Arbeidssociologie
Hoofdstuk 2: de sociologische
kijk op arbeid
1. Wat is werk?
- Verschillende vormen: illegaal/legaal; formeel/informeel; betaald/onbetaald
- Wat werk is, is heel sterk maatschappelijk bepaald
o Tegenwoordig is dit zeer eng geworden = in de huidige maatschappij zijn de enige
actviteiten die men ziet al wwerk,, die actviteiten waar men een inkomen mee
verdient en belastingen op betaalt (De overheid deelt de bevolking in in economisch
acteve mensen en werkloeen)
o Vb. Zorgkundige: overdag wordt ee betaald voor haar job; wanneer ee ’s avonds voor
haar moeder eorgt wordt ee niet betaald ( is dit dan geen werk meer?!)
- Samenleving is hier autistisch in! Enkel wat verkocht wordt op de arbeidsmarkt wordt gezien
als wwerk,
- De manier waarop we tegen werk aankijken, in welk werk we terechtkomen of welke
loopbaan we realiseren hangt vaak af van persoonlijke sociale kenmerken
o Geslacht
o Leefijd
o Opleiding
o Afomst (immigrant/ autochtoon) Impact op dagelijkse
o Vader of moeder (alleenstaande, tweeverdiener of enige kostwinner…) werkervaring van de mens
- De directe omgeving waarin we werken:
o Thuis, non-proft organisate, multnatonal, KMO, zelfstandig…
- De ruimere context:
o Economische sector waarin we actef zijn, bepaalde regio/land
1. Een contingent begrip… (geen eenduidige defnitie van “werk”)n
- Werk of niet-werk? Afankelijk van historische, ruimtelijke en culturele omgeving
o Bepaalt hoe individuen en families werk ervaren en deelnemen aan werk
o Wat als niet-werk wordt beschouwd
- Defnite is niet onmogelijk maar is:
a) Symbool van huidige cultuur
Elke defnite focust op een bepaald soort werk/ bepaalde onderverdeling
vaak geen algemene defnite van het begrip wwerk,
Vaak ook afankelijk van periode waarin ze zijn opgesteld en van hoe wwerk,
toen was (vb. secretariaatswerk in ’90 en nu: volledig verschillend)
b) Spiegel van heersende machtsrelaties en cultuur waarin ze is ingebed
- Wat wwerk, is, is een subjectief gegeven dat in zijn bredere context geplaats en
gedefnieerd moet worden
o Anders vergeten we transformerende activiteiten die nutg zijn om in ons
levensonderhoud te voorzien (vb. verzorging ouders ≈ reproductee werk)
2. …maar niet arbitrair
- Minimale voorwaarden werk:
,Arbeidssociologie
o Werkwoord: inspanning Taak: de natuur (of cultuur) transformeren
o Als waardevol (nutg) ervaren door uitvoerder, naaste omgeving en samenleving
Het is wproductief,
+ Verband met hoe mensen hun leven en identiteit vormgeven
o Te maken met voorzien in het wlevensonderhoud, van individu of collectviteit,
gegeven de schaarse middelen (In moderne samenleving = méér dan eysiek overleven)
- Anderzijds, bepaalt werk onze status in de maatschappij en de manier waarop we
participeren aan die samenleving!
