelingen
ondernemen.
Voorbeelden: opleggen van fiscale verplichten, vrijheidsberoving bij
misdrijf
Het publiek recht bevat ook een groot aantal regels die de instellingen van de
staat regelen. Het publiek recht is dwingend recht.
2. NATIONAAL – INTERNATIONAAL
Het nationaal recht geldt enkel binnen de grenzen van de staat. Het is van
toepassing op het Belgisch grondgebied.