o Over wat wordt gepland, wordt niets gezegd
o Bevolking moet betrokken worden bij planning
o Bestaat niet meer als specifieke methodiek en idee
o Samen met betrokkenen plannen komt veel voor in samenleving:
Stads-en streekvernieuwing
Allerlei raden
Bedrijfsleven
Co-productie
2) sociale actie:
o Oudste vorm samenlevingsopbouw
o Binnen actiegroepen wordt er vaak niet methodisch gewerkt maar vanuit eigen ervaring en traditie
o Piet Reckman heeft zich ingespannen voor methodische onderbouwing van sociale actie
o Sociale actie binnen sociale bewegingen:
Klassieke sociale bewegingen
Vakbonden
Nieuwe sociale bewegingen
o Sociale actie wil druk uitoefenen op autoriteiten om probleem op te lossen waarbij verantwoordelijkheid wordt
gelegd bij samenleving en beleidsverantwoordelijken
o Men wil mentaliteiten en structuren via sociale verandering veranderen of verbeteren
3) Opbouwwerk:
o Vaak vereenzelvigd met samenlevingsopbouw
o Werken met burgers aan maatschappelijke probelmen
o Object: opbouw van de samenleving
o Invalshoek: stimuleren burgerparticipatie
Samenlevingsopbouw:
Centraal uitgangspunt: participatie vanuit en met mensen zelf werken rond hun problemen
Basiskenmerk: lokale invalshoek
Eerste opbouwwerk initiatieven:
In Vlaanderen: kort na WOII
Hulpverleners gingen vaak vanuit religieuze inspiratie zich vestigen in verkommerde volksbuurten
Daar ontdekte men maatschappelijke achterstelling
Twee stromingen binnen opbouwwerk:
1. Politiserende: via zelforganisatie van mensen komen tot verandering in de samenleving, men zoekt naar concrete strategieën
om mensen te ondersteunen in het vorm proberen geven aan hun situatie
einddoel: participatie
2. Technisch-professionele: betere hulpverlening, ervaringen van buurtbewoners en hulpverleners tot hun recht laten komen
en streven naar verbetering van methodisch handelen van hulpverleners, men creëert participatiestructuren in functie van
beleidsplanning en welzijnsopbouw
participatie is middel om tot beter beleid te komen
Oorspronkelijk onderscheid:
Opbouwwerk gericht op bepaald territorium territoriaal
Opbouwwerk gericht op bepaalde categorie van bevolking categoriaal
Opbouwwerk gericht op methode om tot een beter functioneren van bepaalde welzijnsvoorzieningen te komen
functioneel
Vandaag wordt er in het opbouwwerk gewerkt met probleemprojectfunctie: project kan zich zowel op streek of buurt richten, maar is
steeds beperkt in de tijd en werkt aan duidelijk vooraf bepaalde doelstellingen
Spanning politiek en opbouwwerk:
, Middelen hanteren als belangenarticulatie, bemiddeling en groeps- en netwerkvorming met als doel datgene wat mensen
bindt in het groter geheel van de maatschappij te versterken en verbindingen tussen leven van alledag en de wereld van
instellingen en regelgeving tot stand te brengen
Veel waarde aan versterken van maatschappelijk middenveld + weven aan samenleven, met voor en door de mensen zelf
Samenlevingsopbouw als werkveld:
Realiseren van toegang tot grondrechten voor maatschappelijk kwetsbare groepen door verhogen van leefbaarheid van
aandachtsgebieden
Tussen lokale invalshoek en keuze voor kwetsbare groepen heerst soms spanning:
Kiest men voor meest kwetsbaren, druggebruikers in 2060, dan komt men lijnrecht tegenover meerderheid van
buurtbewoners te staan die vinden dat druggebruikers een bedreiging vormen voor leefbaarheid van hun buurt
Tussen territoriale buurtwerk en werkveld van samenlevingsopbouw ook spanning:
Buurtwerk werkt niet projectmatig maar vanuit toegankelijke en kleinschalige infrastructuur aan het samenleven
via participatie en directe inzet van bewoners via vrijwilligersnetwerk werken ze aan samenleven, ze willen werken
aan kwaliteit van leven en samenleven in de buurt en aan verbetering leefbaarheid, kiezen niet voor kansengroepen
maar werken met iedereen
DEEL 5: WAT DOET HET SOCIAAL WERK
5.1. KWADRANTENMODEL VAN VRANKEN
Kwadrantenschema van Vranken:
Lezing van de oorzaken van sociale
