ALGEMENE PSYCHOLOGIE
INLEIDING
WAT IS PSYCHOLOGIE?
= wetenschappelijke studie van het gedrag met als doel deze gedragsevidentie te gebruiken om aan
de interne processen te begrijpen die aan dit gedrag ten grondslag liggen
= is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt om de interne processen te begrijpen die
aan dat gedrag ten grondslag liggen
Methode= systematisch empirisme
Experimenten waarin we een variabele manipuleren (alle andere variabelen controleren) en zien
wat het effect is op gedrag, bijv. effect van videogames op agressie
Gedrag is belangrijk maar informatieverwerking is studieobject (alles wat binnenin in het hoofd
gebeurt, oorzaak van een gedrag), eerder dan gedrag (the outcome)
Observeerbaar = relatief: op bepaald moment niet meer waar te nemen is kan later wel.
ONTWIKKELINGEN RICHTING PSYCHOLOGIE
Geschiedenis van de psychologie:
Door het feit dat in 16e, 17e eeuw (wetenschappelijke en copernicaanse revolutie) observatie plots
wetenschappelijke methode werd, hierover vragen werden gesteld. Men kijkt als mens en
observeert maar we moeten zeker weten dat die observatie objectief, betrouwbaar, valide is. Toen
werden plots vragen over door eerste grote filosofen maar pscyhologie als wetenschappelijke
discipline is zeer jong…
Onderscheid:
Plato
Ware onzichtbare wereld – onveranderlijk en ideaal
<>
Onvolmaakte echte wereld – kopie
Kennis krijgen over ware wereld door beroep te doen op de rede
Echte kennis?
Aristoteles Uitgaan van axomia’s (onwrikbare uitgangspunten)
Zelfevident herkend door mens = demonstratie
Vanuit demonstraties o.b.v. menselijke rede rest van de kennis
afleiden.
God = waarheid DUS geschriften kerkvaders meest betrouwbare
Kerk
Mensheid veel kennis verloren --> echte geleerden moeten op zoek
gaan naar oude geschriften
Copernicaanse revolutie = inzicht dat de aarde niet het centrum van het heelal vormde
, Eerste studies over menselijke informatieverwerking:
- Astronomie: persoonlijke fout, je moest kijken naar de tijd terwijl je de hemel bestudeert,
ene persoon heeft meert tijd nodig om informatie te verwerken dan andere… maar
ongebruik want 2 dingen op hetzelfde moment is onmogelijk om deftig te doen
- Snelheid van informatieverwerking (Von Helmholtz, 30m/s) vroeg zich af hoe snel de
prikkels door het lichaam worden doorgegeven, kost informatieverwerking tijd? Het zich
afvragen over menselijke informatieverwerking is het ontstaan van psychologie, ze vroegen
zich af hoe mensen informatie verwerken (kunnen mensen 2 dingen tegelijk, leeftijd helpt
dit?) Methode: zenuw in de poot v/e kikker stimuleren + signaal eind verder ontvangen
- Donders’ substractiemethode eerste wetenschappelijk experiment om te bereken hoe
snel een mens dingen kan onderscheiden (een stoel van een tafel onderscheiden), snelheid
van reageren (mentale chronometrie)
Bijv. kost het tijd om 2 klanken van elkaar te onderscheiden?
Experiment: 3 conditites met klanken ‘ka, ke, ki, ko, ku’ die de proefpersoon moest herhalen
Dezelfde stimulus: steeds ‘ki’ Ki ki ki A– reactie: eenzelfde reactie op steeds dezelfde
stimulus 197 ms
5 lettergrepen door elkaar Ka ke ki B – reactie: zowel discriminatie (van de stimulus) als
een keuze (v/h antwoord) 285 ms
5 lettergrepen met alleen ‘ki’ herhalen Ka ke ki C – reactie: discriminatie van de stimulus 243ms
Tijd nodig voor perceptuele discriminatie: c-a= 46 ms
Tijd nodig voor Keuze van antwoord: b-c= 42 ms
- EVOLUTIETHEORIE – Darwin: Genetische variatie en natuurlijke selectie staan centraal +
‘survival of the fittest’
Meer en meer wetenschappers nemen deze theorie aan
o GEVOLG: betekende dat menselijk gedrag op dezelfde manier bestudeerd kon
worden als dierengedrag en dat mensen misschien kenmerken hebben gekregen die
ook voorkomen bij dieren.
HET ONTSTAAN VAN PSYCHOLOGIE
Wilhelm Wundt --> richtte universiteit Leipzig, Duitsland 1e psychologische laboratorium op
o Definitie van wetenschappelijke psychologie
Alliantie tussen fysiologie (geeft info over levensfenomenen die we kunnen waarnemen)
en de psychologie (persoon kijkt van binnenuit naar zichzelf) = introspectie
Watson, psychology as the behaviorist views it. Wetenschap van het gedrag. Behaviorisme had
een redelijk negatieve connotatie maar dit draait nu om door de herintroductie van deze twee
filosofen.
