INLEIDING – 27/09/2022 Leermateriaal:
Valcke, M. (2018). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Deel 1 en Deel 2. Leuven: ACCO.
Online omgeving Ufora:
– Aankondigingen controleren voor meest recente informatie
– Lesplanning bij inhoud (algemene cursusinformatie)
– Inhoud per thema: doelen, ppt-slides, kennisclips, introductievideo’s, extra video’s en extra leermaterialen
– Zelftesten per thema bij Ufora-tools
Zelftesten:
̶ gebruik deze voor de les om op die manier zicht te krijgen op de centrale concepten, praktijksituaties die aan
bod zullen komen in de les
̶ gebruik deze na het instuderen om na te gaan of je de inhouden van het thema goed snapt
̶ vanaf thema 6: maken van zelftest na instuderen thema verplicht (actief verwerken van de cursus!)
Evaluatie:
̶ Permanente evaluatie: 8/20
̶ Groepsopdracht (6/20)
̶ Ervaringsonderzoek (1/20)
̶ Verplichte zelftesten (1/20)
̶ Schriftelijk examen: 12/20
̶ gesloten vragen
̶ meerkeuze 4 opties
̶ voorbeeldvragen: zie zelftesten UFORA
̶ vragenbundel, kladblad en scoreforumier
̶ Zie studiefiche:
̶ Deelname aan permanente evaluatie én examen verplicht
̶ minimum 9/20 per onderdeel om te kunnen slagen
Examen:
• Vragen omtrent beheersing op weet- en inzichtsniveau
• Vragen omtrent beheersing op toepassingsniveau
• Verdeling: telkens ongeveer de helft van de vragen
• Lees alle informatie uit de vraag goed door! Alle info is belangrijk voor het beantwoorden van de vraag
• Ongeveer drie vragen per thema
• De bedoeling dat je alle vragen invuld. Het is geen GIS-correctie. Je wordt niet bestraft als je een vraag
foutief beantwoord.
• Voorbeeldvragen: zie alle zelftesten
• Ook de verplichte zelftesten zullen ter beschikking staan vanaf 27/12 (met feedback)
• Ook alle info m.b.t. de stellingen uit de opdrachten wordt nog gecommuniceerd (ten laatste 27/12)
• 22/35 vragen moeten juist zijn.
• Kijk goed naar de samenvatting van ieder thema in het handboek. Haar vragen haalt ze daaruit.
o Probeer het te begrijpen en voorbeelden bij te geven
• Kernbegrippenlijst ook heel belangrijk: gebruik dit om jezelf te controleren.
o Begrijp je die en kan je er een voorbeeld bij geven?
Leerstof:
• Leerstoverzicht op Ufora
• De slides van de lessen zijn leidingevend voor de belangrijke accententen in de leerstof
• Ook zelftesten tonen welke onderdelen zeker beheerst moeten worden
1 Wat is ‘onderwijskunde’?
(handboek p. 24-28)
• Breed begrip, niet enkel binnen schoolse context, maar ook bedrijfsopleidingen, informeel leren …
• Afhankelijk van vak, beroep
• Ontwerpen van een leeromgeving voor complexe leerdoelen. Heel verschillend.
1
, o Bv: bij opleiding diergeneeskunde werken ze met namaak paarden om bevallingen te oefenen.
• Gebruik maken van technologie
• Context waarin wordt geleerd kan verschillen
• Dingen aanleren op maat van het publiek
→ verschillende voorbeelden in boek: allemaal plekken waar mensen iets aan het leren zijn, maar omgeving
is anders en dus manier van leren en lesgeven ook
→ leren en instructie staan centraal! Maar, het is niet zo dat als je instructie geef, dat er wordt geleerd.
→ Meer dan enkel in een school met leerlingen in een klas.
Gemeenschappelijk in de voorbeelden: gaan allemaal over situaties waarin geleerd wordt. We gaan de situaties van
leren en instructies onder de loep nemen. Waar binnen dat leren en instructies gebeuren, kunnen verschillen met
elkaar. Gaat over meer dan enkel het formele. Gaat ook over informele situaties.
2 Gemeenschappelijke elementen
• Gemeenschappelijk in de voorbeelden
o leren en
o instructie staan centraal
• Maar situaties verschillen: formeel of informeel
o Informele situaties : gaat over meer dan school
• De doelgroepen verschillen: volwassenen, kinderen, kleuters, professionals, families, individuen, groepen …
= Meer dan enkel kinderen. Tendens naar levenslang leren.
3 Formeel
Gaat over de school → de leerlingen en leerkrachten die samenzitten.
̶ Formele contexten: leren en instructie geregeld via wetten, decreten of interne regelgeving:
̶ kleuter-, lager-, secundair, hoger onderwijs
̶ school in een asielcentrum
̶ ziekenhuisschool
̶ VDAB-opleidingen, Syntra:
̶ werkzoekenden die gestimuleerd worden om nog een opleiding op te nemen.
̶ initiële lerarenopleiding
̶ vervolgtraining van chirurgen in functie erkenning door ziektefondsen
̶ specialisatieopleidingen verpleegsters palliatieve zorgen
4 Informeel
̶ Informele contexten: hebben geen systematisch, verplicht of gereguleerd karakter:
̶ tentoonstellingen
̶ mobiele school (https://www.mobileschool.org/)
̶ EHBO-opleiding voor vrijwilligers
̶ speelleervakanties
̶ opleiding tot animator
̶ Jeugdbewegingen
̶ Sportclubs
̶ alfabetiseringscampagne voor ouders van allochtone kinderen, een gezondheidsactie in een
asielcentrum voor politiek vluchtelingen, enz.
