Motoriek & didactiek
Motoriek: brede kijk op beweging en motoriek in de
klas
1. Doelen en doelgericht werken
Uitgangspunten voor LO in het basisonderwijs:
LO wil in en door bewegingssituaties een bijdrage leveren tot de motorische en
fysieke ontwikkeling van kinderen en jongeren, de zelfredzaamheid en het
weerbaar functioneren in uiteenlopende omstandigheden verhogen en bijdrage
tot persoonlijkheidsvorming en sociale vorming.
Zo lees je bij het doel ‘zelfredzaamheid in kindgerichte bewegingssituaties’ zes
verschillende ontwikkelingsdoelen:
❖ Hindernissen kunnen nemen
❖ De eigen bewegingsbaan kunnen stoppen
❖ Het evenwicht behouden
❖ Het eigen lichaamsgewicht veilig opvangen
❖ Materiaal heffen
❖ Snel reageren op signalen
‘kunnen deelnamen aan bewegingssituaties veronderstelt
bewegingsvaardigheden, maar vraagt ook kennis en inzicht in bewegen, in de
bewegings- en sportcultuur, in eigen en andermans kunnen.’
Verschillende leeftijden en LO:
Kleuters ‘beleven’: Eerste graad Tweede graad Derde graad
‘ervaren’: ‘beseffen’: ‘beheersen’:
Via prikkelend en
uitdagend Hier werken ze aan Gedifferentieerde Hier komen de
bewegingsaanbod hun algemene bewegingsvaardigh specifiekere
ontdekken de bewegingsvaardigh eden komen aan bewegings- en
kleuters hun eden. Natuurlijke bod. We werken sportvaardigheden
bewegingsmogelijk bewegingen als aan begrippen als aan bod. Ze leren
heden. antwoord op een bewust leren, bewegingen
uitdagende beseffen, inzicht, beheersen.
omgeving. Zo doordacht, gericht,
ontstaan ervaren, verfijn en
experimenten en gecoördineerd
basisvaardigheden. bewegen.
, Motoriek & didactiek
2. Brede bewegingsvorming op school
2.1. Het vierluik voor beweging
Het vierluik zoomt in op de mogelijkheden om kinderen te laten bewegen in
de klas, dat jij als klasleerkracht kan geven zonder dat je LO leerkracht hoeft
te zijn.
Bewegen in de Bewegen op de Bewegen buiten Bewegen tijdens
klas: speelplaats: school: de les LO:
Stilzitten is moeilijk Kinderen lopen en Niet elke kind Als leerkracht lager
voor jongeren. Je bewegen meestal beweegt thuis. onderwijs ben je
kan bewegende al op de Geef de leerlingen opgeleid om ook
tussendoortjes speelplaats. Je kan bewegend LO lessen te geven.
doen tussen in ze ook stimuleren huiswerk mee. Sta Dit ga je dus ook af
twee lessen. door ze spelletjes op een stoel en en toe moeten
aan te leren. spring er af. doen.
Bewegen heeft een positief effect op:
• Hersenstructuur en executieve functies
• Aandacht en concentratie
• Motorische vaardigheden en fysieke fitheid
• Sociaal gedrag, zelfbeeld en zelfvertrouwen
• Schoolprestaties (geen negatieve maar ook geen positieve effecten)
2.2. Bewegingsintegratie en/of bewegend leren
Bewegen helpt om leerstof beter te begrijpen. Lichaamsbeweging houdt ons
brein in conditie.
Bewegen bij het leren:
Beweging in klaslokaal kan een middel zijn om:
• De kinderen meer te laten bewegen en dus hun gezondheid te
bevorderen
• Als klasleerkracht specifiek op een motorisch doel te werken
• Te zorgen voor een krachtige leeromgeving
, Motoriek & didactiek
Bewegen voor het leren:
Bewegingen zijn een manier om de leerstof te automatiseren. Om te kunnen
leren heb je ruimtelijke ontwikkeling, lateralisatie en fijne motoriek nodig.
Bewegen om te leren:
Dit betekent dat de beweging helpt- en soms zelfs essentieel – is om de
leerstof inzichtelijk te begrijpen. Je gebruikt beweging om inzichten aan te
brengen.
