Samenvatting: Economie
Prof. Frederic Vermeulen
Boek: Economie – een inleiding (André Decoster & Erwin Ooghe)
Voorbeeldexamen 2020: bepaalde vragen gaan we nt kunnen, aangezien dit gn leerstof meer is sinds
dit jaar (2023)
Tip prof: Vak bijhouden en studeer je, dan slaag je!
Hoofdstuk 1: Wat is economie?
Economische wetenschap = gedragswetenschap
1. Onderwerp en invalshoek
Verschillende definities:
- ‘Economics is the study of economies.’ Economie is de studie van economieën
o Wat economen doen; Menselijk gedrag bestuderen in relatie tot doelstellingen
schaarse middelen
o In het Engels 2 verschillende woorden
Economy verwijst nr de economische toestand, status en activiteiten v/e
geografisch gebied of land
Economies verwijst nr het onderwerp dat zich bezighoudt met het efficiënte
gebruik van beschikbare middelen
o In het Nederlands slechts 1 woord: Economie
- ‘Economics is what economists do.’
- ‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means
which have alternative uses.’
o Kijkt naar menselijk gedrag; Economen bestuderen menselijk gedrag
o Hoe doen zij dit?
Mensen willen een doel bereiken, mr hbb beperkte middelen om dit doel te
bereiken (dus ze moeten keuzes maken)
Economie bestudeert en beschrijft dus ook de keuzes van mensen – Hoe
inkomen besteden?
- ‘Economics is the study of how human beings coordinate their wants and desires, given the
decision-making mechanisms, social customs, and political realities of the society.’
o Opnieuw een menswetenschap
o Opnieuw kijken we nr menselijk gedrag, mr binnen bredere mts context
Beslissingsmechanismen
Sociale gebruiken en gewoontes
Verschillende politieke partijen
…
- ‘Political Economy or Economics is a study of mankind in the ordinary business of life; it
examines that part of individual and social action which is most closely connected with the
attainment and with the use of the material requisites of wellbeing.’
o Definitie van Marshall
o Eerste naamgeving aan economie: Political Economy
o Het is een menswetenschap, in het dagdagelijkse leven
o Individuele keuzegedrag en in samenwerking/interactie met anderen
o Keuzes die mensen maken mbt verbetering van hun welvaart
1
,2. Een eenvoudige economische kringloop = Hoe welvaart gecreëerd wordt…
2.1. Consumptie
Welvaart v/e maatschappij hangt onder andere af vd behoeftebevrediging vd leden
vn die samenleving
Economische term is consumptie
Diegene die consumeert, noemen we de consument
De consument consumeert niet zijn volledige inkomen
Sparen is niet-consumeren, een soort uitgestelde consumptie (wat ik
nu gespaard heb, kan later geconsumeerd worden)
Sparen is uitgestelde consumptie (tijdsdimensie)
De meeste consumptiegoederen verdwijnen door ze te gebruiken: maaltijden,
benzine, festivalticket…
‘Duurzame’ consumptiegoederen verslijten wel, mr w niet noodzakelijk onbruikbaar:
kleding, woonhuizen, auto’s…
2.2. Productie, toegevoegde waarde en inkomen
Producent produceert (ook diensten van overheid)
Productieproces:
Productie omvat alle activiteiten waardoor goederen en diensten tot stand gebracht
worden en op de gepaste tijd en plaats ter beschikking w gesteld aan consumenten
2
, Productieproces is uiterst ingewikkeld; Niet enkel productie zelf, mr ook
ontwikkeling, opslag, transport…
Eenvoudig voorbeeld: een broodjeszaak
o Productieproces probeert inputs om te zetten in outputs
Input: lopende inputs en productiefactoren
Lopende inputs: grondstoffen en hulpstoffen
Productiefactoren: arbeid en kapitaal
o Fysiek kapitaal = er is een winkel nodig met een
toonbank, oven, ijskasten…
o Menselijk kapitaal = vaardigheid en vakkennis (van
diegene die de broodjes belegt)
Productieproces: losse elementen omzetten in geheel
Output
Kapitaalgoederen zijn door de mens geproduceerde duurzame productiemiddelen
o Deel van kapitaalgoederen gaat verloren tijdens productie;
verslijtingsproces (= depreciatie of afschrijving)
o Investeren: aankoop van nieuwe duurzame kapitaalgoederen
Vervangingsinvesteringen
Bestaande duurzame productiegoederen vervangen
Koelkast in broodjeszaak is kapot en we kopen een nieuwe
Netto-investeringen
Productiecapaciteit uitbreiden
Aankoop van meer kapitaalgoederen dan voorheen –
bijkomende investeringen
Als bedrijven groeien
Broodjeszaak is zo succesvol dat er een tweede koelkast nodig is
Bruto-investeringen
Som vd 2: vervangingsinvesteringen + netto-investeringen
Doel van productie = output realiseren obv lopende inputs die beter geschikt is voor
behoeftebevrediging of bruikbaar is in andere productieprocessen
o Een broodje is veel aangenamer om te eten dan alle ingrediënten apart
o Middelen die beter geschikt zijn voor de behoeftebevrediging
Waarde van output is groter dan totale waarde van lopende inputs (= bruto
toegevoegde waarde)
