1BAIA Module 4 Filosofie
Inleiding
Menig filosoof is van mening dat zijn of haar theorie het eindpunt vormt van de hele filosofische
ontwikkeling.
Filosofen lenen mekaars methoden voor zover ze die relevant vinden
Filosofen: wij mensen hebben geen toegang tot de volledige grote waarheid
Filosofie beschouwt alledaagse dingen: verschijnselen, gedrag, kennis
De nadruk ligt op de instrumenten die de filosofen ontwikkeld hebben om te komen tot
betrouwbare kennis en manieren om elkaar te overtuigen.
Informatie over:
o Filosoof in kwestie
o Geboortejaar en datum van overlijden
o Belangrijkste publicaties
o Relevantie ervan voor de ontwikkeling van de wijsbegeerte
o Betekenis van het werk vandaag
o Redeneer vorm die hij of zij ontwikkeld heeft of aan hem of haar toegeschreven wordt
o Uitleg omtrent het gebruik van het filosofische werktuig in kwestie
▪ Argumentatieve toepassing: om te overtuigen
▪ Heuristisch gebruik: om te onderzoeken
▪ Toepassing voor Interieur Architectuur
Filosoof → philosophos
sophos = wijsheid
philo = vriend → vriend van de wijsheid.
begeren van kennis → wijheid begeren → wijsbegeerte
Filosofische werktuigen
= technieken om mensen te overtuigen
Principe van voldoende redenen – reductio ad absurdum – reductie – metonymie – antilogie – dilemma –
analogie – aforisme – maieutiek
Examen
Filosofische methoden
o Inhoud en toepassing
o Bv. Wat is deze methode en hoe kan je die gebruiken?
o Pré: geef eigen bedachte voorbeelden
Filosofen
o Leven en werk
o Inhoud van hun theorie
o Situering in de geschiedenis
▪ Rond 600 bv.
▪ Bv. Socrates is leermeester van Plato
o Over de bijkomende filosofen geen hoofdvragen, alleen vragen in context van
hoofdfilosoof.
1
,1BAIA Module 4 Filosofie
Kernvragen en filosofische disciplines
Wat is werkelijk?
o Ontologie/metafysica/zijnsleer
Hoe moeten we leven?
o Ethiek/moraalfilosofie
Welke kennis is betrouwbaar?
o Epistemologie/kennisleer/wetenschapsfilosofie
▪ Nagaan wat wetenschap is. Hoe doen ze wetenschap en is het wel betrouwbaar?
Wanneer is een redenring correct?
o Logica/argumentatie
Waarom is iets mooi?
o Esthetica
Wat is werkelijk?
Filosofen trachten antwoorden te geven op vragen als:
Wat is de essentie van …
Wat bestaat? Wat is?
Wat is tijd, ruimte? Heeft het zin te spreken van een lege ruimte?
Wat is vrijheid? Heeft het zin te spreken van het individu?
o We passen ons aan aan de wensen van anderen
De antwoorden geven een aanvulling op wat natuurkundigen, psychologen en alle andere
wetenschapsmensen vanuit hun discipline bedenken.
Nadenken over wat we weten:
Wat zijn de verschijnselen?
Waarom doe je wat je doet?
Waar komt jouw kennis uiteindelijk vandaan?
o Opvoeding, eigen ervaring, internet, waarnemingen, boeken/kranten ed.
Hoe kwam deze kennis tot stand?
o Mensen: weten → baseren op ervaring en kan je dus eigenlijk niet 100% vertrouwen
o God: geloof → filosofen gaan hier niet op in
Welke redenen heb je om ze te vertrouwen?
Reductie
Thales (-640/-545, Milete)
Thales
Alles wat we weten van hem is via Plato en Aristoteles
o En anekdotes: voorspellen van zonsverduistering en monopolie op olijfpersen en ooit in
put gevallen
Was de eerste natuurfilosoof
o Op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goeden of magische krachten de
natuur verklaren.
Stelling van Thales
2
,1BAIA Module 4 Filosofie
o Vond dat wiskunde een vorm van reductie is. (piramide)
o Figuren gelijkvormigheid, ontdekken van irrationele getallen.
Reductie
Herleiden van complexiteit/veelheid naar eenvoudige zaken/eenheid
Opzoek naar de archè
o = iets dat onveranderlijk, altijd en overal aanwezig is (oorsprong).
o Thales: water
o DEMOKRITOS (460-370): atomen
▪ A-tomos: niet-deelbaar
▪ Ook etymologie is een vorm van reductie (de betekenis van een woord
achterhalen door het woord te herleiden tot samenstellende delen)
o Je zou kunnen stellen dat elk niveau een archè heeft, die je weer kan verklaren op een
lager niveau.
▪ HOLISME: op elk niveau is er meer aan de hand dan je op een lager niveau kan
verklaren: het geheel is meer dan de delen.
