Sociologie
MODULE 1
1. De vrije wil …. En de sociologische verbeelding
1.1 Hebben mensen een vrije wil?
Hebben mensen een vrije wil?
→ Het kan veel verschillende kanten uit: van waar komt deze ontwikkeling?
Jef Vermassen - Betoog gemaakt over iemand die zijn vrouw vermoord heeft uit jaloezie
↪ Is niet echt een misdrijf want deze persoon was niet bij volle bewustzijn, had geen vrije
wil, was overmand door een blinde passie ⇒ Schuldig?
De hersenwetenschappen:
Verschillende delen die verschillende dingen aansturen - spraak, emotioneel, ..
⇒ Belangrijk om ons lichaam te sturen
→ Hersenwetenschappers: hersenen beslissen voor u & je bent hier niet ten volle van
bewust > wanneer je een beslissing moet nemen is er concurrentie tussen het
genotscentrum & het pijncentrum in je hersenen > er zijn elektrische impulsen, de
sterkste overwinnen
Bv. Telefoon: veel genot mogelijkheden maar de prijs doet pijn: wat overheerst zal de
beslissing bepalen
→ Implicatie: we maken beslissingen maar zijn hier niet bewust / rationeel mee bezig
Bv. Impulsaankopen: je ziet iets leuk & je koopt het
→ Karel De Gucht = hier niet mee eens; als er geen vrije wil is, heb je dan wel persoonlijke
verantwoordelijkheid - wie kan je dan nog bestraffen? > heel onze rechtspraak valt anders
in elkaar > enkel een paar uitzonderingen zijn ontoerekeningsvatbaar, de rest heeft een
vrije wil
Voorbeeld: persoon x is geboren is middenklasse-familie in Vl.
・Zal hij studeren?: Ouders hebben impact: de kans dat iemand hoogopgeleid is is 80%
als de vader ook hoogopgeleid is, als de vader niet hoogopgeleid is het 30% kans
・Zal hij werk vinden?: Statistieken tonen dat landen heel erg verschillen in
werkloosheidsniveau, dus het land waar je geboren bent & de plaats die je ineemt in de
samenleven hebben impact
・Wordt hij ruimdenkend?: Individuele mening hangt voor een deel samen met het land
waar in je woont
・Hoe zal hij met zijn partner omgaan?: De klasse waarin je zit bepaald veel, het land ook
・Hoe lang zal hij leven?: Levensverwachting > hoe lager je diploma, hoe lager je
levensverwachting, geslacht heeft ook belang
We hebben een vrije wil - we doen dingen bij volle bewustzijn - we hebben hormonen,
biologische processen > Maar sociologie zegt: dat is maar 1 ding, je omgeving, de context
waarin je leeft heeft een enorme impact op ons functioneren & leven
⇒ Sociologie kijkt naast de psychologie & de biologie (= belangrijke factoren) naar de
omgeving, de sociale klasse, de cultuur rondom ons een impact heeft op ons leven
1
,1.2 Onze omgeving
→ Als we het hebben over onze omgeving zeggen we eigenlijk voor een deel dat de vrije wil
fictie is: het bestaat tot zekere hoogte
⇒ We gaan kijken hoe de omgeving impact heeft op ons leven
De sociologische verbeelding = de manier van kijken die sociale wetenschappers hebben
Voorbeeld 1: waarom gaan mensen naar de jeugdbeweging?
1. De biografie
= de levensloop van mensen
Als je het mij vraagt: chiro
↪ Misleidend: als je 6 jaar bent ga je naar de chiro omdat je ouders je daar gebracht
hebben
2. Levensloop gelinkt aan sociale omgeving
→ Ouders willen tijd alleen: brengen ons naar de jeugdbeweging
3. Sociale omgeving
= resultaat van historische ontwikkeling
・Industrialisatie: iedereen moest steeds werken
↪ We werden rijker, hadden meer vrije tijd & die moest ingevuld worden, ouders wouden
wat tijd voor henzelf > stuurde kinderen naar jeugdbeweging > niet echt eigen keuze
Voorbeeld 2: Kiezen voor universiteit
1. Biografie
Wij gaan naar de unief omdat veel mensen dit in deze tijd doen
2. Sociale omgevig
Bedrijven vragen vandaag de dag veel hooggeschoolden
3. Historisch proces
We leven in een laat industriële samenleving > een kennissamenleving - men hangt veel
belang aan kennis
Voorbeeld 3: de huisman
1. Biografie
Huishoudelijke taakverdeling
2. Sociale omgeving
Gender-egalitaire samenleving = verwijst naar een egalitaire samenleving die juist gespeend
is van macht, maar waarin vrouwen een centrale rol spelen
3. Historische proces
Modernisatie in de 20ste eeuw
2
,Moraalfilosoof Jan Verplaetse:
⇒ Vrije wil = het vermogen om zelf, oorzaak loos beslissen wat & hoe je het doet
MAAR: We handelen niet oorzaak loos: er gebeurt vanalles in het brein maar er zijn sociale
en politieke oorzaken die daar ingestoken worden met een bepaalde uitkomst, waar we ons
soms bewust van zijn & soms niet
De samenleving duwt ons in een bepaalde richting, maar we kunnen altijd in een
andere richting gaan met onze vrije wil
2. De bouwstenen van de samenleving
↪ Boek p. 6-14
2.1 Gedrag
= elke actie of reactie van een individu, zoals een lichamelijke beweging, een verbale uiting
of een subjectieve gewaarwording
↳ Bevat zowel objectief waarneembare als een subjectief waarneembare dimensie:
1. Objectief waarneembare dimensie (= externe componenten van gedrag): aspecten
die door ten minste twee individuen, ego en alter, kunnen worden waargenomen.
Bv. een gesproken woord, gebaren,..
2. Subjectief waarneembare dimensie: het gedrag is maar door 1 waarnemer
(zichzelf) waarneembaar:
・Motivationele component: drijfveren van het handelen
Bv. winstmaximalisatie, sociale erkenning willen, controle willen en seksuele lust.
・Emotionele component: innerlijke gevoelens (angst, onrust, schaamte, schuld),
een cognitievecomponent (= beelden die we ons vormen van de werkelijkheid) en
een reflexievecomponent (= het beeld dat je van jezelf vormt)
⇒ In de werkelijkheid over kruisen ze elkaar: bv. de meeste emoties gaan samen
met specifieke gelaatsuitdrukkingen
2.2 Sociaal handelen
↪ Handelen wordt gekenmerkt door een gerichtheid op een object/de realisatie van een
3
, doel ⇒ handelen is dus gedrag met een nadrukkelijke doelgerichtheid
Bv. Wanneer we kijken naar waar de uitgang van een lokaal zich bevindt, zijn we het
verlaten van dat lokaal al aan voorbereiden.
↳ De betekenis van een handeling is gelijk aan de mentale voorbereiding of projectie
van de voltooide handeling
Bv. Je zal bekijken hoe moeilijk de weg naar de uitgang is, welke obstakels je zal moeten
overwinnen
Sociale handeling typologie = wanneer we ons handelen richten op het vroegere, het
huidige of het toekomstige handelen van anderen/ wanneer de actor bij het plannen van
haar/zijn handelen rekening houdt met wat anderen deden, doen of kunnen doen
= sociaal handelen (volgens Max Weber)
Verschillende soorten sociaal handelen:
1. Instrumenteel rationeel handelen = actoren willen een bepaald doel bereiken binnen
een specifieke handelingssituatie
→ Het is belangrijk dat de actoren afwegen welke middelen het best geschikt zijn om een
bepaald doel te bereiken:
Niet te wijzigen elementen = condities
Te wijzigen elementen = middelen
→ De optimalisatie van de efficiëntie is het meest kenmerkende criterium dat doel
rationeel handelen afbakent van de andere vormen van handelen
2. Waarde rationeel handelen = bewust geloof in de waardevolheid van de handeling
staat centraal
↳ Waarde: ethische, esthetische, religieuzen..
→ De handeling op zichzelf is waardevol, niet het doel
⇒ Het verschil tussen waarde rationeel handelen en instrumenteel handelen = denkmatig
/analytisch onderscheid
3. Affectief handelen → gedreven door het navolgen van gevoelen
↳ Kan bestaan uit een ongecontroleerde reactie op een bepaalde stimulus
4. Traditioneel handelen → volgt uit gewoonte handelen
↳ Niet puur psychisch of louter individueel kenmerk
→ Situeert zich in de sociale dimensie van het leven > niet in de individuele dimensie
Traditie leidt tot herhaling van eenzelfde handeling > traditie stuwt mensen in een
welbepaalde richting ⇒ het verleden is bepalend voor het vormgeven van de toekomst
⇒ Wanneer mensen bewust zijn van de traditie & die waarderen dan spreken we van
waarde rationeel handelen
5. Reflexief handelen = disruptief & breekt de lijn van verleden naar heden, het is
gebaseerd op ‘stoppen, denken & kiezen’
4