MODULE 11: COMMUNICATIE IN ONDERWIJSPRAKTIJK
1. INLEIDING
- voortdurend gecommuniceerd
- Communiceren = kerncompetentie
—> gesprekken kunnen voeren, interactie met klasgroep opbouwen, waarden bespreekbaar
maken, communiceren met lerenden over diverse taalachtergronden in diverse talige
situaties, communiceren met ouders over kind, dialogeren over opvoeding/onderwijs, in
samenspraak met schoolteam overleggen, eigen pedagogische opdracht bespreekbaar
maken, overleggen met collega’s, communiceren & samenwerken, communiceren met
externe partners
2. COMMUNICATIE AFGEBAKEND BINNEN KLASCONTEXT
2.1. de nitie communicatie
- voorwaarde 1: boodschap wordt uitgestuurd door zender
- Voorwaarde 2: communicatie is proces: doorlopen verschillende stappen
- Voorwaarde 3: communicatie is dynamisch gegeven —> voortdurende wisselwerking over
betekenisgeving
- Doelgerichte/intentionele communicatie: bedoeling dat ontvanger boodschap opmerkt
- Communicatie hoeft niet intentioneel te zijn
- Geslaagde communicatie: boodschap v zender bereikt ontvanger, boodschap veroorzaakt
effect bij ontvanger zoals zender die heeft bedoeld
2.1. de nitie klascommunicatie
- “Uitwisseling v verbale en non-verbale boodschappen tussen leerkracht & leerlingen met oog
op realiseren bepaald leerdoel binnen leerproces waarbij positieve relatie tussen leerkracht
en leerlingen een leeromgeving kan creëren die dit leerproces kan beïnvloeden”
- Retorische benadering: inhoudelijke aspect —> educatieve communicatie
- Relationele benadering: interpersoonlijke communicatie -> relatie of interactie gede nieerd
door manier van communiceren
- Circulair tweerichtingsproces: directe wisselwerking leerkracht & leerlingen
—> beiden partijen moeten willen deelnemen opdat leerproces kan slagen
- Leerkracht stuurt doelgericht boodschap uit want moet leerdoelen realiseren
- Tijdens lesvoorbereiding leerdoelen vooropstellen om via communicatie invloed te hebben
op leerproces = pre-communicatievoorwaarde
- Drie leerdoelen binnen leerproces
1. Cognitief: verwerven, begrijpen, evalueren, synthetiseren, toepassen informatie of kennis
2. Affectief: ontwikkeling positieve attitude, overtuigingen, waarden
3. Psychomotorisch: fysiek gedrag als gevolg leerproces
1/5
fi fi
, - communicatie geslaagd —> beoogde post-communicatief effect bereikt —> bijgeleerd zoals
leerkracht bedoelde —> leerdoelen behaald
- Ook naast vooropgestelde doelen kan bijgeleerd worden
2.3. Communicatiemodel als circulair tweerichtingsproces
1. Zender
- verstuurt boodschap
- Coderen = boodschap in code omzetten
- Codes = afspraak om uitdrukking te geven aan boodschap -> cultureel bepaald & gebaseerd
op afspraken
- Voorkennis nodig om codes te begrijpen
- Code: verbaal (woorden, braille, pictogrammen, …) of non-verbaal (gedrag, vb vinger in lucht
steken)
2. Boodschap
- Inhoud
- Verbaal aspect —> inhoudelijke info
- Non-verbaal aspect —> manier waarop info wordt doorgegeven
- —> moeten in overeenstemming zijn, anders meer belang aan non-verbale aspect
3. Kanaal
- middel om boodschap over te brengen
- Stem, cursus, lmfragment
- Kanaal afstemmen op boodschap
- Face-to-face: hogere interactie —> sneller begrip
4. Ontvanger
- leerkracht & leerlingen afwisselend ontvanger
- Ontvanger geeft betekenis/interpretatie aan boodschap = decoderen
—> afhankelijk v persoonlijk referentiekader van ervaringen, gevoelens, waarden, normen, …
- Drie voorwaarden binnen codeerproces
1. Ontvanger moet boodschap horen/zien
2. Interpreteren zoals zender heeft bedoeld
3. Boodschap beoordelen als relevant -> aandacht aan geven
- niet voldaan aan voorwaarden = ruis
5. Ruis
- oorzaken waardoor ontvanger betekenis boodschap niet ontvangt als bedoeld
- Drie soorten ruis
1. Fysieke ruis: hindert horen/zien (vb stem niet hoorbaar)
2/5
fi