o Kennis van iemands beroep vertelt ons meer over die persoon dan enkel wat hij doet
tjdens zijn werkuren
welstand, intellectuele bagage, mogelijkheid lang en gezond te leven…
o Vb. tenniscoaches die geld verdienen door tennisles te geven bewijs van luxe in de
maatschappij; bewijst dat een maatschappij zodanig goed functoneert dat bepaalde
mensen niet wnodig, zijn om te voorzien in drank en eten (≈ overleven)
2. De waarde van werk (1)
- Niet alleen betaald werk is waardevol! Ook onbetaalde actviteiten die we voor anderen
doen kunnen waardevol/ nutg zijn
o Zonder vaders/moeders, jeugdwerkers, vakbonden… zou de samenleving niet draaien
- (!) Werk is waardevol in verschillende betekenissen
- Eerste onderscheid:
1. Intrinsieke gebruikswaarde = maatschappelijk nut
Voor diegene die ze verricht, voor de omgeving en voor de samenleving
Psychologische waarde = bron van zelfverwezenlijking
Sociale waarde = bron van sociale cohesie door samenwerking, of als antwoord op een
manifeste maatschappelijke behoefe (vb. iemand verzorgen intrinsieke waarde is
dat die persoon geholpen is)
De meeste jobs dienen naast het persoonlijk nut vaak ook een of ander
maatschappelijk nut (dit is niet enkel eo voor vb. artsen oe manteleorgers 1)
Zie illustrate in ppt slide jj
Nut voor de maatschappij
JA NEEN
Nut voor het JA Manteleorg Bankrooe
individu NEEN Slavenarbeid Sisyeusarbeid
j. Economische ruilwaarde = de waarde van werk indien we het zouden verkopen op een
denkbeeldige markt (= arbeidsmarkt) = wprijs in geld van 1 eenheid betaalde arbeid,
= Marktwaarde (vb. 1 eenheid arbeid geef recht op een vergoeding, €1j/uur)
DUS: verschil tussen wwerk, en warbeid, = betaalde arbeid = werk met een
gebruikswaarde en een ruilwaarde
wWaarde, van werk gaat vaak uitsluitend over de ruilwaarde van werk
In die enge visie lijkt alle werk dat niet betaald is, waardeloos te zijn
- 20ste eeuw: (rationeel-economischn
1
Men zou soms denken dat enkel jobs zoals arts, verpleging, polite, mantelzorg… een maatschappelijk nut
hebben. Toch hebben de meeste jobs op één of andere manier een bepaald maatschappelijk nut.
,Arbeidssociologie
o Vaak uitsluitend aandacht voor de wruilwaarde, = enge economische visie
o Arbeid en werk staan centraal in de maatschappij
- Grieken:
‐ Arbeid (producte G&D) is inferieur Maatschappelijke groepen die zich bezighielden met
arbeid zijn wminderwaardig, (vb. slaven, niet-burgers)
‐ Eigenaars van die groepen hielden zich bezig met wpraxis, = werk met intrinsieke waarde
Dit werd vaak gedaan in samenwerking met familie (geen producte maar reproducte)
‐ Naast arbeid onderscheidden Grieken ook spel en vrije tijd
Spel = actviteiten omtrent ontspanning
Vrije tjd (= “schole”)) = dubbele betekenis van studie en vrije tjd: actviteiten rond het
concept van partcipate in het gemeenschapsleven (vb. democrate)
‐ Dit toont aan dat het vreemd is alle waarden van menselijke actviteit in termen van betaalde
arbeid te willen meten!
Dit is wat we sinds de modernisering constant proberen te doen wmonetariseren,
Belangrijk naar context te kijken i.p.v. enkel activiteit op zich
Les 2: de sociologische kijk op
arbeid
1. Arbeidskracht (vs. “arbeid”)
- = de mogelijkheid (“arbeidskracht,) om te werken moet worden omgezet in arbeid
o Vb. IT-er die aan een tafel geplaatst wordt maar niet beschikt over een pc kan zijn
mogelijkheid tot werken niet omvormen tot arbeid: hij heef een pc nodig!
