HAEMODYNAMIEK EN NEUROLOGISCHE PROBLEMEN
1. Haemodynamiek bij de ernstig zieke neonaat
1.1 Normale determinanten van postnatale circulatie
Het doel van het circulaire stelsel is om onze verschillende organen te voorzien van
voldoende zuurstofrijk bloed.
Wat heeft een invloed op de circulatie?
preload
Preload: het uitrekken van de myocardcellen voor de contractie zodat de
ventrikels zich kunnen vullen
Als er geen vulling is zitten de actine dicht op elkaar waardoor er weinig ruimte
is om te contraheren. Als er wel vulling is zit de actine verder van elkaar
waardoor er ruimte is om te contraheren;
contractiliteit
Contractiliteit: vermogen van het hart om samen te trekken
Bij een myocardinfarct (= afsterven van een deel van de hartspier) verminderd
de contractiliteit.
afterload
Afterload: de kracht waarmee het hart moet samentrekken om het bloed uit
te stoten
1.2 Pathofysiologische toestanden bij een neonaat
Shock: elke cardiovasculaire dysfunctie waarbij de circulatie niet meer in staat is
om voldoende zuurstof en vocht aan te brengen aan de organen (daling
hartslagfrequentie, slagvolume en totale perifere weerstand)
Hoe kunnen we een shock indelen:
volgens compensatiegraad
o gecompenseerde shock
Bij een gecompenseerde shock daalt de RR waardoor de orthosympatisch
zenuwstelsel geprikkeld wordt en het slagvolume daalt, de
hartslagfrequentie stijgt en de totale perifere weerstand daalt. Als deze
toestand te lang aanhoudt zal enkel een stijging van de hartslag niet
voldoende zijn om de RR weer op pijl te brengen.
o gedecompenseerde shock
Als er te weinig bloed naar de perifere organen gaat onderstaat er een
zuurstoftekort waardoor er ischemische celschade ontstaat. Hierdoor
komen er mediatoren vrij die toxisch zijn voor het hart en de cardiale
output verminderen.
volgens oorzaak
o primaire oorzaken
hypovolemische shock (peritonitis, dehydratatie, …)
distributieve shock (sepsis, anafylaxie, neurogene shock, …)
cardiogene shock (ritmestoornissen, cardiomyopathie, …)
obstructieve shock (spanningspneumothorax, pneumopericard, …)
5
, 1.3 Verpleegkundige aandachtspunten
1.3.1 Observatieparameters
Welke parameters moet je gaan observeren om een shock op te sporen:
bewustzijn en algemeen gedrag
Een kind dat niet in shock is is rustig, wakker en alert. Bij een beginnende shock
wordt een kind onrustig, prikkelbaar, ontroostbaar en huilerig. Het kan natuurlijk
zijn dat het kind dit gedrag vertoont door honger, pijn, een vuile luier of
dergelijke, maar als je dit alles hebt uitgesloten en het gedrag blijft moeten we
denken aan een shock. In een verder stadium krijg je
een lethargisch kind (= kind dat enkel wakker krijgt
met pijnprikkels). In het laatste stadia wordt het kind
comateus.
kleur
Normaal heeft een kind een rozerode en egale
huidskleur. Kinderen met een shock krijgen een bloemende huid. Door
vasodilatatie wordt de huid rood en warm en door vasoconstrictie wordt de huid
bleek en grauw. Harlekijn (= lijn in midden van gezicht) is een normaal
verschijnsel.
temperatuur
Meestal meten we de centrale T° of soms de perifere T°, maar de
deltatemperatuur (= verschil tussen centrale en perifere T°) kan ons ook meer
vertellen. Deze moet steeds minder dan 1,5°C zijn, want bij een shock zien we
dat deze hoger is door de vasoconstrictie. Hypothermie bij shock is iets wat
voorkomt in een verder gevorderd stadium.
capillaire refill
Normale capillaire refill = 2-3s
De capillaire refill (= tijd die nodig is om weer kleur te krijgen in huid nadat er
druk is uitgeoefend) kan je enkel bepalen in een thermo neutrale omgeving en
er mag geen acrocyanose zijn. Normaal bedraagt de capillaire refill 2-3s.
hartfrequentie
Normale hartslag a terme =110-140bpm
Normale hartslag preterme = 140-170bpm
Bradycardie = <60bpm
De hartslagfrequentie kunnen we op verschillende manieren geen registreren
(monitor, stethoscoop, palpatie, …). We moeten bij het meten van de hartslag
rekening houden met het feit dat de hartslag daalt naarmate de zwangerschap
vordert. We observeren bij het bekijken/beluisteren van de hartslag ook de
regelmaat, kracht, lokalisatie en precordiale pulsatie. Tachycardie is een teken
van shock!! Natuurlijk kan dit ook komen door koorts, onrust, pijn, aangeboren
hartafwijkingen, enzovoort. Bij primaire cardiale problemen of zuurstoftekort is
er eerder bradycardie (<60bpm).
ademhaling
Normaal ademhaling = 30-60 ademhalingen/min
Tachypnoe = <30 ademhalingen/min
Als er sprake is van shock en we een slechte circulatie hebben ontstaat er een
respiratoire acidose (O2 tekort & CO2 teveel) waardoor de zuurtegraad daalt.
6