Klinische neuropsychologie
Docent: Noortje Hermans
Schooljaar 2016-2017
,Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1: INLEIDING TOT KLINISCHE NEUROPSYCHOLOGIE 4
HOOFDSTUK 2: WAT IS EEN NIET-AANGEBOREN HERSENLETSEL? (NAH) 9
HOOFDSTUK 3: EEN AANTAL MOGELIJKE GEVOLGEN NA EEN NAH 16
HOOFDSTUK 4: AANDACHT EN INFORMATIEVERWERKING BIJ NAH 17
HOOFDSTUK 5: NEGLECT 35
HOOFDSTUK 6: GEHEUGEN 40
HOOFDSTUK 7: EXECUTIEVE FUNCTIES 52
HOOFDSTUK 8: NPO: NEUROPSYCHOLOGISCH ONDERZOEK 61
HOOFDSTUK 9: EPILEPSIE 69
2
,Klinische neuropsychologie: samenvatting
Docent: Noortje Hermans
Materiaal: slides en handboek ‘ breininzicht: toegepaste neuropsychologie bij nah’: te
kennen hoofdstukken boek: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9 en 10
Puntenverdeling: schriftelijk gesloten (15punten) + taak (5punten): testafname 2
personen
Inhoud samenvatting lessen: (rood vermelde thema’s in de samenvatting: vanuit boek,
maar zijn ook leerstof)
1. Inleiding klinische neuropsychologie
2. Drie modules met cognitieve domeinen
a. Aandacht & Informatieverwerking & Neglect
b. Geheugen
c. Executieve functies
o Normaal functioneren (modellen en neuroanatomie)
o Afwijkend functioneren en stoornissen
o Diagnostiek
3. NPO
4. Casus-les
5. Epilepsie
6. Verwerking
3
,Hoofdstuk 1: Inleiding tot klinische neuropsychologie
1.1. H1: “ breininzicht”: de hersenen: structuur, functie en studie
Herhaling van de hersenstructuur: boek pagina 4 t.e.m. 27
1.1. is een herhaling van de leerstof vanuit het eerste jaar
‘gedragsneurowetenschappen’: dit is belangrijke achtergrondinformatie om de
samenvatting/leerstof te kunnen begrijpen. Vanaf 1.2. leerstof vanuit
lessenpakket. (ps.: wanneer boekpagina vermeldt: extra te kennen leerstof vanuit
het boek toegevoegd)
Zenuwstelsel bestaat uit 2 delen:
1. Centrale zenuwstelsel
o Hersenen: complexe zaken hebben een tussenkomst van de hersenen
nodig
o Ruggenmerg: ontvangen & verwerken van sensorische prikkels (cf. huid,
spieren,..) én reflexen
o Voorbeeld reflex: je hand terugtrekken als het tegen een warme
pan stoot: hierbij zullen de hersenen niet reageren, maar wordt het
direct vanuit het ruggenmerg beantwoordt.
2. Perifere zenuwstelsel
o Alle zenuwcellen die niet in de hersenen of in het ruggenmerg gelegen
zijn: 2 delen
o Somatisch (willekeurig) zenuwstelsel: zorgt voor interacties met
de buitenwereld (vb.: zien, horen, voelen, ruiken) én zorgt ervoor
dat we ons kunnen bewegen
o Autonoom (willekeurig) zenuwstelsel: hier hebben we geen
bewuste controle over: het gaat
hier om het interne milieu
Vb.:
kan zorgen voor actie (cf.
verhoogde hartslag = sympathisch
zenuwstelsel) of voor rust (=
parasympatisch)
o Functie:
overbrengen van informatie uit het
lichaam naar de hersenen
Afbeelding links boven: weergave
van het zenuwstelsel.
Afbeelding links onder: Het
zenuwstelsel bestaat uit
verschillende zenuwcellen of
neuronen. Pas als er interactie is
tussen deze neuronen zijn wij in
staat om iets te doen.
