7/11/’18 Taalnormering De Sutter
Hoofdstuk 5: het kegelspel der taal
Inleiding
De vragen die we in dit hoofdstuk proberen beantwoorden zijn de volgende:
- Hoe verloopt de standaardisering in Vlaanderen in de naoorlogse periode?
We hebben al een norm overgekregen van de standaardisering tot en met WOII, maar
daarna is er al iets over gezegd maar nog niet tot in detail en daar moeten we het
vandaag over hebben.
- Gaat het Nederlands in Vlaanderen steeds meer lijken op dat in Nederland?
Je herinnert je vast nog wel dat we hier in essentie in Vlaanderen het
Standaardnederlands in de jaren ’50 en ‘60 hebben overgenomen. Ons taalgebruik hier in
Vlaanderen steeds meer is gaan lijken op dat van Nederland.
- De laatste vraag die we gaan beantwoorden: zijn de substandaardontwikkelingen in
Vlaanderen vergelijkbaar met die in Nederland? Met substandaard worden alle variëteiten
die onder het Standaardnederlands zitten bedoelt. Met andere worden alle dialecten,
regiolecten, tussentaal bedoelt, dus alle Variëteiten van het Nederlands met andere
woorden die geen Standaardnederlands zijn. Je moet daar een onderscheid in proberen.
Het Standaardnederlands in Vlaanderen aan de ene kant, dat is de standaard variëteit en
alles wat daar buiten valt, dus dialecten, regiolecten, tussentaal, sociolecten en
dergelijke meer, dat noemen we substandaard.
Er zijn een aantal ontwikkelingen geweest in Vlaanderen en zijn die ontwikkelingen gelijk
gegaan met die van Nederland of eigenlijk niet?
In dit hoofdstuk zal het gaan over de variëteiten van het Nederlands en vooral over de
standaard variëteit in Vlaanderen en niet zozeer over de individuele taalvarianten.
Standaardisering in Vlaanderen
We beginnen in de naoorlogse periode, dus de jaren ’50. We gaan inzoomen op die
beginsituatie, begin de jaren 50 en 60, en we gaan die vergelijken met de huidige
situatie anno 2018. Wat we in de eerste instantie vaststellen als we kijken naar de
vertreksituatie in de jaren ’50 en ’60, dan moeten of kunnen constateren dat het
Standaardnederlands in België een zeer breed gedragen proces is. Met andere woorden
tot daarvoor, we beginnen dan vanaf de 19e eeuw, ijvert men voor het gelijkwaardig
behouden van het Nederlands ten opzichte van het Frans, maar in die beginperiode, in de
19e eeuw – vroeg 20ste eeuw, dan hebben we vooral een taal van intellectuelen en
kunstenaars. Het gewoon volk spreekt dialect. Het is geen breed gedragen proces, maar
dat wordt het wel in de jaren ’50 en ’60. Het gewone volk, dus niet enkel de kunstenaars
en intellectuelen pikken de standaardtaal op. Het wordt een breed democratisch proces,
dat komt door beter onderwijs. Jongeren moeten langer naar school, leerkrachten
worden beter opgeleid en het onderwijs wordt democratischer, met andere woorden
iedereen gaat naar school en niet alleen een bepaald segment van de bevolking, dus alle
jongeren en alle kinderen gaan naar school. Dat onderwijs alleen als zorgt ervoor dat het
Standaardnederlands eigenlijk ingang kan vinden bij zeer brede lagen van de bevolking
en wat daar eigenlijk ook nog aan bijdraagt is de rol van de media. De media speelt daar
ook een zeer belangrijke rol in door allerlei taalprogrammatjes op radio en TV. De ABN-
kernen zijn initiatieven van jongeren die op scholen ontstaan. Met andere woorden dat
zijn jongeren die zich gaan verenigen binnen de school om op die manier het
Standaardnederlands te leren en te propageren. Met andere woorden dat
Standaardnederlands krijgt een enorme schwung terwijl het kort daarvoor eigenlijk
helemaal geen issue was. Je kunt daar voorlopig uit concluderen dat het
standaardiseringsproces eigenlijk heel succes vol was, omdat hele brede lagen van de
bevolking daarmee aan de slag gingen en als gevolg daarvan is er een min of meer
algemeen aanvaarden bovengewestelijke standaardtaal in Vlaanderen gekomen, dat
1