KWALITATIEVE METHODEN EN
TECHNIEKEN IN DE CRIMINOLOGIE
H OOFDSTUK 1: K WALITATIEF ONDERZOEK EN CRIMINOLOGISCHE
THEORIE . O VER DE REALTIE TUSSEN THEORIE ,
ONDERZOEKSVRAGEN EN METHODE
I NLEIDING
Kwalitatieve onderzoekers zijn in staat gebleken verborgen fenomenen zichtbaar tem ken,
juist door toegang te zoeken tot groepen die moeilijk bereikbaar zijn.
In de kwalitatieve methoden gaat het om het inzichtelijk maken van betekenisgeving, om
het leren begrijpen van de werkelijkheid vanuit een emic perspectief: welke betekenis geeft
de actor zelf aan zijn handelen. Idealiter betekent di teen combinatie van kwantitatief
onderzoek en kwalitatief onderzoek. Het beschrijven van correlaties en patronen kan
bijzonder nuttig en illustratief zijn, maar vaststellen dat variabelen samenhangen en schetsen
van ontwikkelingen blijft slechts een eerste stap. Stap twee is om na te gaan hoe bepaalde
zaken samenhangen en hier tevens een verklaring voor te bieden.
Juist omdat dat verklaren met name in het gros van het kwantitatieve onderzoek weinig
gebeurt, verwachten velen dat vooral kwalitatief onderzoek een bijdrage kan bieden aan het
vergroten van zowel de maatschappelijke relevantie als de wetenschappelijke ontwikkeling
van de criminologie. Juist in kwalitatieve onderzoeksmethoden neemt de sceptische houding
ten aanzien van de zogenaamd ‘objectieve’ waarnemingen waarop evidence-based
voorspellingen kunnen worden gebaseerd een centrale plaats in.
W AAROM ER THEORIE IN ONZE ‘ GEREEDSCHAPSKIST ’ ZIT
Een theorie is een bepaalde manier van kijken naar de werkelijkheid waar je hypothesen uit
kunt afleiden en die je helpt om conclusies te kunnen trekken uit onderzoeksgegevens. We
kunnen zeggen dat een theorie bestaat uit een systematisch en consistente redenering die
volgt uit een generalisering en abstrahering van onderzoeksgegevens, die een mogelijke
verklaring aandraagt en die in zo veel mogelijk toetsbare termen is gevat.
We hebben een theorie dus vooral nodig om problemen te kunnen verklaren. Door middel
van een theorie wordt eigenlijk geprobeerd die vraag te beantwoorden.
Theorieën zijn echter niet alleen van belang om tot adequate verklaringen te kunnen komen,
maar spelen ook een belangrijke rol in het process van dataverzameling, doordat zij mede
bepalen waar we naar kijken en hoe we naar bepaalde fenomenen kijken.
1
,Het is vooral de onderzoeksvraag die bepalend is – of zou moeten zijn – voor zowel de te
hanteren onderzoeksmethode als theoretisch kader.
Er is een duidelijke wisselwerking tussen theorie en onderzoek: theorieloos onderzoek is
stuurloos onderzoek – het heeft geen focus en richting – en tegelijkertijd heeft theorie
onderzoek nodig om verder te kunnen ontwikkelen.
H ET GEBRUIK VAN KWALITATIEVE METHODEN IN DE CRIMINOLOGIE
De negentiende-eeuwse socioloog Max Weber, die het verstehen, het begrijpen van
iemands handelen van de betekenis die hij eraan geeft, als doel van de sociale
wetencshappen heeft geïntroduceerd. Deze verstehende of interpretatieve benadering is
kenmerkend voor kwalitatief onderzoek.
Exploratief onderzoek in de criminologie brengt vaak onderzoek naar verborgen werelden
met zich mee. Deze sferen, netwerken en subculturen, die ingebed zijn in de samenleving,
en tegelijkertijd vaak veel voor de ‘buitenwereld’ te verbergen hebben, zijn dikwijls lastig
(soms zelfs onmogelijk) te onderzoeken aan de hand van statistische methoden of te
begrijpen aan de hand van de geregistreerde werkelijkheid zoals deze onder meer te
reconstrueren valt uit justiële opsporingsonderzoeken.
