Inleiding tot de antropologie – Hugo DeBlock
Les 1: p 9-19
Module 1: Historische context
1. Wat is antropologie?
Klassieke definitie
Antropologie (van het Griekse 'anthrōpos', mens) betekent letterlijk studie of wetenschap van de
mens. Antropologen willen weten hoe mensen overal ter wereld door het aangaan van sociale
relaties op heel verschillende manieren vorm en betekenis geven aan hun leefwerelden.
Het vakgebied zit verankerd in troebele wateren van de geschiedenis van het kijken naar ‘De Ander’.
3 acceleraties:
ontdekking (ontdekkingsreizen vanaf 15e eeuw) (vb. Columbus, Vasco Da Gama, Magellaan)
(handel en) kolonisatie (vanaf de late 18de eeuw): Niet enkel geïnteresseerd in de ander,
maar tegelijk gaan onderdrukken om zo toegang te krijgen tot de grondstoffen en andere
kostbaarheden uit die verre streken die de westerse wereld tot zijn bezit maakte
Dekolonisatie
het vakgebied bevraagd zichzelf ook constant en zet zich af van het wetenschappelijke racisme waar
het uit voortkomt.
Antropologie = een behoorlijk ‘witte’ discipline
-> machtsfactor: wij = westen, domineren, uitbuiten
-> we hanteren een wit referentiekader
Antropologen proberen hier iets aan te doen: nl. het omzeilen van het monopolie van het eigen
perspectief en de dominantie van het witte perspectief door te proberen zich in te leven in andere
disciplines, referentiekaders en zijnswijzen.
> in vraag stellen van het eigen Westers en Eurocentrisch perspectief
Ze nemen de rol aan van bemiddelaar, mediator en intercultureel vertaler
> belang van positionaliteit: groot deel van het werk van een antropoloog
> ze gaan opzoek naar vergeten of verhulde stukken geschiedenis, die meestal te maken hebben met
uitbuiting en kolonisatie en waarvan “wij” enkel het officiële verhaal kennen
> Antropologen willen ongekende geschiedenis en actualiteit aan het licht brengen aan de hand van
lokale kennis, verhalen en geschriften.
Vb. What the Rest Think of the West – Laura Nader
- Omkeren van de blik van de geschiedenis
- Vertrekken vanuit lokale verhalen en geschriften
2. Methodologie
1
,=> Etnografisch veldwerk volgens het principe van de participerende observatie
> Antropologen gaan ‘in het veld’ en dompelen zich onder in de gebruiken en tradities van de
culturen die ze bestuderen
Ze gaan deel uitmaken van het lokale leven in al zijn facetten
Ze participeren en observeren
Vader = Bronislaw Malinowski
> dankzij de ontwikkeling van deze methode werd de discipline volwassen
> toevallige ontdekking: 1914 van Engeland naar Papoea-Nieuw-Guinea, veldwerkplek =
Trobiandeilanden, WOI brak uit dus hij zat er vast
=> veldwerk:
Een antropoloog gaat alleen en voor een lange tijd leven in een cultuur
Leert de taal, gebruiken en gewoontes, participeert en observeert
De ‘etnografische’ data worden gebruikt om de cultuur te analyseren en te begrijpen
o Etnografische data:
Veldwerknotities in notitieboekjes
Audio- en filmopnames
Informele momenten en reflecties
deze datawerd geabstraheerd en afhankelijk van de verschillende theoretische
kaders in de antropologie, al dan niet in elegante modellen gegoten die de
werkelijkheid (pogen te) verklaren.
=> data:
Alles registreren wat zich afspeelt op dagelijks niveau
DUS: de antropoloog kijkt niet enkel naar dramatische rituelen, dans of cultuur- en
kunstproductie. Ook naar vb. hoe mannen en vrouwen omgaan met kinderen,
onderwijsactiviteiten, dagelijkse taken, vrijetijdsmomenten
=> Etnografie:
Het (be)schrijven van cultuur: een boek, geschreven door een antropoloog, dat een cultuur
beschrijft aan de hand van resultaten uit het veldwerk
Voorbeelden:
o Argonauts of the Western Pacific (Bronislaw Malinowski)
o We, the Tikopia (Raymond Firth)
o Coming of Age in Samoa (Margaret Mead)
=> de informant:
Cruciaal onderdeel van de antropologie en de methode van het etnografisch veldwerk
De informant is degene via welke je als antropoloog je informatie inwint
Informanten kunnen verschillende rollen hebben: familieleden, dorpsgenoten, chefs,
‘waarzeggers’, medicijnmannen etc.
