5/12/’18 Taalnormering De Sutter
Tussenstand
Vandaag H6 en 7 afwerken. H6 gaat over De relatie tussen Belgisch- en Nederlands en
Nederlands-Nederlands.
De relatie tussen Belgisch- en Nederlands en Nederlands-Nederlands
Vorige keer hadden we het over allerlei soorten Standaardnederlands. Sinds de jaren ’50,
’60 en ’70 in vergelijking met de situatie nu een verschuiving hebben gezien tussen de
monocentrische taalpolitiek naar de pluricentrische taalpolitiek of taalsituatie, dat is een
taalsituatie met verschillende linguïstische centra. Het centrum in het noorden is in
zekere zin vervangen door verschillende linguïstische centra. Er ligt nog altijd 1 in het
noorden, maar er ligt ook 1 in het zuiden en 1 in Suriname. Er zijn allerlei criteria om als
een pluricentrische taal door het leven te kunnen gaan. Het Nederlandse taalgebied
voldoet aan alle criteria. Wij hebben een centrum in Brabant en dat betekent natuurlijk
nog niet per se, dat ons centrum al even zwaar weegt i.v.m. het centrum in het noorden.
Er zijn een aantal kleine aanwijzingen, dat het Nederlands-Nederlands nog dat tikkeltje
dominanter is i.v.m. het zuidelijke Nederlands, omdat er nieuwe vormingen, nieuwe
woorden vooral uit het noorden komen. Studenten in het buitenland leren meestal de
noordelijke variëteit en dat is een tweede aanwijzing. Het Belgische-Nederlands is dus in
zekere zin een minder dominante variëteit, maar met een linguïstisch centrum en ook
daarvoor zijn er een aantal typische kernmerken. Dit zijn criteria die je ook op andere
taalgebieden zou kunnen toepassen.
Van 2 naar 3: Surinaams Nederlands
De houding van Surinamers t.o.v. het Nederlands-Nederlands in zekere zin sterk
vergelijkbaar is met die in Vlaanderen. Met name de oudere generatie is opgevoed met
het idee dat het Surinaams-Nederlands onvolkomen is, in perfect is en verbetert moet
worden. De jonge generatie, die verzet zich tegen dat idee. Het is min of meer hetzelfde
van wat je hier in Vlaanderen aantreft.
Belgisch- en Nederlands-Nederlands: uitspraak
We gaan verwijzen op een aantal typische verschillen tussen het Belgische-
Standaardnederlands en het Nederlands-Standaardnederlands. Je mag nooit uit het oog
verliezen, dat er ook ongelofelijk veel meer gelijkenissen. Je hebt veel meer woorden en
grammaticale constructies die we gemeen hebben, die we gemeenschappelijk hebben
met Nederland, dan dat er constructies en woorden zijn die verschillen.
We beginnen met de uitspraak. Er zijn allerlei convergentie pogingen geweest in het
verleden, met name in de jaren ‘60 en ‘70. Voor een groot deel zijn die ook wel geslaagd.
Met andere woorden in Vlaanderen is er een groot deel van de woordenschat van
Nederland overgenomen. Op dit moment hebben we er absoluut geen probleem mee om
leuk te zeggen, een woord dat oorspronkelijk uit Nederland komt. Als je een broodje gaat
halen hoor je wel eens iemand zeggen een broodje met ham en kaas. Hesp is wel nog
steeds frequenter, maar we horen het af en toe wel nog eens. Ham is ook een woord dat
uit het noorden komt. Voor een deel is die convergentie, dat toegroeien van die twee
taalgebieden wel geslaagd, maar op een gebied, op een vlak heeft de Vlaming nooit
gewild om convergentie te krijgen met Nederlands en dat is op het vlak van uitspraak.
De Vlaming heeft nooit willen klinken als de Nederlander, dat was een brug te ver. Voor
de Vlaming daarentegen is het VRT-Nederlands de uitspraak geworden, dus de uitspraak
die we in nieuwsuitzendingen op de VRT horen.
1