Dit is een samenvatting van het tweede deel van de cursus GeCo, bestaande uit notities uit de les, werkcolleges, (extra) powerpoints, het deel rond genogrammen en echtscheiding dat niet te vinden is in de cursus en aanvullingen uit de cursus.
Deel 2: Systeemtheorieën.
1.De algemene systeemtheorie.
1.1. Geschiedenis van de algemene systeemtheorie.
In jaren ’40 door Ludwig Von Bertalanffy
Nieuw uitgangspunt: gestalt (ipv mechanistische-analytische visie)
1950: Algemene Systeemtheorie wordt een benadering
Bateson: ‘een systeem’
AST, ook ‘Palo Alto School’ genoemd
Bij de AST is er altijd sprake van een interactieprobleem.
De-individualiserend karakter van de AST: gedrag van een bepaald persoon vormt altijd een reactie op het gedrag
van iemand anders of van meerdere anderen. OF Mensen werken samen opdat de dingen lopen zoals ze lopen.
1.2. Het begrip ‘systeem’.
1.2.1. De definitie van een systeem.
Systeem = een samenstel van elementen dat als geheel functioneert door onderlinge afhankelijkheid van de
elementen en dat door de betrokken elementen bepaalde functies vervuld.
Kern: onderlinge relaties, de betrekkingen die de onderlinge elementen met elkaar onderhouden.
Aandacht voor:
o Wisselwerking tussen persoon en sociale context.
o Interpersoonlijke processen, naast blijvende aandacht voor individu en diens innerlijke processen.
o Zien en herkennen van ‘systeemeigenschappen’.
o Voortdurende invloed van actuele omstandigheden.
1.2.2. Grenzen rond en in het systeem.
Open systeem: staat in relatie tot de omgeving.
Omgeving is het samenstel van:
- Alle objecten buiten het systeem die – wanneer hun kenmerken veranderen – van invloed zijn op het
systeem.
- alle elementen buiten het systeem waarvan de kenmerken worden veranderd door het gedrag het systeem.
Sociale systemen = open systemen, waarbij de buitengrenzen sterk kunnen variëren qua openheid.
Gesloten systeem: niet in relatie tot de omgeving (= omgeving heeft geen invloed op wat in een gesloten systeem
gebeurd).
Interne grenzen binnen systeem waarbij subsystemen ontstaan vb. ouder-subsysteem, kindsubsysteem,
partnersubsysteem.
1.2.3. Systemen op verschillende niveaus.
Micro-, meso-, macroniveau vb. jongere met gedragsproblemen leeft in een gezin, maar ook in een leefgroep en in
zijn klas.
1.2.4. Het tijdselement van systemen.
Een “hoop” mensen wordt niet zomaar als een systeem gezien vb. mensen samen op een trein of in de winkel. De
totstandkoming van de onderlinge structuur en afhankelijkheid vraagt tijd. Een systeem moet tot ontwikkeling
kunnen komen.
1
,1.3. Belangrijkste uitgangspunten van de systeemtheorie.
HET GEHEEL IS MEER DAN DE SOM VAN DE DELEN.
BINNEN HET SYSTEEM ZIJN DE DELEN AFHANKELIJK VAN ELKAAR.
HET SYSTEEM BEPAALT IN BELANGRIJKE MATE HET GEDRAG VAN DE INDIVIDUEN.
HET SYSTEEM PROBEERT ZICH OP ALLERLEI MANIEREN AAN TE PASSEN AAN ZIJN OMGEVING OMDAT HET WIL
OVERLEVEN.
EEN SYSTEEM HEEFT DE EIGENSCHAP ZICHZELF TE HANDHAVEN EN TE BLIJVEN VOORTBESTAAN.
1.4. Belangrijkste begrippen in de algemene systeemtheorie.
Informatie = voortdurende stroom van zowel verbale als non-verbale, onbewust en onbedoelde signalen die mensen
voortdurend uitzenden.
feedback = het vermogen van systemen om zelf hun functioneren bij te sturen, door de informatie die vanuit het
systeem zelf of van buiten ui het systeem binnenkomt, te gebruiken en te verwerken.
= het proces van informatieverwerking, waarbij de informatiestroom in cirkels verloopt en er binnen het
systeem en de omgeving voortdurend berichten worden uitgezonden.
Positieve feedback = het systeem verandert en een bepaalde systeemnorm wordt losgelaten.
Negatieve feedback = verandering wordt tegengegaan en draagt zo bij tot de bestendiging van de situatie.
Circulaire causaliteit = oorzaak=gevolg=oorzaak=gevolg…
≠ lineaire causaliteit waarbij een verschijnsel wordt verklaard door één/meer oorzaken, die los staan van het gevolg.
Interpunctie = het startpunt van gedrag (oorzaak).
Symptoom = signaal dat er een probleem is in het systeem.
Equifinaliteit = principe dat in een open systeem het eindresultaat op veel verschillende manieren bereikt kan
worden.
1.5. Enkele systemische interventies.
1.5.1. Systemisch vragen en relationeel luisteren.
Individuele kwetsbaarheden worden beïnvloedt door contextuele factoren en omgekeerd beïnvloeden
kwetsbaarheden de omgeving.
Systemisch werkende hulpverleners zijn geïnteresseerd in deze wisselwerking en luisteren met een
relationeel oor.
Zicht krijgen op het probleem in zijn relationele context door vragen te stellen die gericht zijn op het
contextualiseren van de zorgen.
Luisteren naar alle betrokkenen
Circulaire vragen = vragen die je aan de één stelt over de beleving van het gedrag van de ander, terwijl de
ander erbij zit.
OMA = Oordelen Meningen Aannames = invullingen maken over de intenties en belevingen van de ander.
Focussen op krachten en wat wel goed gaat door te vragen naar veerkracht en positieve uitzonderingen.
2
, 1.5.2. Ruimte creëren voor verandering.
Herkaderen en positief connoteren.
Doel: verbindende betekenis vinden.
Vb. Verwijten van het ene gezinslid naar het andere kunnen gezien worden als betrokkenheid of als een
veranderswens. Vaak zijn intenties, wensen en verlangens achter gedrag positief.
Vertragen en uitvergroten
Doel: alle partijen krijgen zicht op wat er volgens iedereen speelt, inleven, mogelijkheden vinden om
situaties niet uit de hand te laten lopen.
Vb. door vragen te stellen en door langer stil te staan bij specifieke interacties wordt een proces, waarbij op
conflicten snel wordt gereageerd, vertraagd.
Externaliseren en ontschuldigen (narratieve benadering).
Visualiseren (contextuele benadering).
In beweging komen / oefeningen (structurele benadering).
1.6. Besluit: algemene systeemtheorie als inhoudsloos.
Geen onderwerp => metatheorie
Wel stromingen ontstaan binnen AST met eigen accenten:
o Watzlawick: communicatietheorie
o Minuchin: structuurgerichte benadering
o Haley: strategische benadering
Vier criteria om te spreken van een functioneel gezin:
1 Grenzen
2 Hiërarchie Axioma 1 – alle gedrag is communicatie
3 Betrokkenheid Axioma 2 – mensen beïnvloeden met woorden en vooral zonder woorden
4 Flexibiliteit Axioma 3 – wat ik bedoel is niet per se waar voor een ander
Axioma 4 – als ik wat zeg, zeg ik iets over hoe ik wil dat de ander met mij omgaat
Axioma 5 – wie heeft het voor het zeggen, wie laat het voor het zeggen hebben?
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur emmaooghe. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.