Hoofdstuk 1: Kwalitatief onderzoek en criminologische theorie
Hoofdstuk 2: Het kwalitatief onderzoeksdesign
1. De kwalitatieve probleemstelling
Door middel van ons OZ zullen we proberen een antwoord te geven op wetenschappelijke vragen.
Onderzoek en wetenschappelijke vragen zijn hier 2 belangrijke elementen. Wetenschappelijkheid
heeft te maken met de manier waarop we deze vragen formuleren.
1.1 Soorten onderzoeksvragen
Wat-vragen
De meeste onderzoeken focussen zich op een wat-vraag. Dit soort vragen kunnen we ook terugvinden
onder de vorm van ‘hoeveel’ of ‘hoe groot’-vragen. Deze kunnen langs de ene kant verkennend zijn
en langs de andere kant aanleiding geven tot exploratief onderzoek.
Exploratief OZ is hypothesevormend van aard en wordt vaak uitgevoerd op terreinen waarvan de
kennis nog niet erg uitgebreid is.
Hoe- en waaromvragen
Deze vragen zijn meer verklarend van aard en voor het beantwoorden van deze vragen zal men eerder
gebruik maken van een kwalitatief onderzoek, historisch OZ of experiment. De reden hiervoor is dat
het antwoord op deze vragen vaak te vinden is in verbanden over de tijd heen. Kwalitatieve
onderzoeken worden uitgevoerd in de reële wereld en het ligt dan voor de hand dat het gedrag van
de respondenten niet gemanipuleerd kan worden. Je kan immers niet kunstmatig een staking
uitlokken of paniekgedrag veroorzaken.
Historisch OZ heeft geen of nauwelijks controle over het gedrag van de respondenten, het verleden
kan nu eenmaal niet meer veranderd worden. Kenmerkend aan dit soort OZ is dat het gedrag van de
respondenten niet-manipuleerbaar is.
Bij een experiment is de manipuleerbaarheid van gedrag een basiselement in het OZ. Vaak worden
deze opgezet in laboratoria, maar het is mogelijk om deze ook uit te voeren in de sociale werkelijkheid.
1.2: Het bepalen van een onderzoeksdoel
Het onderzoeksdoel formuleert vaag de relevantie van het OZ. Daarnaast legt het ook uit waarom we
juist dit OZ willen uitvoeren. Het onderzoeksdoel formuleren is de eerste stap om een uitgewerkte
probleemstelling te bekomen. (Onderzoeksdoel = motivatie & relevantie).
1.2.1: Waarom doe je onderzoek?
Intellectuele redenen
= Redenen die vanuit het wetenschapsinstituut zelf worden aangebracht om te kiezen voor een
bepaald onderzoeksprobleem. Bronnen van dit soort onderwerpen kunnen zijn: Wetenschappelijke
paradigma’s, theorieën, nieuwsgierigheid, …
1
,Praktische redenen
= Redenen die te maken hebben met het doel dat de onderzoeker voor ogen heeft met zijn
onderzoeksvraag. Met een praktische onderzoeksvraag wil de onderzoeker iets bereiken (→ een
intellectuele OZ-vraag waar men iets wil begrijpen).
VB: Evaluatieonderzoek = Kijken naar de praktijk en de eventuele gevolgen ervan + aandacht
spenderen aan de planningsfase waaruit een nieuwe aanpak tot stand komt. (VB in HB p. 87-91).
VB 2: Actieonderzoek = Diegenen over wie het onderzoek gaat worden nauw betrokken bij het OZ en
geven actief mee vorm aan het OZ.
Persoonlijke redenen
= Een thema wordt gekozen omdat het de onderzoeker raakt; hij vindt er een intrinsieke motivatie in
om een onderzoeksvraag erover op te stellen. Opgelet: persoonlijke redenen, eigen waarden en
normen kunnen een invloed hebben op het verloop van het OZ en de manier waarop een onderzoek
omgaat met het thema.
Onderzoeklogboek
= Bij het kiezen van een thema uitschrijven waarom je een OZ wil uitvoeren én waarover. Achteraf kan
in dit logboek alle wijzigingen worden bijgehouden.
1.2.2: Waarom is dit OZ belangrijk?
Het is belangrijk om bij de start van een OZ duidelijk te schrijven waarom dit OZ moet uitgevoerd
worden; waarom en voor wie het belangrijk is.
4 doelen van criminologische OZ
1) Exploratief/verkennend OZ
DOEL = Komen tot inzichten op een domein waar tot nu toe weinig over geweten is. Veel kwalitatief
OZ is verkennend van aard, vooral omdat veel onderzoekers het zien als een typische
vooronderzoekstechniek. De onderzoeksmethoden kunnen heel flexibel toegepast worden op het
terrein, wat ervoor zorgt dat als je nieuwe elementen tegenkomt tijdens het OZ er heel sterk op kan
ingespeeld worden.