Met kwalitatieve onderzoeksperiode kan de werkelijkheid waarin criminaliteit ontstaat het
best in kaart worden gebracht vanuit directe observatie en in directe interactie met de
betrokkenen.
Of het nu gaat om het gebruik van narratieve methoden, etnografisch veldwerk of het gebruik
van historische bronnen dat niet voor wetenschappelijke doeleinden is verzameld; in alle
gevallen is een kritische blik en reflective op de totstandkoming en het gebruik van de data
van belang. Een belangrijke implicatie hierbij is dat er oog is voor omstandigheden
waaronder het material is verzameld. Het problematiseren van de data, en het inzichtelijk
maken van het social geconstrueerde karakter ervan, leidt er mede toe dat deze data niet op
face value gebruikt worden, maar slechts met inachtneming van deze beperkingen kunnen
worden geïnterpreteerd. De gehanteerde methoden blijven slechts een middle en zijn niet
het doel op zich.
Volgen Young construeren de kwalitatieve onderzoekers door een sterk accent op
methodologie te leggen een ‘coherentie’ in hun data die er in de werkelijkheid helemaal niet
is.
C RIMINOLOGISCHE EPISTEMOLOGIE IN EEN NOTENDOP
We gaan ‘de oorzaken’ van criminaliteit bestuderen om vervolgens te bekijken wat de meest
adequate remedies zouden kunnen zijn. Het sort theorieën dat op de oorzaken van
criminaliteit is gericht, noemen we etiologisch. Daarnaast zijn er ook theorieën die pogen te
verklaren welke functies de criminaliteitsbestrijding heeft en welk bedoeld of onbedoeld effect
zij heeft op de aard en omvang van de criminaliteit. Dergelijke theorieën worden wel sociale
reactiebenaderingen genoemd.
2
,Een ander belangrijk punt dat criminologische theorieën onderscheidt is het
verklaringsniveau: de ene theorie probeert een probleem op maatschappelijk niveau
(macro) te verklaren, de andere concentreert zich juist op het individu (micro). Iets dat op
macroniveau ‘waar’ is, hoeft dat op microniveau nog niet te zijn en vice versa. Zo kan op
macroniveau een relatie tussen werkloosheid en criminaliteit aannemelijk worden gemaakt,
maar dat betekent nog niet dat, op microniveau, iedereen die werkloos wordt uit stelen gaat.
Waar in kwantitatief onderzoek op microniveau vaak vanuit een buitenstaandersperspectief
over een individu wordt gesproken, zal in kwalitatief onderzoek eerder de betekenisgeving en
de beweegredenen van de actor zelf centraal staan.
Het ‘niveauprobleem’ vindt mede zijn oorzaak in het feit dat in de criminologie gebruik wordt
gemaakt van de inzichten uit verscillende disciplines. Het ‘niveauprobleem’ vindt mede zijn
oorzaak in het feit dat in de criminologie gebruik wordt gemaakt van de inzichten uit
verschillende disciplines.
Vaak zonder dat dit ordt onderbouwd, wordt er impliciet uitgegaan van een bepaald mens-
en maatschappijbeeld. Alle verklarende theorieën in de criminologie zitten qua mensbeeld
tussen deze twee uitersten in. In kwalitatief onderzoek, waarin wordt gesteld dat waarneming
en interpretative noodzakelijkerwijs in elkaar is overgaan, zullen deze pre-wetenshappelijke
aannames meestal nadrukkelijker worden geëxpliciteerd dan in kwantitatief onderzoek,
waarin het positivistische ideaal van ‘intersubjectiviteit’ centraal staat.