problemen
Voor het armoedebeleid uitgewerkt
Onderscheid tussen niveau van de
oorzaak:
o Microniveau : individu, gezin
o Mesoniveau: groepen, organisaties,
…
o Macroniveau: de samenleving
Onderscheid tussen aard van de
oorzaak:
o Intern (eigen schuld)
o Extern ( niet eigen schuld)
1) Verklaringen op microniveau:
Oorzaak sociale problemen = afwijkend gedrag van individuen/groepen
Interne oorzaak individueel schuldmodel
vb. Oorzaak werkloosheid = te weinig zoeken naar werk, ze willen niet werken, gebrek aan doorzettingsvermogen
Externe oorzaak individueel ongevalmodel
vb. Oorzaak werkloosheid = onvoldoende geschoold om werk te vinden
Individueel schuldmodel:
Oorzaak sociale problemen = onaangepast gedrag individu:
o vb. armoede: focus op werkloosheid, schulden, ‘verkeerd’ opvoedingspatroon
o vb. laaggeschooldheid: focus op lage scholing, gebrek aan sociale vaardigheden
o onaangepast aan maatschappelijke verwachtingen/normen
Aanpak:
o Verandering van onaangepast individu via begeleiding, heropvoeding of meer controle, negatieve sanctionering,
disciplinering, criminalisering
Individueel ongevalmodel:
Oorzaak sociale problemen = maatschappelijk achterblijven
o Onvermogen om zich aan te passen aan de (snelle) maatschappelijke veranderingen
, vb. geringere flexibiliteit, niet kunnen omgaan met administratie, onvoldoende vertrouwdheid met ICT,…
o Individuele tegenslagen
vb. Echtscheiding, werkloosheid, ziekte, beperking, arbeidsongeval,… (cf. ‘goede armen’)
Aanpak:
o Bijzondere opvang (vb. publieke bijstand, voedselpakketten, arbeidstrajectbegeleiding)
2) Verklaringen op mesoniveau:
Oorzaak sociale problemen: tekortkoming van groepen, instituties, organisaties, gemeenschappen,…
Interne oorzaak: institutioneel schuldmodel
Externe oorzaak: institutioneel ongevalmodel
Institutioneel schuldmodel:
Oorzaak sociale problemen:
o Eigen afwijkende waarden en normen van de gemeenschap t.o.v de samenleving.
Vb. werkloosheid wordt verklaard door culturele factoren zoals vb overgeërfde maatschappelijke
kwetsbaarheid.
Aanpak:
o Onderzoeken van drempels die deelnemen aan diensten bemoeilijken en verhinderen
Institutioneel ongevalmodel:
Oorzaak sociale problemen:
o Fenomenen van stereotypering, stigmatisering, onvoldoende beleidsaandacht voor minderheden. = institutionele
uitsluitingsprocessen
vb wanneer op een dienst een stigma rust, dan worden cliënten van deze dienst daarmee besmet. Dat
weerhoudt velen ervan beroep te doen op deze dienst. Vb imago
3) Verklaringen op macroniveau:
Oorzaken sociale problemen = tekortkomingen van de samenleving
Interne oorzaak Maatschappelijk schuldmodel
o Structurele factoren (vb. reproductie sociale ongelijkheid door kapitalistische model)
o Meest verregaande model
Externe oorzaak Maatschappelijk ongevalmodel
o Tijdelijke factoren (vb. economische crisis)
Maatschappelijk schuldmodel:
Sociale problemen = gevolg van wijze waarop de samenleving en economie structureel georganiseerd is
Maatschappelijke marginalisering: structurele sociale uitsluiting en reproductie van onwelzijn in onze samenleving:
o Besef en inzicht in ‘differentiële participatie’
Mensen participeren verschillend, naargelang de positie die ze innemen in de samenleving (vb. SES, gender,
leeftijd, etniciteit,…)
Niet elke vorm van participatie wordt gewaardeerd
- vb. criminaliteit, langdurige bijstand, zwartwerk
o Maatschappelijk gemarginaliseerden
= mensen die maatschappelijk achtergesteld zijn en geleerd hebben zich aan deze deprivatie aan te passen,
én dat hen tegelijk verhindert om uit deze situatie te geraken
Maatschappelijk ongevalmodel:
Sociale problemen = problemen van maatschappelijke achterstelling of deprivatie
Maatschappij slaagt er niet in om grotere gelijkheid in ontplooiingskansen te realiseren door tijdelijke of conjuncturele
veranderingen
o vb. economische crisis, financiële crisis, demografische veranderingen, oorlog, natuurrampen, snelle technologische
verschuivingen
Aanpak: