MENS & LEREN 2
1. Wat zijn ontwikkelingsstoornissen
1.1 Het ICF-model: een visie op het functioneren met een
ontwikkelingsstoornis
- ICF = international classification of functioning/internationale classificatie van het menselijk
functioneren
- Het model bestaat uit verschillende componenten die gelijkwaardig zijn en in onderlingen
wisselwerking staan
Transactioneel model
1. Gezondheidstoestand
2. Menselijke functioneren
2.1 lichaam: functies/anatomische
eigenschappen
2.2 doen: activiteiten
2.3 samen: participatie
3. beïnvloedende factoren
3.1 externe factoren: De fysieke
omgeving of de sociale en de maatschappelijke omgeving
3.2 persoonlijke factoren: leeftijd, geslacht, ervaringen, sociale status,…
- dit schema kan ook in een andere versie gegoten worden:
0pdracht: wie ben jij?
2. diagnostiek en begeleiding bij ontwikkelingsstoornissen
2.1 HGW en HGD en faire diagnostiek
- HGW = handelingsgericht werken
De 7 uitgangspunten van handelingsgericht werken
1. Onderwijs- en opvoedingsbehoeften centraal
2. Afstemming / wisselwerking
3. Leerkracht en ouder doen er toe
4. Positieve aspecten
5. Constructieve samenwerking
6. Doelgericht
7. Systematisch – transparant
Zorgcontinuüm met 4 fases
Fase 0: brede basiszorg -> gaat breed over de hele school
Fase 1: verhoogde zorg -> enkele leerlingen krijgen
ondersteuning van leerkrachten
Fase 2: uitbreiding van zorg -> externe
instanties worden ingelast
Fase 3: IAC
-
- HGD = handelingsgerichte diagnostiek
1. Intakefase = info verzamelen rond de
hulpvraag
2. Stategiefase = reflectie rond hulpvraag
1
, 3. Onderzoeksfase = gerichte info vergaren
4. Integratie- en aanbevelingsfase
5. Adviesfase
6. Interventie en evaluatie
- Handelingsplanning
In het buitengewoon onderwijs is zo een handelingsplan verplicht, maar de draai die elke school
eraan geeft is verschillende
Beeldvorming: hoe vaak is deze leerling afwezig, wanneer is die
afwezig, gesprekken voeren met ouders en andere om een
goed zicht te krijgen
Doelen selecteren
voorbereidingsfase: er worden afspraken gemaakt met
kinderen en met ouders
uitvoeringsfase: plan uitvoeren dat is gemaakt in de
voorbereidingsfase
evaluatiefase
- faire diagnostiek
zorgzame en kwaliteitsvolle diagnostiek bij anderstalige en/of kansarme kinderen
3. Agressie
3.1 Wat is agressie
- Agressie is gedrag waarbij de ander schade wordt toegebracht, er is onderscheid tussen 2 soorten:
Fysieke agressie: slaan, schoppen,…
Psychische agressie: bedreigen, pesten, schelden,…
- Bij agressie gaat het meestal ook over het overtreden van bepaalde regels, dit kan zowel formeel als
informeel
Formeel: bezittingen niet stukmaken, niet mishandelen
Informeel: respect hebben, rekening houden met elkaar
Iemands gedrag kan agressief zijn ook al had de persoon niet de intentie om leed toe te
brengen aan de ander
3.2 Soorten agressie
3.2.1 reactieve agressie
- er gaat iets gebeuren en dat gaat ervoor zorgen dat de kinderen gaan ontploffen
ze gaan ontploffen zonder dat de omgeving eigenlijk weet waarom ze zo reageren
ze gaan zich snel aangevallen voelen en onmiddellijk reageren
- het zijn kinderen die heel impulsief zijn en gaan geen rekening houden met de consequenties van hun
gedrag voor zichzelf en voor andere
naarmate ze ouder worden gaat dat impulsief zijn afnemen
het is heel belangrijk om samen met deze kinderen een middenweg te vinden en rustig te blijven
3.2.2 proactieve agressie
- het gaat over agressie die gericht is om een doel te bereiken -> het is meer gericht op ik wil iets
bereiken en hoe ga ik dat doen
zij zijn niet reactief
- het gaat vaak over koelbloedige kinderen die weinig angst hebben
3.2.3 samenhang
- bij de meeste kinderen gaat het om een samenspraak tussen beide vormen
gericht op de ondersteuning moet er gekeken naar welke van de beide vormen de bovenhand
neemt
- er is een heel grote samenhang tussen beide vormen
50% van de kinderen vertoont zowel proactieve als reactieve agressie
- Er zijn 6 verschillende categorieën probleemgedrag die samenhangen met agressie
1. Internaliserende problemen: hier gaat het over de interne onrust -> depressieve gedachten,
angst gevoelens,….
2. Emotionele disregulatie en hyperactiviteit: ze hebben het moeilijk met het reguleren van hun
emoties
3. Delinquent gedrag: de verschillende gedragsstoornissen
4. Sociometrische status: gaat over de positie die iemand inneemt in de groep
2
, Als iemand veel aandacht en respect heeft kan dat leiden tot agressie (voorbeeld: bij
mannen met veel macht kan die agressie al sneller geaccepteerd worden dan bij
mannen met minder macht)
5. Slachtofferschap: mensen die vaak wat meer reactieve agressie hebben, ze zien zichzelf als
slachtoffer maar bedoelen dat vaak niet zo.
