Communicatiewetenschappen 2
Les 1: Een verhaal in meervoud: inleidende beschouwingen
Reflectie rond een studieveld
• Kennismaking met founding fathers, auteurs: namen tellen!!!
• Kennismaking met theorievorming, concepten, modelvorming, richtinggevende
wereldbeschouwingen, scholen
• Kennismaking met empirische operationalisering, methoden en technieken: linken
naar andere cursussen: kwantitatieve/kwalitatieve methoden, beleidsanalyse,
inhoudsanalyse
• Gebruik en kennis wetenschappelijke teksten
• Kranten, internet, actualiteit als inspiratiebron…
Doelstellingen en aanpak
• Reflectie rond studieveld en eigen positie als wetenschapper: van waar komen we,
waar staan we, waar gaan/willen we naartoe? – sterktes en zwaktes
• Waarop bouwen we verder? Interdisciplinariteit! Communicatiewetenschappen I,
sociologie, filosofie, politicologie, mediageschiedenis, …
► Theoretische en conceptuele voedingsbodem leggen en versterken,
methodologische en empirische operationalisering verkennen
Voorafgaande opmerkingen
• Eén verhaal over communicatiewetenschappen? 3 I’s (interdisciplinair(verschillende
disciplines) , internationaal (verschillende nationaliteiten en intersectoreel
(verschillende sectoren))
• Geen 1 wetenschap/ strenge afgebakende discipline
• Wetenschap als slingerbeweging, geen lineaire vooruitgang (soms nemen we een
stap terug, 2 stappen vooruit), geen waarheidsaanspraken (we streven niet meer
naar 1 waarheid), er zijn breuklijnen
• En/en-benadering (we bevragen niet 1 iemand/ bepaalde groep → meerdere
landen, disciplines,… (I,I en I))
• Reflectie rond eigen positie als wetenschapper: wie spreekt/kijkt naar
maatschappelijke fenomenen?
• Westerse blik, mannelijke blik, Brusselse blik, …
, • Het is belangrijk altijd kritisch te zijn naar je onderzoek en ook naar jezelf
• Kennis, vrij onderzoek en kritisch denken (verlichting en humanisme)
1. Verlichting, Humanisme & Postmodernisme
Moderniteit >>>> Postmoderniteit
❖ Modernisme
► Moderniteit als historische fase
► Als cognitief denkkader
► Als artistieke stroming (is ter informatie en ondersteuning van andere
leerstof; wordt niet letterlijk gevraagd op het examen)
❖ Keerzijde en kritische stemmen
❖ Postmodernisme
► Postmoderniteit als historische fase
► Als cognitief denkkader
• Stromingen binnen postmodern denken
► Als artistieke stroming
Tekst
➢ Lewis, J. (2011). Postmodernism and Beyond. In J. Lewis, Cultural Studies. Sage.
➢ Gaat specifiek over postmodernisme
➢ Niet letterlijk gevraagd op het examen
,Moderniteit als historische fase
Moderniteit: historische periode vanaf Europese verlichtingsdenken (17e eeuw) tot ten
minste jaren 1980 (hoogjaren waren in de 18de eeuw)
• Belang rede (in plaats van geloof)
• Geloof in de maakbaarheid van de maatschappij
• Humanisme: vrijheid, gelijkheid, verbondenheid
• Wereldbeeld verklaard door wetenschap
• Sociologische processen
❖ Secularisering:
• Einde dominantie religieuze autoriteit
• Werd (langzaamaan) vervangen door rationeel wetenschappelijk denken
❖ Rationalisering:
• Efficiëntie, voorspelbaarheid, controle over proces, berekenbaarheid
• Bv: Bij Ford is de lopende band in het leven geroepen om alles efficiënter te
maken (alles wordt meer berekenbaar en voorspelbaar)
❖ Kapitalisme:
• Winstmaximalisatie en vrije markt
• Bedrijven kunnen meer winst maken
❖ Industrialisering:
• Machines om mens en dier te vervangen
• Technologische ontwikkelingen: ontginnen fossiele brandstoffen,
staalproductie en –bewerking, …
• Gelijktijdig → urbanisering
❖ Urbanisering:
• Door industrialisering grootschalige verhuis van landelijk naar verstedelijkt
gebied
• Toename bevolkingsdichtheid in steden
• Meer individualisme (je kent niet iedereen in een groot appartementsblok)
, ❖ Bureaucratisering:
• Hiërarchische organisatie op basis van geschreven regels, procedures en
aanspreekpunten
• Voorbeelden: onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer (wanneer mag
je de trein nog opgaan → tot 1min voor vertrek)
• Was positief bedoeld om alles duidelijker en efficiënter te maken
• Onpersoonlijk door gestandaardiseerde procedures die in de regel geen
uitzonderingen toelaten
❖ Democratisering:
• Inspraak en medezeggenschap
• Parlementair stelsel
• Vrijheid van meningsuiting, vrouwenstemrecht, democratisering onderwijs,
etc.
❖ Globalisering:
• Samenlevingen bestaan minder in isolatie
• Transnationale productie, handel en consumptie
• Personen zijn ook meer mobiel
❖ Consumentisme:
• Verlangen naar consumptie wordt als positief beschouwd (persoonlijke
voldoening)
• Materialisme en massaconsumptie
• Streven naar gevoel van vervulling, aangewakkerd door
marketingcommunicatie
• Middel om status en identiteit uit te drukken (is maar een symbolische
waarde)