4
, Neuron bestaat uit verschillende onderdelen:
a. Cellichaam: bevat DNA
b. Dendrieten: vertakkingen van het cellichaam, die signalen van
andere cellichamen ontvangen
c. Axon: verbindingsbaan
die signalen van het
cellichaam naar andere
cellen stuurt. Iedere axon
is bedekt met een myelineschedel om de
signalen gemakkelijker door te sturen.
Om contact te maken met andere
cellichamen worden de chemische
signalen doorgegeven via de synaptische
spleet (zie afbeelding links boven).
1.1.1. Wat zijn de hersenen?
Structuur van de hersenen: afbeelding rechts
Middenhersenen/hersenstam:
- Hersenstam: verlengde van de
ruggenmerg
- Pons: hier gebeurt het kruisen van de
hersenhemisferen
- Middenhersenen: zorgt voor
coördinatie en vloeiendheid van beweging
- Formatio reticularis: zie hoofdstuk aandacht
Hypothalamus, hippocampus,…:
- hypothalamus: lichaamstemperatuur, honger en dorst gevoel, seksueel en
emotioneel gedrag
- Thalamus: informatie komt hier samen en wordt verstuurd naar de corticale
regio
- Hypofyse: produceert groeihormoon, endorfine,..
- Hippocampus: expliciete herinneringen
Cerebellum: de kleine hersenen
- Zorgt voor evenwicht : vloeiendheid van motorische acties (vb.: tanden poetsen,
joggen)
Cerebrum of grote hersenen:
- bestaat uit een cortex/hersenschors: dit is het belangrijkste deel van de
hersenen. Hier wordt het merendeel van de functies aan toegeschreven.
o Cortex heeft verschillende groeven (sulci) en windingen (gyri). Hoe groter
de Cortex hoe meer ruimte om de functies te herbergen (= beter).
5
, - bestaat uit 2 hemisferen
o rechterhemisfeer: stuurt de
linkerzijde van het lichaam
richt zich op het detail
o linker hemisfeer: stuurt de rechterzijde van het lichaam
richt zich op de algemene verwerking
Cerebrum bestaat uit verschillende dimensies en lobben: zie afbeelding
Dorsaal: bovenaan in de hersenen
Ventraal: onderaan de hersenen
Mediaal: binnenzijde hersenen
De lobben van de grote hersenen:
1 Frontaalkwab: grootste kwab: staat in voor executieve functies (zie verder)
2 Pariëtaalkwab: staat in voor cognitieve funties (vb.: rekenen, lezen)
3 Temporaalkwab: staat in voor taalherkenning en begrip
4 Occipitaalkwab: achteraan de hersenen: staat in voor verwerken en ontvangen
van visuele informatie
1.1.2. Beeldvormingstechnieken
Enkele veelgebruikte beeldvormingstechnieken
- EEG: Elektro-encefalogram: aan de hand van elektroden op het hoofd
o Brengt de hersengolven in kaart
- EP: Evoked Potentials
- ERP: Event Related Potentials
Hersenen in beeld brengen:
- CT-scan: Computerised Tomography
o Nadeel: door de stralingen is dit niet gezond + minder gedetailleerd dan
een MRI-scan
- MRI-scan: Magnetic Resonance Imaging
o Voordeel: zeer gedetailleerd, niet gevaarlijk
o Nadeel: je mag geen metaal in je hebben, want je werkt met magneten
6
,Metabolimse van de hersenen in kaart brengen:
- PET: Positron Emission Tomography: brengt verbruik van glucose in kaart
a.d.h.v. het inspuiten van een radioactieve stof: welke hersendelen zijn actief en
welke niet?
- SPECT: goedkopere manier van PET
1.2. Wat is klinische neuropsychologie?
Klinische neuropsychologie = de psychologie waarin de relatie tussen
hersenstoornissen en gedrag bestudeerd wordt. Hier wordt het probleem en de
oorzaak van het probleem onderzocht.
