Psychopedagogiek: Groot worden – De ontwikkeling van baby
tot adolescent
1. De pasgeborene
o Kleine handjes, babyvetjes, grove motoriek, speels, bolle wangen, zintuigen,
nieuwsgierig, goedlachs, dicht bij mama & papa (hechting), afhankelijk van
anderen, eerder non verbale communicatie
o Apgar-score (hartslag, regelmaat ademhaling, spiertonus, reactie op
huidprikkels, kleur huid) en eventueel bijkomende onderzoeken
o Fontanellen = hersenplaatjes (moet verharden tijdens eerste levensfase)
o Reflexen van nature (verdwijnen na een tijdje of worden opgenomen in het
gedrag): zuigreflex, grijpreflex, zoekreflex, primaire lopen, reflex van Babinski
(kind bijna laten vallen -> reflex in redding brengen: armen gaan open),
reactie van Moro (aan tenen voelen: tenen gaan open) => als er iets niet
gebeurt weten ze dat er iets mis is cognitief
2. De baby (0 tot 1,5 jaar)
2.1. Lichamelijke ontwikkeling
o Sterke groei in gewicht & lengte
o Groei gaat snel (asynchroon: groeispurten op verschillende tijdstippen +
verschillende delen in verschillend tempo)
Tanden:
o Tanden: 6 maanden
4 maanden: fruit/ groentepap
6 maanden: vlees/ vis
1 jaar: vaste voeding
Slapen:
o Slapen= basisbehoefte voor lichamelijke & intellectuele groei =>
slaappatroon (slapen ook veel in het begin)
o Ontwikkelen beter als ze dicht bij mama & papa slapen
2.2. Motorische ontwikkeling
o Iedere zijn eigen tempo, geen vast tempo, geen vaste volgorde
o Van boven naar beneden en van binnen naar buiten
Kijken (0-3m)
o Observeren en volgen
o Hoofd en romp oprichten
o Nieuwsgierig zijn
o Contact leren krijgen met andere mensen
Grijpen (3-6m)
o Grijpreflex
o Reiken -> vastpakken
o Tanggreep
o Rollen
o Nieuwsgierigheid verder ontwikkelen
o Speelgoed in mond steken
1
,Zitten (6-9m)
o Zelfstandig zitten
Kruipen (9-12m)
o 10m maar heel wat stapjes vooraf
Lopen (12-15m)
o Staan/ stappen met & zonder steun
2.3. Tekenen (ca. 1 jaar):
o Niets herkennen erin
o Geen idee achter het tekenen,
o Potlood kunnen vasthouden (motorische ontwikkeling),
o Krabbelen
o Noodzakelijk voor uitdrukking gevoelens
o Voorbereiding op lezen en schrijven
o Bewegingsspel en plezier
2.4. Perceptuele ontwikkeling
Zicht:
o Geboorte: licht-gevoelig
o Na een week: zicht wazig (25 cm: scherp, verder: wazig)
o Pas later wordt het scherper
o Voorkeur: gezichten, bewegingen, contrast
o Test voor het dieptezicht (gaat baby naar mama ondanks het dal? -> de visual
cliff)
Horen:
o Horen & stemmen onderscheiden
o Voorkeur: stem vrouwen, moeder, eigen moedertaal, hoge stemmen
o Moeilijk: achtergrond en voorgrondgeluid onderscheiden
Ruiken & proeven:
o Voorkeur: zoete geuren & zoete vloeistoffen
Voelen:
o Reageert op aanrakingen (warmte, kou, pijn, druk)
o Mond als tastorgaan (orale fase) -> heeft vaak ook te maken met groei van
tanden
Stimuleren:
o Omgeving rijk aan prikkels
o Activiteit = motor voor ontwikkeling
o Meeste aandacht: prikkels die even anders zijn
2.5. Seksuele ontwikkeling
o Ontdekken eigen lichaam + aanraken & aangeraakt worden + gevoelens
daarbij
o Huidcontact: basisgevoel veiligheid & vertrouwen (knuffelen graag)
o Draagt bij tot hun ontwikkeling (gebrek aan intimiteit kunnen ze van sterven)
2
, Freud:
o Psychoseksuele ontwikkelingstheorie
o 5 stadia (orale fase: mond (baby), anale fase: anus (peuter), fallische fase:
geslachtsdelen o.a. Verschil meisje-jongen (kleuter), latentiefase: verstand
(lagereschoolkind), genitale fase: geslachtscontact (adolescent))
Orale fase:
o Mond = centraal
o Zuigen -> lustbevrediging
o Auto-erotisch gedrag (ca. 1 jaar): bewust herhalen van gedrag dat fijn voelt
2.6. Sociaal emotionele ontwikkeling
o Pasgeborene/ jonge baby’s lachen, praten, glimlachen, brabbelen tegen
iedereen
o Moeder-kind interactie:
Groeit (liefde op het eerste zicht bij de geboorte of niet meteen een band)
Geleid door moeder (9 maanden in de buik)
Vroege communicatie = belangrijke basis voor latere emotionele banden
Hechting:
o Emotionele band tussen kind-verzorger
o Hoe?
Sensitieve responsiviteit van verzorger (positieve reactie op behoefte)
Gehechtheidsgedrag van baby om verzorger te roepen en nabij te houden
(bv. huilen, glimlachen, brabbelen, zuigen, volgen)
Niet laten huilen -> stoppen met huilen na een tijd omdat ze beseffen dat
ze toch geen aandacht krijgen
o Patronen:
Veilige gehechtheid: harmonie, gezonde zekerheid, zelfstandigheid, vlotte
sociale contacten & interesses (test: mama gaat weg -> verdriet -> mama
komt terug -> kind heeft geen verdriet meer en staat open voor de mama)
Onveilige gehechtheid: vermijdende gehechtheid, afwerende gehechtheid,
gedesoriënteerde gehechtheid (test: mama gaat weg -> verdriet -> mama
komt terug -> kind wordt niet rustig door mama/ staat niet open voor de
mama)
Hechting Bowbly:
o Zie schema
o Invloed persoonlijkheid, eigenwaarde, latere vriendschappen, …
Vreemden- en separatieangst:
o 6 à 8 maanden -> selectief in gehechtheidsrelatie, scheidings- of
separatieangst, gehechtheidsfiguur staat centraal, bij vreemde: huilen,
afwenden, actief volgen van ouder
o Hulpmiddeltjes helpen hiertegen (bv. knuffel)
2.7. Cognitieve ontwikkeling
Jean Piaget:
o In vaste volgorde van 4 periodes: sensori-motorisch stadium, pre-operationeel
stadium, concreet operationeel stadium, formeel operationeel stadium
Sensori-motorisch stadium:
o Beginnend zelfbesef (zichzelf & omgeving)
o Geen interne denkactiviteiten pas vanaf peuter-leeftijd echt denken
3