5 Onderwijskunde
Definitie: Onderwijskunde is het wetenschapsgebied
̶ dat zich richt op leren en instructie
̶ binnen een grote variatie aan formele en informele contexten,
̶ toepasbaar op alle leeftijdsgroepen (verschillende doelgroepen)
̶ In traditionele en alternatieve contexten
2
,6 Hoofddoel opleidingsonderdeel: toepassingsgericht
Het toepassen van een onderwijskundig referentiekader bij het beschrijven, verklaren en oplossen van leer- en
instructieproblemen.
THEORIE en TOEPASSING
in concrete situaties, op concrete casus, voorbeelden
Rode draad doorheen handboek
➔ Gebruik van referentiekader: dit helpt he concrete instructie- en leerproblemen te
beschrijven in termen van actoren, processen en variabelen; te verklaren en mogelijke
gevolgen, effecten te voorspellen.
➔ Referentiekader zorgt ervoor dat éénzelfde leer- en instructiesituatie vanuit
verschillende dimensies benaderd kan worden. We maken hierbij gebruik van
actoren, processen en/of variabelen.
Opbouw boek:
1. Advance organizer
Opdrachten/vragen die je helpen inzicht te krijgen in basiskennis van thema.
2. Uitwerking van
theoretische basisVoorbeelden en
illustraties.
3. Reflectie op thema vanuit onderwijskundig
referentiekaderInvulling van variabelen, processen en actoren.
4. Leerdoelen
Niet enkel theorie kennen, ook zelf voorbeelden kunnen zoeken en geven.
5. Structuur van het thema
Uitgewerkte schema’s, mindmaps …
6. Samenvatting
Ook wel zelf samenvatting uitwerken.
7. Kernbegrippen
Definities niet uit het hoofd leren, wel gebruiken als kapstok.
8. Referenties
9. Studeeraanwijzingen
Gebruik suggesties bij je persoonlijke studieaanpak.
Tips: zoek naar hoofdstructuur van tekst, maak samenvatting per structuuronderdeel,
studeer uitgaande van de leerdoelen, herformuleer de kennis in eigen woorden en zoek
eigen voorbeelden …
3
, THEMA 1: REFERENTIEKADER
ONDERWIJSKUNDE: EEN GESTRUCTUREERDE KIJK OP ACTOREN, PROCESSEN EN VARIABELEN
Inleidende kennisclip:
We gaan leren en instructie proberen vatten. Wat komt er allemaal bij kijken? Welke actoren en variabelen zijn van
belang om leer en instructies goed te begrijpen.
Wat?
Onderwijskundig referentiekader ontleden en ingaan op de actoren, processen en variabelen.
Blauw kader bij conceptmap: spelen rol in referentiekader. Referentiekade = rode draad
Referentiekader:
• Volgens drie niveaus: macro, meso en micro
• Drie niveaus kunnen op dezelfde manier geordend worden
• Uitwerking is anders
o Micro: gaat over concrete leer- en instructieactivieiten
▪ Klasniveau
o Mesoniveau: bevat de school en hoe leren en instructie hier bepaald wordt
o Macroniveau: leren en instructie op systeemniveau en bevat de invloed van het Vlaamse
onderwijsbeleid.
Referentiekader = basis (van de rest van de cursus)
• Komt telkens terug in alle volgende thema’s
• Nu waardenneutraal voorgesteld
• ‘bril’ om actoren, processen en variabelen te onderscheiden en te begrijpen
• Onderscheid nodig micro-,meso- en macronvieau
• Kijk naar de research evidence (wetenschappelijk schema)
• Volgende thema’s: visies op leren en instructie.
Elk aggregatieniveau wordt besproken en we gaan in op hoe de actoren, variabelen en processen ingevuld worden
op het specifieke aggregatieniveau.
Uitgaan van wetenschappelijk onderzoek dat onderbouwt wat werkt.
We bespreken ook effect size.
Leerdoelen?
• Met eigen woorden kunnen beschrijven wat onderwijskunde omvat.
• De basis kunnen uitleggen van wat we onder een evidence-based aanpak verstaan.
• Zelfstandig een schema kunnen uitwerken waarin de actoren, variabelen en processen die een rol spelen
in instructiesituaties, geïntegreerd worden voorgesteld.
• Berichten uit de media (artikel, radiobericht, onderwijsonderzoek ...) over een instructiethema
gestructureerd kunnen beschrijven aan de hand van het referentiekader voor onderwijskunde.
• Voorbeelden kunnen geven die illustreren wat de concrete betekenis is van de verschillende actoren,
processen en variabelen in het referentiekader.
• De opbouw van het referentiekader met voorbeelden kunnen illustreren.
• De relaties tussen het micro-, meso- en macroniveau in het referentiekader kunnen toelichten met
voorbeelden.
• Een actor, proces of variabele kunnen toelichten vanuit het micro-, meso- en macroniveau.
• De verschillende componenten van het didactisch handelen (instructieactiviteiten) aan de hand van
originele voorbeelden kunnen illustreren in formele en niet formele situaties.
4