Leren bewegen:
Bewegen kan ook bijdragen aan sociale, emotionele en cognitieve
ontwikkeling en dat er verschillende attitudes gevormd worden.
2.3. Bewegen, hersenen en spel
Om op school en in de maatschappij te functioneren, redeneringen op te
bouwen, problemen op te lossen of te plannen, heb je goed ontwikkelende
executieve functies nodig. Zo zorgen ervoor dat je je gedrag, je emoties en
gedachten kan sturen en gericht kan inzetten.
Een aantal executieve functies in het kort:
• Inhibitie/impulscontrole: zorgt ervoor dat je kan nadenken voor je in
actie schiet, een soort van rem op je gedrag
• Werkgeheugen: helpt je om informatie in je geheugen vast te houden en
weer op te roepen wanneer je het nodig hebt
• Planning en organisatie: vaardigheden die je helpen om een plan op de
stellen en je daar ook aan te houden
• Taakinitiatie: starten met een taak wanneer dit nodig is, dus op tijd en
efficiënt
• Aandacht richten/ vasthouden/ wisselen: kunnen richten van je
aandacht op een bepaalde taak, het kunnen vasthouden van die
aandacht en het kunnen wisselen van een taak naar een andere taak
• Emotieregulatie: je emoties onder controle houden wanneer dit moet
• Cognitieve flexibiliteit: wanneer je nieuwe informatie krijgt, moet je je
kunnen aanpassen en overschakelen op het nieuwe plan
• Metacognitie: de functie die je helpt om naar je eigen gedrag te kijken
en naar je sociale omgeving
3. De motorische ontwikkeling
3.1. Het begrip ‘psychomotoriek’
De eerste taal die een baby spreekt, is beweging. Een goede neurologische en
motorische ontwikkeling zijn voorwaarden voor een goede algemene
ontwikkeling, zowel voor sportse- en schoolse vaardigheden. Een goede
verhouding van stimuli en uitdaging is nodig, niet te veel en niet te weinig.
, Motoriek & didactiek
Psychomotoriek:
Het woord motoriek verwijst naar het bewegingsaspect. Het woord psyche
verwijst naar de geestelijke inbreng. Dit wil zeggen het cognitieve en
emotionele. Psychomotoriek is dus als we die twee combineren. Nadenken
over/tijdens de bewegingen die we gaan doen.
Voorbeeld van psychomotoriek:
Wanneer je gaat touwtjesspringen moet je nadenken over het touw draaien
(cognitieve) en het springen op de juiste moment (psyche).
Ontwikkeling van bewegen bestaat uit volgende drie componenten:
• Neurologische ontwikkeling
• Motorische ontwikkeling
• Sensorische ontwikkeling
De drie componenten hebben invloed op elkaar. Bewegen heeft invloed op
rijping van zenuwstelsel, rijping is nodig om bepaalde bewegingen te kunnen
uitvoeren. Bij bewegen wordt ervaring via zintuigen opgedaan, leren door te
doen. Doelgerichte bewegingen worden geoefend, op basis van de ervaringen
die de zintuigen opdoen.
Voordbeeld:
Als je over een beeld wil springen, daarvoor heb je motorische vaardigheid
nodig, maar ook je zintuigen. Je zintuigen schatten in waar je je afstootvoet
plaatst. Neurologische ontwikkeling is nodig voor de besturing van de spieren.
3.2. Theorieën over de grote motorische ontwikkeling
Van reflexen naar intentioneel bewegen
Bij de geboorte is het centrale zenuwstelsel nog niet helemaal ontwikkelt.
Naarmate we groeien ontwikkelt het stelsel zich vanuit reflexen naar
intentioneel bewegen.
Reflex:
Een reflex is een onwillekeurige, automatische fysieke en /of emotionele
reactie op een prikkel.
De eerste reflexen noemen we de primitieve reflexen, deze ontstaan in de
baarmoeder.
Primitieve reflexen:
• Zoek-, zuig- en slikreflex, nodig om een baby voedingsstoffen te voorzien
• Moro-reflex of schrikreflex, het waarschuwt een baby voor gevaar