Janne Vannieuwenhuyse Sociologie
SOCIOLOGIE
1 Wat is sociologie?
1.1 Sociale omgeving
- Naast eigen lichaam en vrije wil heeft de sociale omgeving grote invloed op wat
mensen meemaken
- Kritiek Karel de Gucht: hebben we wel vrije wil? Waarom bestraffen (brein beslist)
- Bv. Mening afhankelijk van land, ras, opvoeding…
- Sociologie bestudeert de impact en gevolgen van de invloed van de omgeving op
leven en functioneren
1.2 Sociologische verbeelding
Hoe kijkt een socioloog naar de werkelijkheid?
1. Biografie Ervaringen, typerende gebeurtenissen in het leven
2. Samenleving Maatschappelijke organisatie, historie bepaalt uitzicht
3. Historisch proces Samenleving is gevolg van historisch proces
1.3 Van gedrag tot samenleving
1.3.1 Gedrag
= Elke actie of reactie van het individu
Objectief waarneembare / externe componenten Subjectieve/ interne component
2 waarnemers 1 waarnemer
Woord, gebaren, lichamelijke beweging Motivationeel: drijfveren
Emotioneel: gevoelens
Cognitief: beelden werkelijkheid
Reflexief: Beeld van jezelf
1.3.2 Sociaal handelen
- Handelen = gedrag met nadrukkelijke gerichtheid, mentale voorbereiding maken
- Sociaal handelen = rekening houden met acties/reacties van anderen
- > MAX WEBER
Instrumenteel Waarde Affectief Traditioneel Reflexief
rationeel handelen rationeel handelen handelen handelen
handelen
Doel bereiken in Handeling is Navolgen Gewoonte Stoppen,
specifieke waardevol gevoelens, kan onbewust denken,
handelingssituatie maar ongecontroleerd navolgen, kiezen
, handelen uit realiseren doel zijn, vaak binnen Breekt
efficiëntie niet onduidelijke sociale continue lijn
Middelen & betekenis dimensie van verleden
condities bij bewust zijn naar heden
kan ook
waarde
handelen
1
,Janne Vannieuwenhuyse Sociologie
1.3.3 Interactie
- Wordt gevormd door handeling van de ene en de reactie van een ander
- Geven gedeelde of complementaire betekenis aan elkaars handelen
- Opdatmotief: actie; omdatmotief: reactie
1.3.4 Vormen van interactie
Conformiteit Samenwerking Conflict Ruil
Wederzijds akkoord Samen doel Twee partijen gaan Sociale ruil:
over wat er gebeurt realiseren niet akkoord met dankjewel voor het
<-> deviantie: hoe interactie moet eten
afspraken niet verlopen -> beide
naleven overtuigen eigen
zienswijze
(gemeenschappelijk
e vijand:
groepscohesie)
- Concrete interacties kunnen verklaard worden aan de hand van de algemene
vormkenmerken
1.3.5 Cultuur en structuur
- Dagdagelijkse interacties leiden tot waarden en regels
Groepscultuur
- Ontstaan ongelijke posities
Sociale structuur
Cultuur & Structuur
Interactie Handelen, sociaal handelen,
gedrag
- Herformulering begrip sociologie
Bestudeert hoe omgeving en sociale interactie gedrag, cultuur en structuur
verklaart
Zoekt herhaalde patronen bij verschillende mensen, in tijd en ruimte
Universele verklaringen
Sapir Whorf-hypothese: Specifieke taal heeft invloed op kijk op de werkelijkheid
1.3.6 De context
- In sociologie staat de context centraal bij verklaren van interacties en gedrag
- Bv.
