1
Filosofie
1. Reductie
Thales
7e – 6e eeuw v.C (Milete)
Reductie betekenis :
o De veelheid tot 1 herleiden: alles -> 1 ding
o De herleiding van een complexiteit tot eenvoudigere zaken
o Bekijken hoe de delen van een complex geheel zich verhouden tot elkaar
o Zoeken naar een dieper liggende oorzaak
o => hierbij zoeken naar de archè
o = een instrument, niet iets dat zekerheid oplevert
Archè = een oorsprong, begin, onveranderlijke, enkelvoudig beginsel, blijft steeds aanwezig in de
natuur, iets dat overal altijd onveranderlijk aanwezig is
Thales stelt water als archè (stelt in Griekenland vast dat er 2 gebieden zijn: groen gebied &
woestijn, groen gebied volgt de Nijl want daar is water, + bron van leven want we ontstaan in
waterzakding)
Demokritos (5e – 4e eeuw v.C.) stelt atomen als archè: ‘Wereld = opgebouwd uit oneindig
aantal ondeelbare deeltjes die eeuwig & onveranderlijk zijn, je kan de wereld dus herleiden
tot atomen’ (sinds 19e eeuw weten we dat atomen wel verder kunnen delen)
Fysicalisme: sociale ontmoetingen worden herleid tot psychologie -> biologie -> scheikunde ->
natuurkunde, alles is te herleiden tot fysica
Demystificatie : sommige dingen wil je niet weten en als ze uitgelegd worden; ontluisterend,
beetje teleurstellend (bv. anekdote pupillen candle light), probleem bij wetenschap en gevaar bij
reductie
Anekdotes Thales:
Oppassen want secundaire bronnen kunnen betwist zijn, er zijn weinig originele teksten
Hij zou de zonsverduistering voorspeld hebben -> kreeg hierdoor veel aanzien
Werd eerste natuurfilosoof genoemd: iemand die op samenhangende wijze zonder te
verwijzen naar goden / magische krachten de wereld tracht te verklaren; natuur verklaren
door natuur
Stelling van Thales : hoogte Pyramide zoeken , ‘je kan stelling wiskunde overal ter wereld
gebruiken, je kan het altijd toepassen & is onafhankelijk van plaats / tijd’
Pythagoras ( 6e eeuw v.C. ) is daarop verder gegaan: stelling van Pythagoras
Rechthoekige driehoek: kwadraat schuine zijde= som kwadraten andere zijden (a2+b2=c2)
, 2
Getallen eigenschappen geven (bv. getal 1 = meest fundamenteel) ; Zo zien dat bepaalde groepen
van getallen eigenschappen delen => priemgetallen
Bestudeerde relatie tussen intervallen van toonladders en wiskundige verhoudingen: ‘natuur
spreekt tot ons via muziek die wiskundig is, wiskunde zit dus in natuur’
Voor hem is natuur dus wiskundig bestudeerbaar, reduceert tot wiskunde en natuurkunde
- Holisme = elk niveau meer aan de hand vanuit lager niveau, geheel = meer dan de delen
- Hermeneutiek = betekenis is een kwestie van interpreteren
- Abstractie= algemene denkproces waarbij men probeert in de werkelijkheid het delende en gedeelde te
onderscheiden
Toepassingen reductie:
Argumentatief : in discussie kan je argumenten via deductie gebruiken, diepere waarheid
zoeken, reductie suggereert een fundamenteler verklaringsniveau zonder dat het dan ook
werkelijk zo hoeft te zijn
Onderzoekend: grote motivator om verder onderzoek te doen en niet te blijven steken een
op bepaald simpel niveau
Voor ontwerpers: vanuit 1 ding vertrekken, herleiding van een object tot elementen die je
niet meer kan opdelen Je ontwerpt vervolgens door combinatie van die elementen. Of je
ontwerpt vanuit één basisvorm (vb. vierkant (open-gesloten)). Of je ontwerpt vanuit één
principe. (vb. ecologie). Of je gebruikt één grondstof (vb. hout).