Veruit de meeste criminologische theorieën gaan impliciet uit van een consensusmodel: de
regels die in de maatschappij gelden zijn vastgesteld in een democratisch proces waarin
iedereen zijn zegje heeft kunnen doen.
Het spectrum van verklarende theorieën in de criminologie loopt van het microniveau naar
het mesoniveau naar het macroniveau. In de hoofdverklaringen van criminaliteit wordt
respectievelijk ingegaan op:
1. genen, hormone en neurotransmitters
2. antisociale persoonlijkheidsstoornissen
3. rationale keuze en gelegenheid
4. opvoeding en sociaal leren
5. informele sociale controle
6. groeps- en subcultuur
7. buurtinvloeden
8. interactive met sociale reacties
9. armoede, relatieve deprivatie en ‘spanning’
10. cultuur en maatschappijstructuur
Grosso modo kunnen we stellen dat kwalitatieve methoden vooral binnen de perspectieven
op het meso- en macroniveau worden gebruikt en minder op het microniveau. Een
belangrijke oorzaak hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat kwalitatieve
onderzoeksmethoden bovenal oog hebben voor de context. Ook op het microniveau van het
individu zullen kwalitatieve onderzoekers geneigd zijn het individu te bekijken in samenhang
met – of in relatie tot – de inbedding in de sociale en economische omgeving.
3
, D E C HICAGO SCHOOL
In de meeste handboeken wordt gesteld dat de kwalitatieve methoden van onderzoek begin
twintigste eeuw in de criminologie zijn geïntroduceerd door Robert Park. In Cohens werk
speelt de morele verontwaardiging van de burger over het ‘slechte’ gedrag van delinquent
jongeren een centrale rol.
L ABELLING
Naast onderzoek naar ‘criminele’ gedragingen kwam er onderzoek naar degenen die
anderen dergelijke etiketten opplakten. Het ging hierbij zowel om de informele ‘sancties’ die
mensen elkaar oplegden als om de reacties van politie, justitie en rechterlijke macht. Vanaf
het moment dat iemand het etiket ‘crimineel’ krijgt opgeplakt, wordt hij op een stereotype
manier bekeken en behandeld. Op den duur gaat hij zich ook in overeenstemming met dit
stereotype gedragen. In die zin versterkt de sociale relatie het gedrag dat zij juist beoogt te
ondersteunen.
Het etiket ‘crimineel’ heeft een grote maatschappelijke impact, niet eens zozeer vanwege de
Ernst van de gedraging, maar vooral omdat het zo een zware morele, publieke stigmatisering
van de delinquent impliceert. Als gevolg van stelselmatige sitgmatisering raakt iemand zijn
oorspronkelijke identiteit kwijt en kan hij op den duur ook zichzelf alleen nog maar in
clichébeelden zien: hij is alleen nog de gek, de crimineel, de domoor of de engerd. Dat hij
daarnaast ook een lieve vader, een geode minnaar, een harde werker is, doet er niet meer
toe.
K RITISCHE CRIMINOLOGY
De in de criminology traditioneel los van elkaar staande besturing van de oorzaken van
criminaliteit en van bestraffing maakt plaats voor een benadering waarin juist de dynamiek
tussen gedraging en sociale reactive centraal staat. Het adjectief ‘kritisch’ impliceert vooral
drie dingen:
1. een handelings- of actieperspectief
2. een reflexieve benadering van de criminology als wetenschapsgebied
3. het ter discussie stellen van de heersende maatschappelijke ongelijkheid waar
criminaliteit uiteindelijk de resultante van is.
De oorzaken van criminaliteit liggen volgens Taylor, Walton en Young in sociale
omstandigheden. Aan biologische of leerpsychologische factoren kennen zij weinig
verklarende kracht toe. Deviantie is volgens hen een poging aan deze disciplinering te
ontstnappen.
Subculturen worden gezien als onerdeel van een bredere populatie (massa-)cultuur, waarbij
drie geïntegreerde domeinen worden onderscheiden:
1. de buurt
2. de familie
4