o Demografische factoren (geboortes, huwelijken, sterftes,
bevolkingsdichtheid)
o Ecologische factoren (klimaat, milieu, topografie)
o Materiële en technologische factoren (organisatie economie, technologische
ontwikkelingen, organisatie transport en communicatie
2
,Janne Vannieuwenhuyse Sociologie
1.4 Sociologie en haar aanverwante disciplines
- Geschiedschrijving
o Concrete gebondenheid aan tijd en ruimte <-> algemene wetmatigheden
o Fenomenen verklaren door tijd- en plaatsspecifieke factoren = verklaring
zoeken in de omgeving
- Culturele antropologie
o Studie van één samenleving / cultuur<-> universeel
o Microniveau = individuen en kleine groepen
o Macroniveau = grote groepen, hele wereld
<-> Intra-individuele benadering
- Biologie
o Fysiologische eigenschappen, hormonale processen en biogenetische
factoren bepalen gedrag
- Psychologie
o Cognitieve en emotionele processen bepalen gedrag
Interacties Psychologische en biologische verschijnselen
Beïnvloedt
Bv. Snelle of trage schildklier -> depressiviteit -> levensmoeheid -> bepaalt interacties
Subdisciplines
- Sociale psychologie
o Houding tegenover anderen = attitude
o Attitudevorming & attitudeverandering
o Wisselwerking tussen interindividuele en intra-individuele
o Interactie kan een houding veranderen
- Sociobiologie
o Gedragsvormen zijn resultaat van duizenden jaren lange aanpassing aan
omgeving
- Biosociale verklaring
o Klemtoon op wijze waarop biologische processen aan de basis liggen van
interacties & maatschappelijke processen kunnen beïnvloeden
1.5 Sociologisch onderzoek
1.5.1 Objectiviteit
- Verklaringen en inzichten moeten geldig zijn voor meer dan één wetenschapper
1.5.2 Concepten
- Typische sociologische begrippen
- Woorden hebben voor sommigen andere betekenis dan voor anderen
- Geen dubbelzinnig of vaag taalgebruik
1.5.3 Generalisatie
- Doel = algemene regels bekomen als verklaring van het sociale leven
- Theories of the middle range
o Niet één theorie maatschappelijke realiteit verklaren
o Meerdere veralgemenende objectieve verklaringsmodellen voor de
deelaspecten van de sociale werkelijkheid te verklaren
3
, Janne Vannieuwenhuyse Sociologie
1.5.4 Empirisch materiaal
= informatie vernomen uit waarnemingen van de werkelijkheid
- Kwantitatieve en kwalitatieve gegevens
- Primaire gegevens: resultaten uit eigen onderzoek
- Secundaire gegevens: resultaten uit ander onderzoeken
1.5.5 Cumulativiteit
= verderbouwen op resultaten van voorgaand onderzoek
- M.b.v. literatuuronderzoek -> onderzoeksvraag verfijnen
1.5.6 Verifieerbare rapportering
Verplichte onderdelen onderzoeksartikel
- Literatuuroverzicht en probleemstelling
- Overzicht gebruikte methode en technieken
- Bespreking resultaten
- Conclusie / discussiegedeelte
Peer review van 3 specialisten die bepalen over publicatie
1.6 Kwantitatief of kwalitatief?
- Max Weber: eisen voor goed sociologisch werk
o Causale adequaatheid -> men kan kansuitspraak doen met betrekking tot
oorzaak-gevolgrelaties = POSITIVISME
o Zinadequaatheid -> verbanden in overeenstemming met gewoonlijke denk
-en voelpatronen = VERSTEHENDE / INTERPRETATIEVE METHODE
1.6.1 Kwantitatieve benadering, het positivisme
- 4 principes van het positivisme
o Kennis gebaseerd op ervaring
o Gestreefd naar causale verklaringen (generalisaties)
o Eenheid van wetenschappelijke methode in wetenschappen
o Scheiding tussen feiten en waarden
- Techniek
1. Concept (= denkbeeldig object)
2. Theoretisch model (variabelen en uitkomst, eenvoudig)
3. Operationaliseren (= theoretische concepten omzetten in meetbare
variabelen
4. Causaliteitsbepaling (onafhankelijke en afhankelijke variabelen, directe en
indirecte invloeden)
5. Causale relaties moeten algemene wetmatigheden zijn
6. Statistische analyse (samenhang tussen variabelen? = covariantie)
- Kritiek
o Sociale werkelijkheid is te complex om statistisch te onderzoeken (<->
natuurwetenschappen
o Delicate onderwerpen -> moeilijk info verkrijgen
1.6.2 Kwalitatieve benadering: nadruk op betekenis
- A.d.h.v. participerende observatie en diepteinterview
Patronen zoeken
Menselijk handelen betekenis geven
4