2) Verklarend OZ
DOEL = Expliciet op zoek gaan naar oorzaken in de betekenisgeving van personen. Dit soort invalshoek
is wel redelijk zeldzaam voor kwalitatief OZ en is eerder voorbehouden voor kwantitatief OZ. Daar kan
men met behulp van statistische modellen uitspraken doen over de causaliteit van verbanden.
3) Beschrijven OZ
DOEL = Een gedetailleerde beschrijving geven van een bepaalde bestudeerde case om de processen
van betekenisgeving in de diepte te begrijpen. Elke case kan kennis en inzichten bieden, zeker unieke
gevallen. Een nauwkeurig wetenschappelijke beschrijving is dus zeker van belang.
4) Emancipatorisch OZ (Actieonderzoek)
DOEL = Kennis opdoen MAAR ook een sociaal probleem aanpakken of de betrokkenen middelen
aanreiken om sociale verandering teweeg te brengen. Het doel is een bijdrage leveren in sociale actie.
2
,1.2.3: Voor wie is het OZ bedoeld?
3 doelgroepen
1) Wetenschappelijke gemeenschap
Als de onderzoeker een relevante bijdrage leveren aan de wetenschappelijke gemeenschap, moet hij
beargumenteren waarom het OZ een bijdrage levert aan de theoretische of empirische kennis. Het Oz
moet nieuwe inzichten leveren.
2) Beleidsmakers
Beleidsmakers zitten met praktische vragen over hoe hun beleid geoptimaliseerd kan worden.
Beleidsrelevant OZ kan explorerend of evaluerend zijn. Bij explorerend OZ vraagt de beleidsmaker
nieuwe informatie op domeinen waar nog niet veel kennis over is (zie boven). Bij een evaluerend OZ
zal men bestaande beleidsmaatregelen onder de loep nemen en kijken of doelstellingen van het beleid
gerealiseerd worden in praktijk.
3) Praktische relevantie
OZ kan leiden naar het oplossen van een probleem. In dit geval zijn de praktijkmensen die zo snel
mogelijk een oplossing willen voor dit probleem de geïnteresseerden. Dit soort OZ heeft vaak een
evaluerende inslag met als doel verbetering van een situatie.
1.3: De onderzoeksvraag
Na de omschrijving van het doel, moet de onderzoeker de onderzoeksvraag opstellen. Deze is veel
gerichter van aard. De OZ-vraag is belangrijk, want het is het centrale kompas van het gehele OZ.
1.3.1: De eerste aanzet
Onderzoeksvraag moet:
• Helder zijn;
• Begrijpelijk zijn;
• Ondubbelzinnig zijn;
• Gefocust, maar niet te nauw zijn (niet teveel vragen ineen);
• Aansluiting vinden bij een bestaande theorie, maar moet ook een nieuwe bijdrage leveren.
• In vraagvorm genoteerd zijn;
Onderzoeksvragen zijn evoluerend; ze groeien mee met het OZ en worden geanalyseerd en
herschreven. De OZ-vraag moet wel vooraf al op papier staan en de centrale vraagstelling blijft
hetzelfde, maar de verwoording kan veranderen doorheen het proces.
1) Onderzoekbaarheid
Onderzoekbaarheid en haalbaarheid liggen dicht tegen elkaar, maar zijn niet hetzelfde.
Onderzoekbaarheid van een OZ-vraag is de mate waarin een OZ-vraag wel degelijk kan en mag leiden
tot een OZ.
→ Is het mogelijk de OZ-vraag te beantwoorden met een empirisch OZ?
Soms kan het zijn dat een vraag empirisch kan beantwoord worden, maar dat er eerder een historisch
of juridisch onderzoek voor nodig is. De vraag is dan wel onderzoekbaar, maar niet door jou als sociale
wetenschapper.
3
,Ethische onderzoekbaarheid → Hier gaat het over de ethische dimensie van het
sociaalwetenschappelijk OZ. Je mag in geen geval een doelgroep schade berokkenen dus het is
belangrijk om voor het OZ ethische overwegingen te maken. Als de kans te groot is dat de doelgroep
schade zal lopen, is de OZ-vraag niet onderzoekbaar. Het gaat hier wel steeds over gevoelige
onderwerpen (VB: incest, …).
2) Haalbaarheid
→ Is het OZ uitvoerbaar? Een OZ-vraag kan zonder probleem tot een OZ voorstellen, maar eens er een
steekproef moet getrokken worden blijkt dit niet haalbaar. De haalbaarheid wordt voorgesteld aan de
hand van 3 criteria:
A. Tijd
Algemeen → onderzoekers onderschatten hun tijd met 50%. Best kan je dus de helft van de tijd erbij
rekenen.
Tijdsbegroting = Het opmaken van een tijdspad waarin ook de vakanties van de onderzoekers en
medewerkers worden bijgerekend. Het geeft een inschatting van de totale tijd dat het OZ in beslag zal
nemen.