Typce informant is afhankelijk van het onderzoek
Tegenwoordig meer actieve benaming: respondent of co-researcher
Actief deel van het werk van antropologen: toenemende erkenning
Komen in toenemende mate zelf aan het woord
Bijvoorbeeld als vignette in etnografie: transcriptie van een volledig gesprek (de volledige
blok tekst is volledig afkomstig van de informant)
2
, 3. Objecten van studie
=> Kinship studies: verwantschapsstudies
-> Henry Morgan
Studie naar manieren van samenleven
Van het kleinste microniveau: de nucleaire familie
Tot macroniveau: het ontstaan van sociale structuren, leiderschap en macht
Onderscheid:
o Descriptieve verwantschap (Despcriptive Kinship)
Vader = vader / moeder = moeder
o Verwanschap volgens classificatie (classificatory kinship)
Vb. In matrilineaire samenlevingen (afstamming via moederlijk lijn), wordt de
oom aan moederszijde als belangrijkere verwant gezien dan de vader
aangezien bij geboorte diens bloed wordt meegegeven via de moeder
Dergelijke conventies bepalen goe de samenleving geordend wordt en cultureel wordt
bepaald = van belang voor pedagogische relaties
=> Exchange: uitwisseling
Uitwisseling van goederen als basis voor economie
o Link tussen economie en politiek
o Religie, politiek en ritueel zijn vaak verbonden en daarom belangrijke
onderzoeksthema’s en topics in de ontwikkeling van de antropologie als
wetenschappelijke discipline
=> Materiële cultuur en kunst
Einde van de 19e eeuw: studie van de materiële cultuur en kunst van verafgelegen gebieden
als leidraad bij uitstek voor het bestuderen van culturen
Informatie over mensen en hun cultuur werd afgeleid uit wat ze materieel voortbrachten
Eind 19e tot begin 20e eeuw: museumperiode van de antropologie
Objecten = etnografische ‘specimens’ (voorheen curiositeiten)
Vanaf 1980: opnieuw aandacht voor museumantropologie, specifiek vanuit een kritische blik
op verzamelgeschiedenis
nog steeds een belangrijke bron van kennis en dus educatie over ‘De Ander’
> problematische geschiedenis: vb. kritieken: Wat is roofkunst en wat niet? (zie ppt 1 dia 34)
4. Vertakkingen
Sociale en/of culturele antropologie
opsplitsing door verschillen in aanpak en theorie:
o Sociale antropologie: VS en Europa
o Culturele antropologie: VS
samen = ANTROPOLOGIE: overkoepelende discipline houdt zich bezig met de volledige
studie van de mens (brede visie)
-> Vandaag de dag zijn culturele antropologie en antropologie zeer gelijklopend
Wijsgerige antropologie
Rechtsantropologie
Medische antropologie
3
, Visuele antropologie
Antropologie van educatie
Sociologie wordt veelal als een onderdeel van de antropologie gezien, nl. als het gedeelte dat zich
bezighoudt met de manier waarop mensen samenleven in groep, in sociale contecten en in
contexten van migratie en de multiculturele samenleving.
Verschil met sociologie: de antropologie gaat minder gebruik maken van kwantitatief onderzoek
(statistiek) en veel meer inzetten op kwalitatief onderzoek. Sociologisch veldwerk werkt met diepte-
interviews en focusgroepen en antropologisch veldwerk is participerend-observerend over lange tijd,
waarbij men de cultuur in scope, in totaliteit probeert in beeld te brengen en te verklaren
Les 2: p 21-55, 33-46, 59-65, 44-46
5. De Roots: de interesse in ‘De Ander’
De mens is altijd geïnteresseerd geweest in ‘andere’ mensen
Via verhalen, oorlog, huwelijken
-> sommige verhalen werden uitgewerkt als mythologieën of werden neergeschreven en vergeleken
=> begin van de antropologie als interesse in ‘De Ander’
In Europa: Herodotus van Halicarnassus (geschiedkundige) -> hoe omgaan met de beschrijving van
niet-Grieken?
= opzoek naar een manier om andere groepen te begrijpen en vooral een manier om ze te kunnen
beschrijven -> referentiekader
Vb. taalgebruik, plaatsen in een historische context
-> “barbaar” = niet-griek, vandaag: onbeschaafd, bruut
> zijn beschrijvingen stonden vol vooroordelen en veralgemeningen
> Op andere momenten toont hij genuanceerd aan dat andere mensen soms aandere sociale en
culturele waardenhebben omdat ze in andere streken leven, en niet omdat ze per se inferieur zijn
aan de Grieken
DUS: reeds in de klassieke oudheid scheefgetrokken relaties denk aan het voorbeeld, voor de oude
Grieken was elke niet-Griek een ‘barbaar’
> In hoe de elite naar ‘De Ander’ keek zat steeds racisme vervat
Vanaf het prille begin zit er een agenda in de beschrijvingen van andere mensen uit andere streken,
om invallen te legitimeren en om dominantie van één bevolkingsgroep over de andere te
rechtvaardigen -> in geval van het voorbeeld was het argument ‘de graad van beschaving’ en het
afdoen van ‘De Ander’ als ‘barbaar’
+ vb. in schrijfsels van Plato en Aristoteles, vaak teruggebracht onder Socrates’ geloof in de
universele rede van de mens die leidt tot de universele waarheid.
> een relativist zal zeggen dat de waarheid altijd zal variëren, naargelang de ervaring van de mens in
kwestie, in wat we vandaag de dag ‘cultuur’ noemen.
Middeleeuwen: Europa meer periferie dan centrum
4