AGOGIEK VOOR SOCIAAL WERK
VERANDERING EN AGOGIEK
1. Veranderen en helpen veranderen
Veranderen = onzekerheid en het heeft verschillende betekenissen
- Bv. De verandering van het weer
- Bv. De inrichting van je huis veranderen
- Bv. Je leefstijl veranderen
Agogiek = de leer van het doen veranderen van mensen
Dient voor de veranderkunde om mensen te kunnen veranderen naar ene groter welzijn
Wij gaan kijken naar: HOE gaan wij doen veranderen??? HOE gaan wij mensen doen veranderen???
Door beïnvloeding professionele beïnvloeding: daar heeft agogiek mee te maken
Agein (grieks) = leiden of voeren / mensen professioneel beïnvloeden
Alles wat vroeger voor je ogen afspeelde, bepaald je leven
Arbeidsdeling: de arbeid wordt verdeeld onder verschillende beroepsgroepen
- Bv. Vroeger was een dokter een dokter in het algemeen, vandaag wordt dit verdeeld onder een
specifieke arbeidsdeling (dermatoloog, opticien,…)
Groei instellingen: dient voor de groei van het werkveld, de groei van instellingen tot het werkveld
waar wij later in gaan werken
Industrialisatie: ontwikkeling van moderne techniek en wetenschap
2. Kenmerken van agogiek
Hoe gaat een MW mensen kunnen helpen/beïnvloeden?
Meer structuur in mensen hun leven brengen (bv: voor mensen die niet kunnen plannen)
Hoe gaat een PW mensen kunnen helpen/veranderen?
Helpen begeleiden naar een groter welzijn (bv. Voor mensen die gepest worden, kunnen hier
terecht)
Hoe gaat een SCW mensen kunnen helpen/begeleiden?
Mensen als groep sterker maken, groter netwerk creëren
Het gaat steeds om mensen in verandering, een agoog wenst te beïnvloeden
Veranderen en beïnvloeden = kernbegrippen
,Voorwaarden voor agogische verandering
Het betreft psychosociale verandering
Gaat over samentrekken tussen psycho (al het menselijk gedrag: gedachten, gevoelens en
gedragingen) en sociaal
Psychosociaal functioneren als individu of in groepsverband
Omvat alles wat wij als mensen doen/ mee bezig zijn als individu en in groep
Je bent agogisch bezig als je je kennis overdraagt en er degelijk verandering is
1; De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats
2; De beïnvloeding is doelgericht
- Wij gaan eerst kijken naar wat er allemaal afspeelt, we gaan doelgericht kijken. Alles is op
voorhand gepland en bedacht
3; De veranderaar werkt systematisch
- Houdt ook administratie in, het is belangrijk dat alles op orde valt
- Als je tijdig niet kan werken, moet je ervoor zorgen dat iemand anders je werkt overneemt
zodat je cliënten niet in een gat vallen.
4; De beïnvloeding vindt bewust plaats
- Altijd open kaart spelen met je cliënten authenticiteit (echtheid) is heel belangrijk in het
werkveld!!!! cliënten zijn makkelijk te manipuleren
5; De verandering wordt door de betrokkene gewenst
- Het gaat soms traag bij cliënten, je moet babysteps nemen
- Mensen moeten willen de verandering moet gewenst worden
6; De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan
- Er is veel hulpverlening en ondersteuning, maar deze is niet altijd vrijwillig
- Je wordt bijvoorbeeld onder druk gezet
- Wij moeten als veranderaar er voor zorgen dat mensen de hulpverlening nuttig vinden, dat
mensen gemotiveerd worden, dat mensen denken dat ze een doel hebben waarom ze hier
zitten
7; De beïnvloeding is niet wederzijds
- Je leert mensen veranderen op stages en op werk
- Je moet weten: de client zit er NIET voor u MAAR jij zit er voor de client
- De beïnvloeding gaat van u naar de client
8; Het gaat om (jong)volwassenen
- Geen kinderen (dit is pedagogie)
,DEFINITIE
AGOGIEK=
De leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die gericht is op het bereiken van een meer wenselijk
geachte psychosociale situatie van volwassenen (individueel of in onderling verband) die zich van deze beïnvloeding bewust zijn en die
deze situatie ook nastreven.
3. Client
Degene die helpt veranderen = agoog
Degene die de verandering ondergaat =
Patiënt: wordt gebruikt in de medische wereld wilt men vanaf passief afhankelijk
Client: een veel beter woord zegt men om de gelijkwaardigheid en zelfstandigheid van de mens te
benadrukken
Clientsysteem: wordt gebruikt wanneer er meerdere mensen tegelijk in begeleiding zijn (een klas,
een gezin, een koppel,…) = vanaf 2 mensen die bij elkaar horen
Doelgroep: zijn grotere groepen van mensen (alle leerlingen van het 1 e jaar)
Terminologie
1; Pedagogie
- Pe= Grieks voor ‘kind’
- Agogie = begeleiden
Agogie voor kinderen / opvoeden van kinderen
2; Andragogie
- ANER: voor volwassenen
- Het begeleiden zelf
3; Pedagogiek
- De leer van, hoe gaan we kinderen begeleiden / opvoeden
4; Agogiek
- Het helpen veranderen van mensen in het algemeen
5; Andragologie
- De wetenschap van en het veranderen van
Het eigenlijke beïnvloeden Pedagogie/Andragogie/Agogie
De praktijkleer van Pedagogiek/Andragogiek/Agogiek
De wetenschap van Pedagologie/ Andragologie/Agologie
, 4. Beroepen en velden
Een werkveld = het geheel van instellingen, mensen, beroepen, organisaties, regels, wetten,
… Alles wat zich bezig houdt met hetzelfde doel of dezelfde doelgroep
5. Niveaus van psychosociaal functioneren
Je hebt 4 niveaus wij gaan er met 3 werken (we trekken er 2 bij elkaar)
1; Een individu
- Je moet hier rekening houden met alles; je gedachten, gevoelens, gedragingen, zelfbeeld (je
waarden en normen, ambities, je ervaringen)
Heel veel van het eigen welzijn ligt bij jezelf
- Hoe kan ik mijzelf duidelijk uiten naar anderen
2; Groepen
- Verzameling van mensen die elkaar kennen
- Begint vanaf 2
- Er wordt minder rekening gehouden met de ander
- Je moet de regels van een groep kennen (bv: hoe gaan we de ruzies in een groep oplossen?
Veranderen?
3; Organisaties
- Anoniemer
- Bestaat uit groepen en individuen
- Formeel geregeld (via digitap, via mail,…)
- Machtsverhouding (hierarchie)
- Tegengestelde belangen
Grotere samenlevingsverbanden = een grote, doorgaans anonieme verzameling mensen met een
gemeenschappelijk kenmerk
Subcultuur
Politiek
Ook maakt men onderscheid tussen microniveau, mesoniveau en macroniveau
Micro: Klein niveau, individuen en kleine groepen, duidelijk zicht op elkaar
Meso: Middel niveau, organisaties en kleine verbanden in de samenleving, je kent niet iedereen
persoonlijk
Macro; Grootste niveau, grotere samenlevingsverbanden, heel de maatschappij