Kleine conclusiekader:
Methode: Deductie
Hoofdpersoon: Thales : 7e – 6e eeuw v.C.
Archè hoofdpersoon: Water
Uitleg: Complexe zaken dieper onderzoeken en eenvoudig herleiden
Betrokken personen: - Demokritos: atomen (5e- 4e eeuw v.C.)
- Pythagoras: stelling, wiskunde (6e eeuw v.C.)
2. Principe van voldoende reden
Anaximander
7e – 6e eeuw v.C (Milete)
Verschil tussen principe & wet: principe = iets dat je aanneemt, je kan het niet bewijzen, ook geen tegenbewijs,
argumenten
Betekenis methode/ principe:
o Voor alles wat er gebeurt moet er een oorzaak / rede bestaan, anders bestaat iets niet
o Er gebeurt alleen iets als er een rede voor is
o Alles heeft een rede
Zo stelde hij dat de aarde niet beweegt aangezien ze geen reden heeft om te bewegen
omdat alle richtingen gelijkwaardig zijn; er is dus geen reden om te bewegen in een bepaalde
richting (<-> mensen bewegen wel bv. naar Noorden omdat ik moet werken, naar Zuiden omdat ik ga
ontspannen)
Christian Wolff (17e – 18e eeuw) voegde daaraan toe dat ALLES een rede heeft om te bestaan,
anders zou het niet bestaan
, 3
Wilhelm von Leibniz (17e – 18e eeuw)voegde daaraan toe dat deze redenen niet altijd bekend
zullen zijn, er is altijd voldoende reden, maar we zullen het niet altijd weten en dat wil niet
zeggen dat ze er niet zijn, maar dat we er vaak geen toegang tot hebben
Archè volgens Anaximander: Apeiron (= onbegrensde) ‘Anaximander stelde dat er iets
moet zijn dat alle dingen gemeen hebben/ ultieme oorzaak, en precies daarom zelf
onbepaald en onvatbaar is’ => alles heeft een oorzaak, maar die oorzaak is onkenbaar
(wat hebben we daar aan? Datgene dat onderliggend is aan alles is zelf geen deel van de natuur,
zit daaronder )
Principe van voldoende reden betekent niet dat er noodzakelijk een oorzaak moet zijn
(WANT: oorzaak <-> reden: bv. niet naar feestje gaan -> oorzaak: ziek zijn, reden: geen
zin hebben)
Arthur Schopenhauer (18e – 19e eeuw): ‘Er is voor alles een reden, maar daarom nog geen
oorzaak’
Kritiek David Hume (18e eeuw) : ‘hoe sterk het principe ook mag zijn, het valt niet te
bewijzen, het is en blijft een PRINCIPE, je kan het dus aannemen of niet, Je kan niet
aantonen dat er een verband is tussen een reden en een oorzakelijkheid. Je kan niet
bewijzen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld.
Toepassing principe van voldoende reden:
Argumentatief. Elk onderzoek is gelegitimeerd: je leert niets bij door te stellen dat er geen
reden is voor iets te zijn zoals het is.
Onderzoekend. Alles wat is, heeft een reden: dat is zelf de reden dat je je steeds weer de
vraag stelt waarom iets het geval is. Alles moet dus een verklaring hebben. Het principe
stimuleert dus de zoektocht naar die verklaring
Voor ontwerpers: stel steeds de vraag ‘waarom?’, reeks van vragen kan je beëindigen als je
bij evidentie uitkomt, bij herhaling van probleem moet je een reden zoeken en dus oplossen
Methode: Principe van voldoende reden
Hoofdpersoon: Anaximander (7e – 6e eeuw v.C.)