Neuropsychologie = de psychologie die de relaties tussen hersenen en gedrag
onderzoekt zowel bij intacte als bij beschadigde individuen
De klinische neuropsychologie kent een snelle ontwikkeling, dit komt voornamelijk
door:
- De hoge vraag: door de betere gezondheidszorg anno 2016 is er minder kans op
sterfte, maar meer kans op een hersenletsel (want je leeft langer)
- Vergrijzing
- Levenskwaliteit is belangrijker geworden: voorbeeld ‘kan hij nog een job
uitoefenen? Kan hij alleen wonen als hij een hersenletsel heeft gehad?’
- Maar ook meer literatuur en opleidingen
Op vlak van het probleem te lokaliseren (cf. lokalisatie) zijn er twee verschillende
functies volgens Brodmann (= persoon die de hersenen bestudeert: welk gebied staat
voor welke functie?):
Functie: een link leggen tussen een hersengebied en een bepaald gedrag
Functiestoornis
Naast Brodmann was ook Luria (1902-1977) een belangrijke persoon in de klinische
neuropsychologie. Hij ging ervan uit dat niet ieder hersengebied instond voor 1 taak,
maar dat het een complex netwerk was van samenwerkingen.
Veel gemaakte fouten
1. Symptoom bewijs voor oorzaak
o Voorbeeld: iemand heeft geheugenproblemen, hij zal wel een stoornis
hebben: maar dit mag niet, natuurlijk zijn er wel verschillende oorzaken
mogelijk.
2. Meting heeft een vaststaande betekenis
o Als je een geheugentest afneemt en hij scoort niet goed, dan mag je niet
afleiden dat zijn geheugen niet goed is( want het kan ook zijn dat de
persoon geen aandacht heeft gehad tijdens het testen, er zijn verschillende
dingen van invloed op metingen)
3. Subjectieve cliëntgegevens betrouwbaar weergeven
7
, o = de gegevens die de cliënt je geeft in een anamnese gesprek: dit is niet
altijd waar.. Het is niet liegen, maar sommigen kunnen hun voorbeelden
niet juist voorstellen of verwoorden.
4. Statistisch significantie weergave van sterkte verband
5. Problemen niet in normale populatie voorkomen
o In de normale steekproef zijn er ook afwijkende scores (niet iedereen is
percentiel 50: en dit wil niet zeggen dat ze een stoornis hebben).
1.2.1. Verschillende werkvelden van de klinische neuropsychologie
Somatische, geestelijke gezondheidszorg & ouderenzorg
Patiëntgroepen bestaat uit 2 groepen:
1 Aangeboren & niet-aangeboren hersenletsel: voorbeelden;
o Zuurstofgebrek
o Ruimte-innemende processen
o CVA: Cerebrovasculair accident
o Traumatische hersenletsel
2 Progressieve aandoeningen: voorbeelden;
o Multiple sclerose
o Parkinson
o Dementie
o Psychiatrische beelden (ADHD, schizofrenie)
Voorbeelden en NAH worden besproken in hoofdstuk 2
1.1.2. De big five in de klinische neuropsychologie
1. Analyseren van gestoorde en intacte gedragsmogelijkheden
o Personen analyseren: wat kan hij nog en wat niet? Afwijkende factoren?
o Belangrijk voor de diagnostiek en behandeling: welke factoren kunnen we
inzetten (vb.: iemand die goed ziet , maar een slecht hoort: hier moet
rekening mee gehouden worden tijden de diagnostiek)
2. Consequenties dagelijks leven
o Dagelijks leven is hetgeen wat de patiënt wil weten (kan hij nog voor de
kinderen zorgen? Kan hij auto rijden?): niet enkel kijken naar de cijfers,
maar wat wil dit zeggen voor deze persoon (= ecologische validiteit)
3. Relatie met hersenstoornis
o Komt het gedrag wat hij stelt overeen met ons beeld van de hersenen.
4. Bestuderen veranderlijkheid
8
, o Een prognose uitwerken (wat mag de persoon verwachten: kan hij nog
helemaal herstellen?, wanneer kunnen we verwachten dat de persoon
verschillende dingen niet meer kan kunnen).
5. Behandeling & begeleiding
o Voorbeeld: ‘Is de persoon achteruit gegaan of geëvalueerd?’
