STRAFRECHT EN STRAFPROCESRECHT
DEEL I – ALGEMENE ORIËNTATIE
1. HOOFDSTUK I – Wat is strafrecht
1.1. Het verschijnsel “strafrecht”
Straffen en bestraft worden: zekere mate van vermijdbaarheid
Verhinderen dat bestraffingsgebeuren zou uitmonden in onstuitbare geweldsituatie strafrecht
o Oorspronkelijke zin strafrecht: werktuig om buitensporige en contraproductieve wraakprocessen
onder controle te brengen
Functies:
o Kanaliseren vergeldingsbehoeftes
o Intomen ongebreidelde overheidsmacht
o Gedragsbeheersing
Elke wetenschappelijke discipline levert fragmenten van antwoorden
o Strafrecht geëvolueerd tot gigantisch instituut maatschappelijke ordening en sociale controle =
instrumentele dimensie
Rechtsnormen leggen die bevoegdheid meteen ook aan banden =
rechtsbeschermingsdimensie
Probleem begrip straf: misdrijf is gedrag waar straf op staat & straf is sanctie die van gedrag misdrijf maakt
(kip of ei?)
1.2. Het begrip “strafrecht”
Verschillende betekenissen
Strafrecht in ruime zin
= gehele van rechtsregels die
o Bepalen onder welke voorwaarden de overheid voor specifieke gedragingen (misdrijven) specifieke
sancties (strafrechtelijke sancties) kan opleggen en uitvoeren
o Omschrijven waaruit deze gedragingen en sancties bestaan
o Voorschrijven op welke wijze de daartoe bevoegde instanties hun recht om deze gedragingen
sancties op te leggen en uit te voeren moeten uitoefenen
o Bevat zowel materieel als formeel strafrecht
Materieel strafrecht
o 3 grote componenten
Wat straffen = onder welke voorwaarden handelen gezien worden als misdrijven
Hoe straffen = welke strafrechtelijke sancties
Wanneer, wie en waar straffen = tijdelijke, ruimtelijke en personele toepassingssfeer
o Belangrijkste bronnen: Strafwetboek
Wat is strafbaar
Wie is strafbaar?
Welke straffen?
Formeel strafrecht
= de regels aangaande het verloop van het strafproces
= de stappen die nodig zijn om misdrijven op te sporen, te onderzoeken + misdadigers op te sporen en te
vervolgen
o Strafprocedure, strafvordering, strafrechtspleging, tenuitvoerlegging, rechtshulp
o “Wat moet er gedaan worden als er een misdrijf gepleegd is.”
o Rechtsregels m.b.t. de vaststelling van misdrijven, de opsporing, vervolging en berechting van de
personen die verdacht worden
1
, o Rechtsregels m.b.t. de organisatie, bevoegdheid en werking van de publiekrechtelijke instellingen en
organen die daarmee belast zijn
o Belangrijkste bron: Wetboek van Strafvordering
Samenhang tussen de twee = regels als bescherming en legitimering
2. HOOFDSTUK II – Codificatie
2.1. Het Belgisch Strafwetboek
Code pénal 1810 & Code d’instruction 1808
Nieuw SW in 1867 – nog geen nieuw strafwetboek (zou er de komende jaren komen)
o Klassieke visie: homo economicus
Homo economicus = de mens kan rationele afwegingen maken en zijn/haar gedrag vrij
kiezen
o Sociaal verweer idee (determinatie, maatschappijbeveiliging) aparte wetten
o Al te veel verbouw? hercodificatie
2.2. Het Belgisch Wetboek van Strafvordering
Compromis maatschappelijk en individueel belang, efficiëntie en rechtsbescherming
Inquisitoire VS accusatoire procedure
o Accusatoir procedure
Waarborgen het individu
Geschil tussen 2 partijen op gelijke voet
Aanklager (slachtoffer) VS beklaagde
Maatschappij neemt geen initiatief
Rechter = scheidsrechter die niet actief tussenkomt
Openbare, tegensprekelijke en mondelinge procedure
Bv. Beslissing van het koude water – persoon werd met een steen aan het been te
water gegooid – overleven = onschuldig – sterven = schuldig
o Inquisitoire procedure
Maatschappij gaat via vertegenwoordiger de vervolging en berechting behartigen
Geen gelijkheid tussen partijen
Beklaagde is in ondergeschikte positie
Rechter werkt actief mee aan procesvoering
Schriftelijk, geheime en niet-tegensprekelijke procedure
Bv. Foltering tijdens het verhoor – op de dag van vandaag = misdrijf in België
1808-1998
o Principes ordonnance criminelle uit 1670 en enkele verworvenheden Franse revolutie
o Wet ’98 behelste 7 krachtlijnen
Talloze invoegingen, aanpassingen rommelig
Nog geen nieuw wetboek, zal er (weldra?) komen
Potpourriwetten/ twitterwetten
= improvisatiewetten – geen geheel van het wetboek
2
,3. HOOFDSTUK III – Situering van het strafrecht tussen andere
rechtsdisciplines
3.1. De autonomie van het strafrecht
Is het strafrecht volledig autonoom of slechts een hulprecht?