o Bruto toegevoegde waarde = netto toegevoegde waarde + afschrijvingen
Netto toegevoegde waarde = vergoeding productiefactoren
o Identiteit: inkomen = toegevoegde waarde
Berekenen van bruto binnenlands product (bbp) van totale economie
o Bbp = som van alle toegevoegde waarden gecreëerd in de economie
o Niet alle output, mr enkel finale goederen optellen, want leidt anders tot
dubbeltellingen
Waarom dubbeltellingen? < Productie van sommige bedrijven is een
input (lopende input) voor andere bedrijven
Bv.: Autozetels zijn input voor autoproducenten
Outputs die andere bedrijven gebruiken vr hun productie als grond-
of hulpstof zijn intermediaire goederen
Intermediaire goederen leiden tot dubbeltellingen
Enkel de geproduceerde finale goederen tellen mee
o Alternatief: optellen van de toegevoegde waarde
3
, 2.3. Economische agenten
Economische agenten: personen en instellingen die beslissingen nemen over
activiteiten als productie, consumptie, mr ook aan- en verkoop van goederen en
diensten, sparen, het toestaan of opnemen van leningen…
o Overheid, banken, wij (broodje of alma?) …
Drie soorten beslissingsnemers
o Gezinnen
o Ondernemingen
o Overheid
o (Banken en centrale banken)
Gezinnen zijn ook vaak producenten & ondernemingen en overheid ook vaak consumenten (bv.: arbeid kopen)
2.4. Een kringloop
Gezinnen en consumenten enerzijds en producenten en ondernemingen anderzijds
zijn geen synoniemen
Gezinnen consumeren, mr zijn ook eigenaar vd productiefactoren
Ondernemingen produceren consumptiegoederen, die de gezinnen kopen vr
behoeftebevrediging
We illustreren dit adhv een eenvoudige kringloop, zonder overheid
- Arbeid en kapitaal ligt in handen van de gezinnen = Factormarkt
- Factormarkt: arbeid aanbieden
- Rode kleur = geldstroom & Zwarte kleur = reële stroom; arbeid en kapitaal + goederen en
diensten
o Geldstroom: wat je moet betalen
o Reële stroom: stroom goederen en diensten
3. Welvaart en economische groei
3.1. Van arm naar welvarend
Tabel
- PPP-dollars: Purchasing power parities
- Cijfers zijn gecorrigeerd voor inflatie dankzij PPP-dollars
- Cijfers zijn gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen
o Verschillende werelddelen in rekening houding
o Verschillende delen zijn vergelijkbaar met elkaar
4
, - DUS: Alles is omgezet in iets vergelijkbaar – genormaliseerd!
- Eerste lijn: wereld-bbp = bruto binnenlands product vd hele wereld (alles wat geproduceerd w
in de hele wereld)
- Eerste lijn kan je delen door de tweede lijn = derde lijn
- We zijn er vandaag gemiddeld 17x beter aan toe dan in de tijd vd Romeinen (algemeen;
berekening van rij 3: 467 x 17 = 7939 ≈ 8059)
- Grootste groei in laatste 100-200 jaar Groei is een recent fenomeen
- Wereldexport: waarde van goederen die getransfereerd w tss de verschillende landen
o Export is gigantisch toegenomen/belangrijk geworden
o Betekenis van de 0 = er was export, mr relatief miniem
Groei is een recent fenomeen Sinds Industriële Revolutie
o In de 19de eeuw kende België nog hongersnoden, vandaag zijn we enorm rijk
en welvarend
Op wereldvlak is het bruto binnenlands product (bbp) in 2015 564x
hoger dan in het jaar 1
De laatste verdubbeling vh wereld-bbp duurde minder dan 50 jaar
o De wereldbevolking groeide veel trager, met factor 32,5
o Het ‘bbp per capita’ is een vd meest gebruikte welvaartsindicatoren
Per inwoner is de wereld vandaag ruim 17x rijker dan in het jaar 1
o Economiscge groei = toename in bbp per capita (bbp beschikbaar per
persoon)
o Cross-sectie of dwarsdoorsnede (cijfers per kolom):
In 2015 beschikt Belg over 1992 dollar per maand
Inwoner van Centraal-Afrikaanse Republiek, een vd armste landen
in de wereld, moet rondkomen met 36,8 dollar per maand
Beide inkomens zijn vergelijkbaar in termen van koopkracht
Ze zijn uitgedrukt in ppp-dollars (Purchasing Power Parity,
of koopkrachtpariteit)
Cijfers zijn maw in ‘reële termen’: hvl goederen en diensten
kan je met 1 dollar in alle werelddelen of op eender welk
tijdstip kopen?
o Longitudinaal perspectief (cijfers per rij)
Wereldbewoner beschikt vandaag over 14x meer goederen en
diensten dan in 1500
Toename vooral te danken aan laatste 2 eeuwen
Wereldhandel is een vd belangrijkste verklaringen vr welvaartsgroei
Figuur
- Logaritme van bbp per capita < Hoe de groei zich verhoudt in verschillende landen
- Grotere groeicijfers betekent meer stijging
- Roze lijn
o Dip = WOI (impact op de groei)
o ‘Silver Fifties’ & ‘Golden Sixties’ (heel grote groei in West-Europa)
- Zwarte lijn = Western Offshoots: VS, Australië, Nieuw-Zeeland
o Starten lager dan West-Europa, ons vervolgens ingehaald en ligt nu hoger
- China heeft daling gekend in bbp (collectieve verarming tot stagnatie en vervolgens grote
groeicijfers)
- Afrika, ondanks meer recent wat groei, toch achtergesteld in verhouding tot de rest…
5