Hoofdstuk 2: Wat is een niet-aangeboren hersenletsel? (NAH)
Handboek pagina 30 t.e.m. 69. Maar vanaf de diagnostiek wordt het ook vermeldt in de
slides. Geheel hoofdstuk 2 is leerstof.
2.1. NAH: definitie
NAH = niet aangeboren hersenletsel: is een beschadiging van het hersenweefsel die na
de geboorte ontstaan is. NAH kan verschillende oorzaken hebben:
1. NAH kan plots ontstaan
o Traumatische NAH: voorbeeld na een ongeval
o Niet-traumatische NAH: voorbeeld: hersenbloeding, tumor, vergiftiging
2. NAH kan het gevolg zijn van een progressieve neurologische aandoening:
voorbeeld: Parkinson, dementie, ziekte van Huntington
NAH is NIET aanwezig vanaf de geboorte zoals: autisme, handicap, schizofrenie, etc.
Prevalentie: de cijfers zijn onder voorbehoudt. Hier is nog geen wetenschappelijke
studie naar geweest: het is een schatting
- België: 347.627 personen
- Vlaanderen: 195.889 personen
3 mogelijke oorzaken van NAH:
2.2. Mogelijke oorzaken NAH Traumatisch hersenletsel
Niet-traumatisch hersenletsel
We maken een onderscheidt tussen niet- Neurodegeneratieve
traumatische en traumatische NAH aandoeningen
2.3.1. Traumatisch hersenletsel
Traumatisch hersenletsel: meest voorkomende oorzaak van een NAH onder de 50 jaar
oud.
Impact van buitenaf: voorbeeld: gevallen met fiets, auto-ongeval, klap op het
hoofd (vb.: Phineas Cage)
Vaak ontstaan er hierdoor kneuzingen en verscheuringen in de hersenen met
bewustzijnsverlies en posttraumatische amnesie (PTA) als direct gevolg
PTA: posttraumatische amnesie: desoriëntatie
Er zijn 2 oorzaken:
waarbij er geen nieuwe informatie kan worden
A. Commotio Cerebri of
opgenomen en men niet weet waar men zich
hersenschudding: bewusteloosheid
bevindt
9
, van max. 15 minuten en PTA van max. 1 uur
B. Contusio Cerebri of hersenkneuzing: bewustzijnsverlies van min. 15 minuten en
PTA van min.1 uur: kan ook leiden tot een coma.
Primaire schade: onmiddellijk ontstaan door externe mechanische kracht
Secundaire schade: niet onmiddellijk zichtbaar, maar zijn klachten als gevolg van de
impact van de functiebeperking
3 mogelijke oorzaken van NAH:
Open hersenletsel: voorbeeld: splinters, kogel, glas,.. Traumatisch hersenletsel
Gesloten: schade aan de cortex Niet-traumatisch
hersenletsel
2.3.2. Niet-traumatisch hersenletsel Neurodegeneratieve
aandoeningen
Oorzaak 1: CVA: Cerebrovasculair accident
CVA = beroerte
Letterlijk vertaald: een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen.
Prevalentie:
- Iedere 5 seconden krijg iemand CVA, wereldwijd
- België: 190.000 nieuwe patiënten per jaar
- Laatste decennia fors gestegen: door vergrijzing zal blijven stijgen
Drie verschillende oorzaken voor CVA
80% van de gevallen komt door een verstopping van de bloedvaten
Cijfer b: trombose: afzetting aan de binnenkant van de vaatwand
Cijfer c: embolie: bloedpropje of klonter die ervoor zorgt dat er geen bloedtoevoer is
De andere 20 % bloeding in de hersenen = het openbarsten van een bloedvat in de
hersenen
Eventuele andere bijkomende oorzaken
voor CVA:
- Hoge bloeddruk
- Hartritmestoornissen
- Arteriosclerose: bloedvaten
vernauwen
- Geslacht: mannen hebben meer
kans
- Leeftijd: hoe ouder..
- Tabak, alcohol, weinig fysieke
activiteit, overgewicht,..
10