Hoe denk je over de vraag dat ouders bij elkaar blijven omwille van hun kinderen? Kinderen voelen
impliciet andere zaken aan dan wat de ouders doen en zeggen.
In onze kindertijd en vroege jeugd zijn we volop aan het ontwikkelen. Ook ons brein socialiseert en
leert enorm veel in deze periode. Een belangrijk onderdeel van dit leerproces zijn onze
sjabloonherinneringen: herinneringen in onze vroege jeugd die maakt dat we in ons verdere leven
(on)bewust bepaalde keuzes zullen maken. Responsief ouderschap, en relaties met derden in het
algemeen, zorgen voor een ‘neurobiologische lijm’: we internaliseren hoe relaties zouden moeten zijn.
Scheidingen kunnen maken dat we pathogeen leren, meer concreet: indien de relatie ongezond is,
slorpen kinderen impliciet op hoe de ouders met elkaar omgaan, en hoe relaties tussen twee
volwassenen eruit zou moeten zien. Concreet kan dit niet meer zijn dan platonisch, althans niet
liefdevol, aangezien men scheidt met een reden. Kinderen integreren wat er in hun leef-context
gebeurd, hoe mensen met elkaar praten, hoe en waarom ze denken zoals ze denken, hoe ze
liefhebben, communiceren en problemen oplossen. Dit doen ze zowel verbaal als non-verbaal. De
impliciete omgang van de ouders heeft een veel grotere impact dan de expliciete omgang. Ouders die
bijeenblijven ‘omwille van de kinderen’, zullen zich expliciet misschien gedragen als liefhebbende
ouders, maar impliciet zal de relatie er anders uitzien dan wanneer deze liefdevol is en men ervoor
kiest om samen te leven voor en met elkaar en de kinderen, dan enkel voor de kinderen. Bovendien
wijst onderzoek uit dat niet de kwantiteit, maar de kwaliteit die men doorbrengt met kinderen
belangrijk is voor goede socialisatie en een hechte ouder-kind relatie. Mijn advies als psychologe zou
zijn dat, indien mogelijk, het beter is om uit elkaar te gaan, maar toch een goede verstandhouding te
behouden omwille van de kinderen. Bijeenblijven omwille van de kinderen zou ik niet aanraden
aangezien dit op lange termijn meer sporen zal nalaten dan een goede co-ouderschapsrelatie. In het
belang van het kind en uit onderzoek blijkt namelijk dat dit laatste meer gunstige uitkomsten heeft
voor het kind (uitgezonderd: disfunctionele gezinnen en vechtscheidingen, de niet ‘normale’
scheidingen).
Je krijgt een casus. Welke persoonlijkheidsstoornis herken je? Is het een stoornis of een stijl? Waaraan
herken je dat? Wat zijn de psychologische factoren (verwijzen naar DSM – intrapersoonlijk), sociale
factoren (wat is beïnvloedend geweest in de context – interpersoonlijk), biologische factoren (IQ,
ziektes, hersenletsel, auto-accident…). Het kan zijn dat je heel duidelijk een diagnose stellen, of niet.
Uitleggen tussen wat je twijfelt en waarom. Bijv. iemand heeft een auto-ongeluk (biologisch), dit heeft
een invloed op het sociale perspectief. Schrijf dit er telkens bij! Linken leggen! +
persoonlijkheidsstoornis aan de casus koppelen