Tarra-tijd van de dataverzameling (staat niet in boek) = De extra tijd die men spendeert door
bijvoorbeeld naar een interview te rijden, de koffie bij de start van een interview, het napraatje, …
Met deze extra tijd moet ook rekening gehouden worden.
Vaak moeten ambities verkleind worden omdat er een gebrek is aan tijd.
B. Geld
De onderzoeker zal een inschatting moeten maken van de personeel, reis en verblijfskosten,
drukkosten, … Afhankelijk van deze berekening zal hij kunnen opmaken dat een OZ haalbaar is. Soms
moet ook hier de ambitie verkleind worden.
Kwalitatief OZ is vaak goedkoper dan kwantitatief omdat de onderzoeker zelf ter plaatse gaat om te
observeren of interviews af te nemen. Omdat bij kwantitatief OZ meer respondenten moeten
bevraagd worden door professionele onderzoekers lopen de kosten hier hoger op.
C. Bereikbaarheid en bereidheid van onderzoeksobjecten
Geen respondenten = geen gegevens om te verzamelen.
1.3.2: Het literatuuronderzoek en sensitizing concepts
Het is belangrijk om de eerste versie van je OZ-vraag theoretisch uit te werken. Dit gebeurt in het
literatuuronderzoek. Er is veel discussie geweest over het al dan niet gebruiken van literatuur in
kwalitatief OZ.
The grounded theory-benadering gelooft dat je theorie moet laten opborrelen vanuit je gegevens en
data en dus niet op voorhand een visie mag vastleggen door bestaande theorie als uitgangspunt te
gebruiken. Van deze visie heeft men in zekere zin afstand gedaan, want men gelooft dat literatuur kan
duidelijk maken welk paradigma of theorie ten grondslag ligt aan je OZ-vraag. Ook zal het duidelijk
maken of je OZ-vraag nog niet eerder onderzocht is. Als je geen literatuurstudie doet, is kans op
overlap dus erg groot.
4
, Men wil vertrekken vanuit het idee van cumulativiteit = Het gebruiken van bestaande kennis om
nieuwe kennis te vergaren.
Sensitizing concepts
Het werken met algemene concepten die nog niet of heel oppervlakkig uitgewerkt zijn, is een
belangrijke manier om met de invloed van een theoretisch kader om te gaan. Deze algemene
concepten zijn de sensitizing concepts. Ze geven richting aan een kwalitatief OZ en maken de OZ
gevoeliger voor bepaalde onderwerpen die een antwoord kunnen geven op de OZ-vraag. Daarnaast
geven ze ook aan waar een onderzoeker kan starten met zijn OZ zonder daarmee alles op voorhand
vast te leggen.
1.4: Algemene structuur en inhoud
Een volledige probleemstelling omvat een onderzoeksvraag, maar ook het uitwerken en kaderen van
die onderzoeksvraag en het eventueel formuleren van deelvragen.
Een volledige probleemstelling bestaat uit volgende elementen:
1. Situering van het onderzoeksdomein = algemene situering van waarover het OZ zal gaan.
2. Een maatschappelijke en/of wetenschappelijke verantwoording = motivering
3. Het onderzoeksdoel = exploreren, verklaren, beschrijven of aanpakken
4. De onderzoeksvraag
5. De deelvragen in het OZ (Als centrale OZ-vraag nog te ruim is)
6. Conceptueel kader = hierin worden de centrale concepten gedefinieerd
7. Situering beperkingen en limieten van het OZ
8. Welke methoden je zal gebruiken
Verder in het OZ zal de onderzoeker ook een methodenparagraaf moeten uitwerken.
2. Kiezen voor een kwalitatieve grondvorm
2.1: De kwalitatieve survey
2 vormen
1) De kwalitatieve survey met diepte-interviews
Onderzoekseenheden = individuen die door middel van interviews bevraagd worden.
2) De kwalitatieve survey met focusgroepen
= Goed geplande gesprekken die als doel hebben veel data op een korte tijd verzamelen. Hierbij is het
groepsaspect heel belangrijk. De groepsdiscussies maken interactie tussen respondenten mogelijk en
stellen de onderzoeker in staat om ook actievere interviewtechnieken te gebruiken itt een face-to-
face interview.
2.2: Participerende observatie of etnografische studie
= Een methode waarbij de onderzoekers wetenschappelijke gegevens wil verzamelen met betrekking
tot een setting gedurende een zekere periode, al dan niet met het medeweten van de andere
participanten. De onderzoeker neemt deel aan het dagelijkse leven in hun milieu, terwijl hij vanuit de
reeds bestaande interactie tussen onderzoeker en onderzoeksobject een systematische combinatie
van technieken toepast (VB: directe observatie, formeel en informeel interview, luisteren, …).
5