ze zijn heel impulsief en de buitenwereld reageert hier meestal ook niet zo goed op
6. Sociale incompetentie: kinderen die het niet zo goed aanvoelen en ook niet zo veel
mogelijkheden hebben omdat de reactie van de omgeving vaak negatief kan zijn
vaak reactieve kinderen die heel impulsieef reageren maar ze hebben op dat moment
niet door dat het gedrag onacceptabel is, dat besef komt meestal later pas
3.2.4 relationele agressie/sociale agressie
- deze vorm komt veel vaker voor dan fysieke agressie
- manipulatie is de motor van deze agressie dit in de vorm van:
roddels verspreiden
niet uitnodigen voor verjaardagen
leugens verspreiden/iemand kwaad praten
andere onderdruk zetten
deze vorm van agressie is niet altijd zichtbaar
- jongens en meisjes vertonen dit gedrag evenveel maar bij meisjes wordt het meestal negatief
bestempeld -> “queen Bee”
Begin van de lagere school beginnen meisjes die manipulatie meer in te zetten maar later keert
het evenwicht tussen jongens en meisjes terug
Bij jongens is er echter meer sprake van fysieke en verbale agressie dan bij meisjes
- Bij deze vorm is er een risico om bagatellisering
= het minimaliseren van het probleem
Het is allemaal niet zo erg, het zal wel overgaan,….
3.3 Oorzaken van agressie
- Er is meestal niet maar 1 oorzaak voor agressie en ook al lijkt het of agressie uit de lucht komt
gevallen, maar toch is dat niet zo
Er is vaak een ophoping van kleine gebeurtenissen en die komen er op 1 moment alleen uit als er
iets gebeurd of iets net niet gebeurd
Er liggen vaak ook onderliggende gevoelens aan de basis zoals onmacht en angst
Bij veel kinderen in de grens tussen boosheid en verdriet en heel dun, ze weten niet
heo ze met hun verdriet moeten omgaan dus het wordt geuit in boosheid
- Iedereen geeft ook een andere uiting aan hun agressie, die uiting wordt bepaald door verschillende
factoren:
Biologische & evolutionaire verklaringen
Neuropsychologisch
Stoornissen
Omgevingsfactoren
Games en televisie
3.3.1 Neuropsychologische verklaring
- Inhibitie, impulscontrole en frustratietolerantie
- Intelligentie
- Gebrekkige sociale cognitie
- Gebrekkige sociale informatieverwerking
Je observeert iets, er gebeurd iets, je gaat proberen een tekening aan geven aan die gebeurtenis
(bv. Iemand botst tegen u en de tekening kan zijn die was niet goed aan het opletten
maar kan ook zijn oh die moet me nie hebben)
de betekenis die je eraan geeft kan verschillende gevoelens te weeg brengen
Je gaat een betekenis geven en dan ga je nadenken over een probleemoplossing, je gaat
verschillende opties opstellen en daaruit kiezen
welke optie je kiest hangt ook af van jou interpretatie van de gebeurtenis
Niet iedereen heeft de sociale vaardigheden om goed met dit soort problemen om te gaan en
gaan in functie van hun moreel een keuze maken uit de probleemoplossingen
- Gebrek aan verbaal vermogen
Kleine kinderen kunnen nog niet verbaal communiceren waardoor ze gaan gooien met dingen
maar vanaf dat de taal aangeleerd word merken we een daling van die boosheid omdat ze een
manier hebben gevonden van uiting
3.3.2 Persoonlijkheid
- Karakter
3
, Sommige kinderen kunnen makkelijker gerugeleerd worden dan andere hoe vlot dat dat gaat is
afhankelijk van het karakter van het kin
- Zelfbeeld
Een laag zelfbeeld hangt samen met agressie
- Zelfbeschikking
Locus of control: intern of extern
- Coping
Verschillende copingsstijlen
Effectief vs ineffectief
Probleemgericht vs emotiegericht
3.3.3 Agressie en verschillende stoornissen
- ADHD
Verhoogde kans op ontwikkeling van gedagsproblemen/stoornissen
Mogelijke triggers:
Impulsiviteit
Gebrek aan actieve levensstijl
Te veel prikkels
Laag zelfbeeld
- ODD/CD
Omgeving wordt ervaren als mogelijk vijandig, ze zien hun eigen aandeel niet.
(bijvoorbeeld er komt iemand naar mij toen en ik heb het gevoel dat die boos is dus ik
ga ook boos reageren waardoor het waarschijnlijk zal zijn dat die andere niet vriendelijk
zal zijn tegen ons)
In zo een voorbeeld gaan ze dan vaak het gevoel hebben dat ze niet veel toevoeging
hebben
Meestal komt dit voor tegen volwassenen
Oppositional defiant disorder ODD: is iets minder ernstig, het gedrag verminderd naar de
volwassenheid
Conduct disorder: het stellen van minder deliquent gedrag en dit gedrag zet zich wel door in de
volwassenheid
- ASS
Er komt heel veel op hun af en weten niet zo goed hoe ze het moeten verwerken
3.3.4 Omgevingsfactoren
- Model-leren
Opvoedingsstijl
Omgeving die aanzet tot agressie
als je een omging hebt waarin je veel agressie ervaart of een omgeving die zegt als er
een conflict is sla er maar op dan is de kans groter dat het kind ook effectief agressief
gedrag zal stellen
- Hechtingsproblemen
er word geen warm opvoedingsklimaat geboden aan het kind dat zal ook de kans op agressie
verhogen
- Stress
stress die mensen ervaren kan ze over het randje duwen om agressief te gaan reageren (zoals
scheidingen)
- Status/onzekerheid
de status die iemand heeft in de samenleving, familie of zelfs gezin kan agressie teweeg brengen
- Sociaal-economische factoren
de status die iemand heeft in de samenleving, familie of zelfs gezin kan agressie teweeg brengen
4