Hoofdstuk 5: Persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-5
DSM-5= meest aanvaarde classificatiesysteem
Bestaat uit 3 secties:
• Sectie 1: uitgangspunten (indeling, gebruiken, wijzigingen van DSM-4)
• Sectie 2: diagnostische criteria, 19 categorieën v mentale stoornissen
• Sectie 3: opkomende meetinstrumenten en theoretische modellen (nader te onderzoeken
aandoeningen, alternatief hybride dimensionaal-categoriaal model voor PH-stoornissen)
Sectie 2: 6 algemene DSM-5 criteria voor PHS
a) Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die afwijken van verwachtingen.
Zichtbaar op domeinen: − Cognitie
− Affecten
− Functioneren in het contact met anderen
− Beheersing van impulsen
b) Duurzaam patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale situaties
c) Veroorzaakt lijden of beperkingen in het sociaal- en/of beroepsmatig functioneren
d) Stabiel en van lange duur, begin kan teruggevoerd worden naar minstens de adolescentie
e) Niet toe te schijven aan uitingen of gevolgen van een andere psychische stoornis
f) Niet het gevolg van directe fysiologische effecten van een middel of somatische aandoening
Drie clusters:
Cluster A
Paranoïde PHS = een diepgaand wantrouwen en achterdocht t.o.v. anderen + hun beweegredenen
interpreteren als kwaadwillig.
− Achterdochtig en overgevoelig voor beweegreden van anderen
− Zijn snel bedreigd, zetten dreiging om in woede en agressie
− Foutieve inschatting/interpretatie in sociaal verkeer
− Testen anderen steeds opnieuw op betrouwbaarheid
− Zeer rigide
Schizoïde PHS = diepgaand patroon van afstandelijkheid in sociale relaties, en beperkingen in het
uiten van emoties in intermenselijke relaties.
− Geen nood/behoefte aan sociale/intieme relaties; onverschilligheid
− Legt moeilijk contact, leeft vaak alleen
− Monotone, emotie-arme spraak, korte en afstandelijke woorden
− Seksualiteit vaak enkel beleven in fantasie
33