Behaviorisme: meer interesse in gedrag i.p.v. bewustzijn + groot! voor leerprocessen
o John Watson: psychologie nooit een echte wetenschap als je met bewustzijn bezig
blijft
2
, o Enkel observeerbaar en meetbaar gedrag kunnen onderwerp van onderzoek zijn
o Introspectieve methode verlaten WANT alleen maar subjectieve resultaten
o S-R-psychologie --> een stimulus (onafhankelijke variabele) lokt een respons
(afhankelijke variabele) uit
experimenten worden DE basis van kennisverwerving in de psychologie
HET BEHAVIORISME
Enkel meetbaar, observeerbaar gedrag kan het studieobject zijn van psychologisch onderzoek en
theorievorming.
Methode uit natuurwetenschappen meest succes dus die moeten we gebruiken (positivisme)
- Replicaties (duidelijke operationele definities)
- Afhankelijke en onafhankelijke variabelen (S-R psychologie)
- Beschrijven van precieze relatie tussen afhankelijke en onafhankelijke variabele (oorzaak-
gevolg)
1 oorzaak voor het gedrag namenlijk het gevolg, wij zitten in het auditorium omdat we denken dat
onze kans op slagen op het examen dan groter wordt
Zorgen computerspelletjes (OV, onafhankelijke variabele) voor toenemende agressie op scholen (AV,
afhankelijke variabelen) operationele definitie van de variabelen= termen moeten zo worden
gedefinieerd worden in een onderzoek zodat andere onderzoekers dit makkelijk kunnen overnemen,
operationeel= hoe de term gebruikt wordt in je onderzoek
OV> AV
Manipulatie van OV bijv. onderzoek maakt 2 groepen op speelplaatst en verplicht of verbied ze
computerspelletjes te spelen en meet het effect op de AV
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE
Tegengesteld van behaviorisme (Stimulus lokt reactie uit= S-R), ze vinden de methode goed
om gedrag te onderzoeken maar er zijn veel meer externe factoren die men moet
bestuderen
Verwachting/ context (stimulus lokt reactie af maar komt door allemaal tussenliggende
processen, S-C-R)
Vinden Behaviorisme hun visie te eng
ONDERZOEKSMETHODEN IN DE PSYCHOLOGIE
BESCHRIJVEND ONDERZOEK
= observeren en beschrijven, correcte informatie verzamelen over een bepaald onderwerp
- Vragenlijsten: reeks van vragen die ondervraagden op eigen tempo kunnen beantwoorden,
meestal in afwezigheid v/d onderzoeker
- Interviews: mondelinge vragen stellen en de antwoorden te registreren
3
, o Extra voordeel: motivering
o Nadeel: sociale wenselijkheid; x uitspraken doen met zekerheid; perceptie
ondervraagde = x altijd realiteit; anonimiteit = moeilijk
o Soorten:
o Gestructureerd interview: vaste lijst van vragen
Krijgt voorkeur: kan resultaten makkelijker vergelijken + meer controle
o Ongestructureerd: niet van tevoren vastgelegd, ingehaakt op wat ondervraagde zegt
- Opiniepeilingen: inventaris van opinies over een bepaald onderwerp bij representatieve
steekproef
- Psychologische test = gestandaardiseerde test
o Procedures v/h meten van vaardigheden/eigenschappen onderworpen aan een
vooronderzoek opdat de onderzoeker een duidelijk beeld heeft van de scores die
verwacht zouden kunnen worden. Dit is een boost voor de betrouwbaarheid.
- Archief data
CORRELATIONEEL ONDERZOEK
= Inzicht krijgen in verbanden tussen verschillende waarnemingen/metingen + proberen te
vergelijken
Verband vaststellen en voorspellen
Verband tussen computerspelletjes en agressie op speelplaats
Verband tussen IQ en levenskwaliteit
Linken leggen tussen 2 concepten
Variabelen = elk kenmerk dat kan veranderen en gemeten kan worden
Correlatie = de mate waarin 2 of meer variabelen samenhangen
o Correlatiecoëfficiënt: -1.00 - +1.00 dat mate + richting v/h verband tussen 2
variabelen toont
o Negatief: -0.01 - -1.00
o Positief: +0.01 - +1.00
Johnson et al.: Wou nagaan of verschillen in spelvaardigheid aangeboren waren
Grotere correlatie tussen scores van eeneiige tweelingen dan tussen de scores
van twee-eiige tweelingen
DUS: 1-eiige score beneden 15/35 --> grotere kans dat andere dat ook zal hebben t.o.v. 2-
eiige
EXPERIMENTEEL ONDERZOEK
Onderzoeker grijpt actief in + manipuleert een of meerdere (onafhankelijke) variabele en kijkt of
dit een effect heeft op een andere (afhankelijke) variabele
! alleen de geplande manipulatie mag een verschil teweeg brengen!
4