Filosofie = stroming van mensen met dezelfde overtuigingen
1. Reductie – Thales (1e eeuw VC)
= Veelheid reduceren tot eenheid
- Water = fundamentele -> één en onveranderlijk
- Wanneer je een kleine hoeveelheid water neemt uit een grotere hoeveelheid blijft het water
- Archè – oorsprong, oerstof, meest fundamentele element
- Zoeken naar dieperliggende betekenis
= Eerste natuurfilosoof, Verklaring op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goden of
magische krachten
Demokritos (500 VC)
- Archè = atomen
- Zijnde is opgebouwd uit een oneindig aantal verder ondeelbare deeltjes die eeuwig en
onveranderlijk zijn
Radicaal fysicalisme
- Alles herleidbaar tot fysica
- Thales: verklaringen zoeken in de natuur adhv observaties
- Gevaar: DEMYSTIFICATIE: wanneer je alles tot de fysica wilt herleiden
- Stelling van Thales: evenwijdige projectie -> verhoudingen van rechte lijnstukken blijven
behouden
○ Eenzelfde wiskundige formule = bruikbaar voor meer gelijkaardige problemen
○ Wiskunde is onafhankelijk van plaats en tijdstip
Pythagoras:
- Ging hierop verder
- Stelling: a2 + b2 = c2
- Natuur = wiskundig gestructureerd en wordt begrepen door het beoefenen van wiskunde
- Getallen eigenschappen geven
- Reductie = aspect van abstractie: algemeen denkproces waarbij men probeert in de
werkelijkheid het gedeelde en differentiërende te onderscheiden
Toepassing:
- Argumentatief: Reductie suggereert een diepere waarheid
- Onderzoekend: Zet aan tot verder verkennen en door dieper op te delen en graven
- Ontwerpend: Herleiding van objecten die je niet meer verder kan opdelen. Je ontwerpt
vervolgens door combinatie van deze objecten of vanuit basisvorm, principe of grondstof
2. Principe van voldoende reden – Anaximander (1 e eeuw VC)
Aarde = onbeweeglijk: een beweging in welke richting ook zou geen verschil maken
- Alle richtingen zijn gelijkwaardig
- Om een richting te kiezen moet er voldoende reden zijn -> ‘Wat is de reden’
- De aarde heeft geen reden om te bewegen in een bepaalde richting -> daarom geen
beweging
- Voor alles dat gebeurt -> oorzaak
Christian WOLFF (17de eeuw)
o Alles heeft een reden om te bestaan anders zou het niet bestaan
o Eens je dit principe aanneemt → Moet je voor alles zoeken naar een verklaring
1
, Wilhem VON LEIBNIZ (17de eeuw)
o Voegde hieraan toe: oorzaken ons meestal niet bekend zullen zijn
o Niet dat ze er niet zijn maar dat we er niet altijd toegang tot hebben
Archè: Apeiron (het onbegrensde)
= datgene dat onderliggend is aan alle dingen heeft zelf geen kenmerken “het is alles en tegelijkertijd
niets”
- Iets dat alle dingen gemeen hebben en onvatbaar is
- Principe van voldoende reden: alles heeft een materiële oorzaak, maar die materiële
oorzaak is onkenbaar
- Reduceert maar laat het ultieme uiteindelijk open (benoemt maar vult niet in)
→ Principe voldoende reden is niet noodzakelijk dat iets een oorzaak moet hebben
Arthur SCHOPENHAUER (18de eeuw)
o Voor alles dat je weet , feit dat je bestaat, veranderd + voor alles wat je doet is er
voldoende reden maar daarom nog geen oorzaak
o Bv: reden cadeau maar geen oorzaak
David HUME (18de eeuw)
o Hoe sterk het principe ook mag zijn, het valt niet te bewijzen -> Je neemt het aan,
geen wet
o Je kan niet aantonen dat er een verband is tussen de reden en oorzaak
o Je kan niet aantonen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld
Toepassing:
- Argumentatief: Elk onderzoek is gelegitimeerd. Je leert niets bij door te stellen dat er geen
reden is
- Onderzoekend: alles wat is heeft een reden, het is zelfs een reden dat je jezelf de vraag stelt
waarom iets het geval is. Principe van voldoende reden stimuleert zoektocht naar kennis
- Ontwerpend: waarom? -> daarom is geen antwoord. Eindigen bij een evidentie. Wanneer er
zich herhaaldelijk een probleem voordoet, moet je op zoek gaan naar de reden dat het zich
voordoet. Dit kan toeval zijn, maar dat is het waarschijnlijk niet als alle omstandigheden
hetzelfde blijven (Ceteris Paribus) -> dan is er voldoende reden
3. Analogie – Anaximenes (1e eeuw VC)
= onbekende relateren aan het bekende
- Analogieredenering om zijn opvatting kracht bij te zetten
- Arché: Lucht -> essentieel voor de mens en de wereld (zon is plat met lucht atmosfeer +
sterren als tulband rond aarde en vast aan kristallijnen met spijker)
- Sterke analogie – veel gelijkenissen tussen vergeleken situaties weinig verschillen
- Anaximenes’ analogieën zijn zwak: meer verschillen dan overeenkomsten (sterke analogieën
zijn moeilijk te vinden, dus die van Anaximenes zijn zo slecht nog niet)
Empedokles (500 VC)
- Arché: 4 gelijkwaardige elementen: water, lucht, aarde & vuur (bv. modder = water + aarde)
“De wisselwerking tussen dingen houdt nooit op, dan komen ze samen door liefde, dan worden ze
uit elkaar gedreven door haat of strijd”
Xenophanes:
Sterke analogieredenering: “ Als ossen, paarden en leeuwen handen hadden en kunstwerken
konden scheppen, dan zouden de paarden de goden afbeelden als paarden, de ossen als ossen en de
leeuwen als leeuwen.”