Archè hoofdpersoon: Apeiron (onbegrensde)
Uitleg: Alles moet een reden hebben, anders bestaat / gebeurt iets
niet
Betrokken personen: - Christian Wolff (17e – 18e eeuw) : ALLES heeft een reden
- Wilhelm von Leibniz (17e – 18e eeuw) : reden is vaak niet
bekend
- David Hume (18e eeuw) : het principe valt niet te bewijzen
3. Analogie
Anaximenes
6e eeuw v.C. (Milete)
Betekenis analogie:
o Een overeenkomst tussen 2 zaken gebruiken in een redenering
o Sterke analogie= veel gelijkenissen, zwakke = weinig gelijkenissen (= Anaximenes)
, 4
o Een analogie helpt je om iets voor te stellen en helpt bij de overreding 1
o Helpt om complexe dingen te plaatsen in een bestaand kader van kennis en helpt dus nieuwe
kennis te plaatsen adhv bestaande kennis
o Onbekende relateren aan bekende
Archè van Anaximenes = lucht want mens kan niet leven zonder lucht, essentieel, ook voor
wereld (als lucht verdunt: vuur, als lucht verdicht: water, verder verdicht: aarde)
Analogieën hangen samen met omgeving (bv. 5e analogie Anaximenes zou nu bv. dvd kunnen zijn ipv
blad)
Analogieën Anaximenes:
“Zoals onze ziel, die lucht is, Wilt duidelijk maken dat lucht fundamenteel is door te
ons in stand verwijzen naar de rol van lucht voor mens en aarde:
houdt, zo omringen adem en - Onze ziel = lucht, laatste adem uitblazen is ziel die
lucht de gehele verdwijnt, levensadem
wereld.” - Rond aarde zit ook lucht, idee van atmosfeer dus ook
heel belangrijk
“De sterren draaien om de Wilt duidelijk maken dat de sterren in een vaste beweging
aarde zoals een rond de aarde draaien adhv Tulband die in 1 richting
tulband ons hoofd omringt.” GEDRAAID wordt
“Het universum draait als Wilt duidelijk maken dat het bewegen van het universum zo
een molensteen.” sterk is dat het niet te stoppen valt adhv een molensteen dat
zo zwaar is dat je niet kan stoppen met draaien
“De sterren zitten vast aan Wilt duidelijk maken dat sterren heel vast hangen aan de
de kristallijne kristallijne sferen zoals spijkers die je heel moeilijk uit de
sferen zoals met spijkers.” muur krijgt
“De zon is zo plat als een Duh
blad.”
Empedokles (5e eeuw v.C.) maakte ook analogieën :
“De wisselwerking tussen de Wou de wisselwerking van de 4 elementen aantonen:
dingen houdt nooit op, dan - worden tot elkaar aangetrokken (bv. modder (water &
komen ze samen door aarde)) zoals verliefdheid ervoor zorgt dat je je
Liefde, dan worden ze uit aangetrokken voelt tot iemand,
elkaar gedreven door haat - en zoals haat elkaar uit elkaar drijft (zoals vuur & water)
of
Strijd.”
Xenophanes (6e- 5e eeuw v.C.) = eerste die het bestaan van Olympische goden expliciet ter
discussie durfde stellen adhv een analogie:
“Als ossen en paarden en leeuwen Wil duidelijk maken dat de ze niet wisten hoe de
handen Goden eruit zagen:
hadden en kunstwerken konden wij beschrijven de goden zoals wij eruitzien,
scheppen, dan ‘moesten wij eruit zien als paarden zouden de goden
zouden de paarden de goden eruitzien als paarden’
afbeelden als
paarden, de ossen als ossen en
hun lichamen
overeenkomstig hun eigen aard.”
“Er is geen mens, en er zal er ook Maakt weer duidelijk dat ze enkel konden raden hoe
nooit één zijn, de Goden waren
1
Het overhalen van mensen om iets te doen of juist niet te doen, door een beroep te doen op hun diepere verlangens