GEEN van de twee
3.2.1. DE FUNCTIONELE AUTONOMIE VAN HET STRAFRECHT
Functionele autonomie = eigen normen en belangen, eigen handhaving
o Het draagt ook bij aan de rechtsvormingen
o Nauw verbonden met specificiteit van strafrechtelijke afhandeling van inbreuken op
rechtsonderhorige
3.2.2. DE CONCEPTUELE AUTONOMIE VAN HET STRAFRECHT
Conceptuele autonomie: eigen invulling van begrippen, los van andere rechtstakken
Verantwoording ligt in functie strafrecht: beschermen fundamentele maatschappelijke belangen
Uitzondering!
o Wetgever verplicht de strafrechter om zich uitzonderlijk te schikken naar de regels van burgerlijke
recht
o ARTIKEL 16 SV – bewijsregeling
Als misdrijf verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan
ontkend wordt – rechter gedraagt zich naar regels van het burgerlijk recht EN NIET naar de
regels van het contract
3.2.3. AUTONOMIE VAN HET STRAFPROCESREHCT EN AANZIEN VAN HET
GERECHTELIJK RECHT
ARTIKEL 2 GER W
Gerechtelijk wetboek = burgerlijk procesrecht
Gerechtelijk recht aanvullend op SR voor zover verzoenbaar met fundamentele beginselen SPR
3.3. Publiekrechtelijk karakter van het strafrecht
3.3.1. PUBLIEKRECHT
Volgens sommige penalisten kan het strafrecht als discipline niet ingepast worden in de klassieke indeling
van het recht
Het is niet de oorsprong van de beschermende norm die beslissend is in het strafproces, MAAR de aard van
de rechtsverhouding
o Aard van rechtsverhouding is primair DUS strafrecht = publiekrecht
o Misdrijf doet een rechtstreekse verhouding ontstaan tussen individu & Staat
Publiekrechtelijke karakter = heel duidelijk in strafproces
o Als particulier belang beschadigd wordt door een misdrijf
o Vervolgende partij = OM
o Benadeelde partij = burgerlijke partij
Tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties gebeurt in naam van openbaar ministerie
o Handeling van Staat tegen individu
3.3.1. RECHT VAN OPENBARE ORDE
Strafwetten zijn van openbare orde
ARTIKEL 2 OUD BW
o Er mag aan de strafwetten GEEN afbreuk gedaan worden a.h.v. bijzondere overeenkomsten
ARTIKEL 1131 en 1133 OUD BW
3
, o Elke overeenkomst die de toepassing of toepassingsgebied van een strafrecht uitsluit of inperkt, is
nietig
Niemand mag zich contractueel onttrekken aan zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid
Niemand mag zich rechtsgeldig verbinden om een misdrijf te plegen
o Contract = nietig
o Geen wettelijke basis
4. HOOFDSTUK IV – Indelingen van het strafrecht
4.1. Algemeen strafrecht en bijzonder strafrecht
4.1.1. ALGEMEEN STRAFRECHT
Algemeen strafrecht
= het algemene gedeelte (Boek I) van de strafwet met inbegrip van wetten die sindsdien gewijzigd zijn of
aangevuld werden met zogenaamde complementaire wetten
Droit pénal général
Complementaire wetten = strafwetten die, zonder in het Wetboek te zijn ingevoerd, er logisch en integraal
deel van uit maken
Bv. Wet Jeugdbescherming, Wet Internering van personen, …
4.1.2. BIJZONDER STRAFRECHT
Bijzonder strafrecht
= geheel van strafwetten waarin specifieke gedragingen strafbaar worden gesteld, met vermelding van de
daarop toepasselijke straffen (Boek II)
Droit pénal spécial
o Grote inhoudelijke diversiteit
o sanctiebepalingen verbonden aan wetten die in hoofdzaak andere regels bevatten: belastingen,
milieu, arbeidsrecht, wegverkeer, economische regels, bankrecht, …
o ONOVERZICHTELIJK
Grote evolutie doorgemaakt
Bijzonder karakter zal vaak ook bijzondere, afwijkende procedureregels meebrengen
4.1.3. DE TOEPASSELIJKHEID VAN DE BEGINSELEN VAN HET ALGEMEEN
STRAFRECHT OP HET BIJZONDER STRAFRECHT
4.1.3.1. Algemene regel
Boek I SW is helemaal toepasselijk op boek II SW
o Bepalingen van Boek I zijn immers geschreven in functie van hun toepassing op de misdrijven de
worden strafbaar gesteld in Boek II
4