H1: WAT ZIJN
ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN?
1. TERMINOLOGIE EN AFBAKENING
1.1 DEFINITIE
“Een ontwikkelingsstoornis is een neurobiologische stoornis (1) die in de (vroege)
ontwikkelingsperiode (2) tot uiting komt, die gekenmerkt wordt door ontwikkelingsachterstanden (3)
op een of meerdere functiedomeinen en die levenslang beperkingen (4) veroorzaakt in het
persoonlijk, sociale, schoolse of beroepsmatig functioneren.”
(1) Het gaat om een stoornis met oorsprong in de hersenontwikkeling
(2) Symptomen zijn meestal al zichtbaar tijdens kinderleeftijd
(3) Ontwikkelingsstoornis belemmert de ontwikkeling of 1 of meerdere domeinen
(4) Levenslange stoornis, belemmering in participatie aan het dagelijks leven
1.2 SOORTEN
Verstandelijke beperking (vorige semester)
Communicatiestoornis taalstoornis, spraakklankstoornis, sociale communicatiestoornis
Autismespectrumstoornis (ASS)
Aandacht deficiëntie-/ hyperactiviteit stoornis (ADHD)
(specifieke) leerstoornissen dyslexie, dyscalculie, dysorthografie, NLD
Motorische stoornissen ticstoornis, coördinatieontwikkelingsstoornis
Sommige ontwikkelingsstoornissen wordt er opdeling gemaakt in een aantal subgroepen
Werd aangeduid met term ‘subtype’ veel commentaar
o Variatie binnen een ontwikkelingsstoornis hebben meestal dezelfde oorzaak
o Meer dimensionale benadering i.p.v. sterk categoriaal
o Dynamisch concept (fenotype/ beeld) beter dan statisch concept (subtype)
1.3 CRITERIA STOORNIS
Significant meer problemen dan gemiddeld
Op verschillende dimensies (niet op 1 dimensie)
De problemen zijn hardnekkig/ persistent (niet tijdelijk, maar houden lange duur aan)
De problemen zijn pervasief (symptomen zijn aanwezig in verschillende contexten)
Niet leeftijdsadequaat (moet afwijken van wat passend is voor bepaalde leeftijd)
Significante belemmering (problemen moeten hinder vormen voor de persoon in dagelijks leven)
Kinderen met OWS situeren zich aan het
extreme uiteinde: aan de rechterkant in geval
van ongewenste trekken (hyperactiviteit), aan
de linkerkant in geval van gewenste trekken
(leesvaardigheid) dimensionele benadering
,1.4 SECUNDAIRE KENMERKEN
Primaire kenmerken= kernsymptomen van de stoornis, de kenmerken die minimaal aanwezig moeten
zijn om de diagnose te kunnen stellen (diagnostische kenmerken)
Secundaire kenmerken= kenmerken die niet specifiek zijn voor de stoornissen, die geen
kernsymptomen zijn, maar het gevolg zijn van de primaire symptomen van een stoornis
Gevolgen op psycho-sociaal vlak
o Faalervaringen
o Grote frustraties, schaamtegevoelens en demotivatie
o Laag zelfbeeld
o Inadequate attributiestijl (= manier waarop men gedrag en gebeurtenissen verklaart)
groter risico op ‘fixed’ mindset (= ze denken dat capaciteiten vaststaan en niet te
veranderen zijn, geloven niet dat oefening tot verbetering zal leiden
o Faalangstig
o Internaliserende problemen (angstig, depressie)
o Externaliserende problemen (ruzie maken, agressie, storend)
o Leerproblemen
o Afwijzing door leeftijdsgenoten
o Negatieve interacties met volwassenen
o Participatieproblemen
Belang van de omgeving in verhogen van psychosociaal welbevinden!!!!
Creëren van stimulerende omgeving, kinderen zelf keuzes laten maken, belang van succeservaringen,
steun, begrip en erkenning uit omgeving, psycho- educatie
2. DENKKADERS
2.1 INLEIDING
Om gedrag te verklaren wordt tegenwoordig vooral uitgegaan van een biopsychosociaal model
biologische, psychologische en sociale factoren beïnvloeden gedrag
Ontstaan van bio- ecologische visie biologie en omgeving BEM-model
2.2 HET BEM-MODEL: EEN VISIE OP HET ONTSTAAN VAN EEN ONTWIKKELINGSSTOORNIS
Dit model gaat uit van bio-ecologische en multifactoriële etiologie van ontwikkelingsstoornis
Een OWS ontstaat door een complex samenspel van verschillende risico- en protectieve factoren die
zowel in het kind zelf als in de omgeving kunnen liggen
MULTILEVEL MODEL
= model dat vier elkaar beïnvloedende analyseniveaus integreert om een ontwikkelingsstoornis te
begrijpen: genen, hersenen, neuropsychologische/ cognitieve processen en gedrag
Uiterlijk waarneembaar gedrag wordt veroorzaakt door neuropsychologische of cognitieve
problemen, die afhankelijk zijn van bouw en werking van hersenen, wat wordt bepaald door complex
samenspel van genetische factoren en prenatale omgevingsfactoren
Het neuropsychologisch niveau is de tussenliggende schakel die hersenprocessen omzet in uiterlijk
waarneembaar gedrag
, MULTIDEFICIT MODEL
Model gaat ervan uit dat er op elk analyseniveau en in de omgeving verschillende problemen kunnen
optreden die in onderlinge wisselwerking staan
Combinatie van alle risico- en beschermende factoren op de verschillende niveaus die bepaalt of de
OWS tot uiting zal komen
TRANSACTIONEEL MODEL
Model gaat ervan uit dat de verschillende factoren binnen het kind voortdurend met elkaar en met
de omgeving in interactie staan
2.2.1 GENETISCH NIVEAU
Sterke erfelijkheidsfactor grote kans dat het genetisch wordt doorgegeven
Spontante genetische mutaties: toevallige wijzigingen in het erfelijk materiaal
Bij ontstaan van OWS verschillende genen betrokken
2.2.2 NEUROBIOLOGISCH NIVEAU
OWS is neurobiologisch van aard oorsprong terug te vinden in hersenontwikkeling
Verschil in bouw van verschillende hersengebieden (neuroanatomie)
Verschil in werking van bepaalde hersengebieden (neurofysiologie)
Verschil in werking van bepaalde neurotransmittersystemen (neurochemie)
Genetische factoren: oorsprong kan in genen liggen
Prenatale programmering: niet genetisch aanwezig is, kan nog ontstaan door omgevingsinvloeden die
tijdens zwangerschap de hersenontwikkeling van het ongeboren kind aantasten
Perinatale factoren: omgevingsfactoren die tijdens geboorte schade kunnen toebrengen aan hersenen
2.2.3 NEUROPSCYHOLOGISCH
Afwijkingen in hersenen leiden tot stoornissen in bepaalde neuropsychologische of cognitieve functies
2.2.4 GEDRAGSNIVEAU
Uiterlijk observeerbare kenmerken
Kunnen in verschillende mate van ernst aanwezig zijn
2.2.5 INTERACTIES MET DE OMGEVING
Omgevingsfactoren kunnen invloed hebben
Spelen rol in het functioneren van het kind in de ontwikkeling na de geboorte
, 3. RISICO- EN BESCHERMENDE FACTOREN
Risicofactoren (invloed op niveau van functioneren)
Sommige van deze risicofactoren
kunnen worden beïnvloed door
interventies belangrijk om ze in
kaart te brengen
Beschermende factoren (invloed op niveau van functioneren)
Kunnen ingezet worden/van belang
zijn bij keuze interventies
belangrijk om ze in kaart te brengen