o Vs. Arbeid = het daadwerkelijk uitvoeren van een taak (producte G&D)
- Arbeidskracht = Het potentieel van een persoon om arbeid te verrichten dat die kan
verkopen op de arbeidsmarkt
- wBelofte op arbeid, van de werknemer die wordt verkocht op de arbeidsmarkt
o Deze belofe wordt gekocht door koper (= werkgever)
- Koper moet arbeidskracht doen wrenderen,
o Efficiënte allocate v.d. arbeidskrachten is taak van de werkgever/onderneming
- Arbeidskracht raakt uitgeput door het verrichten van arbeid (nood aan reproducte)
o ’s Ochtends efficiënt; 17u. in de namiddag vermoeid = minder efficiënt
Arbeidskrachten hebben tijd nodig om zichzelf te regenereren/ reproduceren (=
wopladen,) – dit gebeurt tjdens de vrije tjd
o Samenlevingen moeten arbeidskracht reproduceren: vb. door kinderen op de wereld te
zetten of migratiebeleid toe te laten (noodeakelijk binnen Europa! te weinig
autochtone arbeidskrachten om vacatures in te vullen)
Botsing economische/maatschappelijke noodzaak en economische wenselijkheid
2. Soorten werk
- 1. (Betaalde) arbeid (vb. productearbeider, verpleegkundige, poetsvrouw…)
- j. (Onbetaald) werk (vb. manteleorg): verpleegkundige die familielid verzorgt na haar werk
o Taken zijn zo goed als identiek als hun job; maar hier zijn ze niet betaald
- 3. Reproductief werk (vb. geeinsmaaltjden bereiden, werkkledij wassen…)
, Arbeidssociologie
o Tijdens het werken gaat een deel van het potenteel verloren
o Nood aan wreproducte van arbeidskracht,:
a) Voeding zal een bron zijn van energie die positef zal zijn voor de prestaties van
wn’s op hun job = grats wdienst, aan de werkgever
b) Zorgen voor nieuwe arbeidskrachten voor de toekomst
o In huishoudens = gebeurt door arbeider zelf
o ≈ Veronderstelt echter ook werk (wShadow work,)
o OPGELET: reproductef werk wgekocht, op de arbeidsmarkt wordt opnieuw productieve
arbeid (vb. kuishulp, kant-en-klare maaltjden, nanny…)
Tegenwoordig kan bijna al ons reproductef werk aangekocht worden op de
arbeidsmarkt = diensteneconomie (hoe meer werk i.e. land; hoe groter)
- 4. Vrije tijd (vb. computergame spelen, boek leeen…)
o Onderscheid met (reproductee) werk niet altjd evident!
o Hoogstens persoonlijk nut en persoonlijke reproducte recuperate na het werk
Soorten werk: hardnekkige verschillen
- Om gender gelijkheid (in termen van beide partners die gaan werken) te implementeren kan
een gezin aanspraak maken op de diensteneconomie
o Zo moet niet 1 v.d. j partners werk-tjd opooeren om het huishouden te runnen
- Anno j1e eeuw: claims dat mannen en vrouwen gelijkgesteld zijn (eie tabel, slide 6)
o Echter: mannen: nog steeds méér betaalde arbeid & Vrouwen: nog steeds méér
reproductief werk
o Dit is een fenomeen dat waarschijnlijk altijd zal blijven bestaan!
- Vroeger: kostwinnersmodel = 1 persoon werkt voltjds (producteve arbeid), andere zorgt voor
gezin (reproductee werk)
- Tegenwoordig: tweeverdienersmodel: beide partners werken voltijds omvorming
reproductief werk naar productieve arbeid (ontstaan diensteneconomie)
o Gezinnen werken in het totaal meer dan 30/40 jaar geleden
o REDEN volgens economen = kapitalisme (= maximaliseren van meerwaarde/ winst)
Men kan niet anders dan het volume arbeid constant houden of verhogen
Kapitalisme zorgt voor een toename in welvaart
a) Combinatiemodel: beide partners verdelen reproductef werk gelijkmatg
b) Dienstenmodel: aanspraak maken op arbeidsmarkt voor reproductef werk
a. Voorbeelden van betaalde arbeid, werk, reproductie en vrije
tijd
- Onderscheid tussen 4 bovenstaande vormen van arbeid = geen exacte wetenschap
o Die defnites = producten van maatschappelijke context
- 1. Betaalde arbeid: vb. metselaar
o Consument beslist dat hij werk niet zelf kan doen en wendt zich tot arbeidsmarkt
o Doet beroep op arbeidskracht van ervaren metselaar
Aankoop belofte op arbeid (met overweging eoals ervaring, snelheid, prijs)
In ruil voor uurloon
o Een ftte, snelle en goed gereputeerde metselaar kan al snel meer vragen voor zijn werk
dan een leerjongen die af en toe fouten maakt
- j. Productief werk: vb. mantelzorg: kleinzoon staat in voor zorg grootmoeder