2
, - Goden zijn hersenspinsels -> Er is geen mens en er zal er ook nooit een zijn die de volledige
waarheid kent over de Goden (hij ook niet) -> enige dat we kunnen doen is gissen
- Xenophanes was de eerste die het bestaan van de Goden tot discussie durfde zetten
Toepassing:
- Argumentatief: analogie helpt om complexe dingen te plaatsen in een bestaande kader van
kennis (bv.: longen -> boom, atoom -> zonnestelsel, Galileo -> manen)
- Onderzoekend: analogie brengt je tot inzicht omdat ze nieuwe waarnemingen duidt adhv
bestaande kennis door vergelijkingen of plausibele hypotheses (= veronderstellingen)
- Ontwerpend: Je ontwerpt vanuit een voorbeeld dat niet tot je discipline behoort. Druk
verhoudingen van je ontwerp uit als verhoudingen vanuit je omgeving. De analogie zet je op
weg en helpt ter verdediging van je concept (bv. Frank Lurd Wright observeerde natuur)
4. Wet van de niet contradictie – Parmenides (500 VC)
- Alles wat is kan nooit niets zijn, het is uitgesloten dat iets is en tegelijkertijd niets is
- Iets kan vals zijn, iets kan waar zijn en iets kan onbepaald zijn, maar niet tegelijkertijd waar
en vals, het is het een of het ander
- Je wilt aantonen dat iets niet waar is dus je neemt aan dat het waar is om dit te weerleggen -
> Gaat niet want dan spreek je jezelf tegen
- De wet rationeel verleggen kan niet, omdat ze zelf de basis van rationaliteit vormt
Parmenides:
- Zag het als zijn opdracht om aan te tonen dat verandering een illusie is (onze zintuigen
houden een schijnwereld voor en zijn dus onbetrouwbaar)
o Argumentatie om de onmogelijkheid van verandering aan te tonen
o Verandering = vernietiging en creatie: van bestaan naar niet bestaan (en
omgekeerd)
o Verandering impliceert dat iets is en tegelijkertijd niet is (is dat uitgesloten?)
o Iets kan in het heden bestaan en in het verleden niet bestaan OF iets bestaat nog
niet maar kan wel bestaan in de toekomst
o Als we zeggen dat iets bestaat in het verleden of iets niet bestaat in het heden ->
dan is dat zo
MAAR: bestaan is niets anders dan existeren in het heden -> Verleden, heden en
toekomst vallen samen -> Terwijl we zeggen dat deze verschillen = CONTRADICTIE
o Om dit te vermijden ontkende Parmenides het bestaan van tijd als van verandering,
waarneming = misleidend
Herakleitos:
- Verandering = reëel -> Alles is voortdurend in beweging
- Eenheid is op een hoger niveau (bv. rivier is een eenheid -> ultieme eenheid = kosmos)
- Concept redelijkheid
- Kunnen we van een rivier die constant in beweging is spreken van een eenheid? De plaats
van een object in de ruimte en het bestaan van een object in de tijd, eigenschappen zijn van
een object, dan zijn dat de eigenschappen op moment t 1 die verschilt van de eigenschap op
moment t2. Het object heeft op twee verschillende tijdstippen, twee onderscheiden
eigenschappen want plaats = gewijzigd
-> DUS: twee objecten
- ‘Wet van Leibniz’: twee objecten x en y zijn identiek indien alle eigenschappen van x
eigenschappen zijn van y en alle eigenschappen van y eigenschappen zijn van x.
3