Farmacologie
CARDIOVASCULAIR STELSEL
= opzoeken in het BCFI
1. Hypertensie
2. Angina pectoris
3. Hartfalen
4. Diuretica
5. Bèta-blokkers
6. Calciumantagonisten
7. Middelen inwerkend op het renine-angiotensinesysteem
8. Antiaritmica
9. Hypotensie
10. Arteriële vaatstoornissen
11. Veno- en capillarotropica
12. Hypolipemiërende middelen
13. Middelen bij pulmonale hypertensie
14. Alprostadil
15. Middelen in verband met het sluiten van de ductus arteriosus
16. Associaties voor cardiovasculaire preventie
MIDDELEN BIJ AANDOENINGEN VAN HET CARDIOVASCULAIR STELSEL
= voor elke verpleegkundige belangrijk want hart- en vaatziekten zijn nog steeds de
belangrijkste doodsoorzaken
= herkennen wanneer er een geneesmiddel nodig zal zijn
1
, HYPERTENSIE
= komt veel voor in de bevolking, vooral bij mannen
à vroeger ook meer ouderen, maar begint steeds en meer op te treden bij jongeren
à belangrijk om hieraan aandacht te besteden want kan leiden tot andere cardiovasculaire
aandoeningen
= als verpleegkundige moeten we vaak de bloeddruk meten bij de patiënten
- Te laag: hypotensie
à patiënt kan in shock raken
- Te hoog: hypertensie
à problemen zoals vaatlijden en hartproblemen, maar pas op langere termijn
= dus voor verpleegkundigen is het belangrijk om de fysiologie van de bloeddruk te kennen en
de werking van de geneesmiddelen te kennen die de hoge bloeddruk zullen verlagen
à antihypertensiva
à ook wel de ‘stille sluipmoordenaar’ genoemd
2
,§ Arteriële bloeddruk
= druk van het bloed op de vaatwand
= bij iedere hartslag trekt het hart samen en
wordt er vanuit de linkerhartkamer bloed in de
slagaders van de grote bloedsomloop
(systemische circulatie) gepompt
= dit bloed oefent druk uit op de slagaderwand
à dit is de arteriële druk of de bloeddruk
= bestaat uit de systolische bloeddruk en de diastolische bloeddruk
§ Systolische bloeddruk
= de bovendruk
= druk bij de samentrekking van het hart
= hoogste druk
= het eerste cijfer, het hoogste, wanneer het hart samentrekt en het bloed er
uitstroomt
§ Diastolische bloeddruk
= de onderdruk
= druk bij ontspanning van het hart
= laagste druk
= het tweede cijfer, het laagste, wanneer het hart zich ontspant en met bloed
gevuld wordt
3
, ó De arteriële bloeddruk wordt uitgedrukt in millimeter kwik
Bv: 120/80 mmHg (of 12/8 cmHg)
ó Deze bloeddruk kan verschillen naargelang van het moment van de dag, van de ene
dag op de andere en onder invloed van emoties, stress, lichamelijke activiteit…
Bv: de druk is hoger wanneer we overdag wakkeer zijn en lager wanneer we slapen
Bv: de druk zal ook hoger zijn tijdens fysieke inspanning dan wanneer we rustig zitten
§ Hypertensie
= men spreekt van een hoge bloeddruk of arteriële hypertensie wanneer de
bloeddrukwaarden gemiddeld hoger liggen dan 140 mmHg systolisch en/of 90 mmHg
diastolisch (140/90 of 14/9)
= voor personen van 60 jaar en ouder zonder diabetes, familiaire
hypercholesterolemie of manifeste hart- en vaatziekte geldt een systolische bloeddruk
> of = 160 mmHg als verhoogd
= bij een systolische bloeddruk van meer dan 180 mmHg en/of een diastolische
bloeddruk van meer dan 110 mmHg, spreekt men van een ernstige hypertensie
= bij sommige mensen, vooral 60-plussers, komt een geïsoleerde systolische
hypertensie voor
à is het geval wanneer de systolische bloeddruk hoger ligt dan 140 mmHg en de
diastolische druk lager dan 90 mmHg
à ook dit is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten
4