▪ HERMENEUTIEK: de inhoud van de kennis laat zich niet herleiden tot het simpelweg
opdelen van theorieën in uitdrukkingen en ten slotte in woorden. De betekenis
hangt af van de context, is een kwestie van interpreteren.
• Holisme, hermeneutiek en reductionisme zijn FILOSOFISCHE ATTITUDES
▪ DECONSTRUCTIVISME: het niet-zijnde is net zo belangrijk, zo niet belangrijker dan
het zijnde.
o Radicaal reductionisme wordt FYSICALISME
▪ = alles herleiden tot fysica.
▪ Gevaar: DEMYSTIFICATIE
▪ = alles wat leuk is wordt gedemystificeerd door de wetenschap.
▪ Maar: reductie betekent niet dat men zaken eenvoudiger voorstelt dan ze zijn,
wel hoe de delen van een complex geheel zich verhouden tot elkaar.
Reductie is aspect van ABSTRACTIE: het algemene denkproces waarbij men probeert in de
werkelijkheid het gedeelde en de differentiërende te onderscheiden, oftewel datgene wat
unificeert en verbindt van wat particulariseert en ontbindt.
o Abstractie kan leiden tot IDEALISERING
▪ Platoonse benadering: de concrete werkelijkheid wordt op inperkende wijze
voorgesteld en soms afhankelijk gemaakt van achterliggende werkelijkheid.
▪ Bv. Wanneer we van een natuurkundig experiment een natuurwet willen maken.
Pythagoras (570/500)
Heeft ook een wiskundige wet ontwikkeld: a2 + b2 = c2
Gaat verder op Thales idee van wiskunde dat onafhankelijk is van tijd en plaats → natuur is
wiskundig gestructureerd
Ontdekte de relatie tussen intervallen van toonladders en wiskundige verhoudingen.
Ontdekte de irrationele getallen.
Toepassingen
Argumenteren
o Bij overtuigen kunnen we zeggen dat het een diepere waarheid is of dat het van een
diepe waarheid afhangt.
o Een reductie ondersteund een bewerking.
3
, 1BAIA Module 4 Filosofie
o De reductie suggereert een fundamenteler verklaringsniveau, zonder dat het ook
werkelijk zo hoeft te zijn (tegenargument)
Onderzoekend
o Zet aan tot verder verkennen door op te delen en dieper te graven want we gaan ervan
uit dat er een verklaring moet bestaan op een lager niveau.
o Het zoeken biedt geen garantie om te vinden
Voor ontwerpers
o In je ontwerp komt altijd 1 element (vorm, principe, grondstof) altijd terug. Geeft
eigenzinnigheid/identiteit (Horta)
o Herleiding van een object op elementen die je (op bepaald niveau) niet meer verder kan
opdelen.
Principe van voldoende reden
Anaximander (610-545, Milete)
Principe van voldoende reden
Voor alles wat er gebeurt bestaat er een oorzaak
o De aarde beweegt niet, want alle richtingen zijn gelijk. Dus geen reden om te bewegen.
CHRISTIAN WOLFF (1679/1754): alles heeft een reden om te bestaan, anders zou het niet bestaan.
Of: niets is zonder een voldoende reden waarom het veeleer bestaat dan waarom het niet
bestaat.
WILHELM VON LEIBNIZ (1646-1716): alhoewel ons deze oorzaken meestal niet bekend zullen zijn.
Het is een principe: een aanneming. Geen wet, want dat moet je bewijzen.
Archè volgens Anaximander
Het apeiron = het onbegrensde
o Datgene wat onderliggend is aan alle dingen heeft zelf geen kenmerken: het is alles en
tegelijkertijd niets.
o Het is iets wat alle dingen gemeen hebben, de ultieme oorzaak, maar precies daarom is
het zelf onvatbaar.
o Komt weer neer op principe van voldoende reden: alles heeft een oorzaak, maar die
oorzaak is uiteindelijk onkenbaar.
▪ Reden en oorzaak vallen hier samen
o Anaximander reduceert dus maar laat het ultieme uiteindelijk open. Ook abstraheert hij.
Redenen, maar geen oorzaken
Het principe van voldoende redenen betekent niet dat er noodzakelijk een oorzaak moet zijn.
ARTHUR SCHOPENHAUER (1788/1860): voor alles wat je weet, het feit dat je bestaat, het feit dat je
verandert en voor alles wat je doet er een voldoende reden is, maar daarom nog geen oorzaak.
Redenen hebben te maken met een vrije keuze, oorzaken met een gebondenheid.
Voorbeelden:
o Redenen (omdat): verjaardagscadeautje, bestaan, geen zin hebben in feestje,
evolutieprincipes
o Oorzaak (doordat): ziek zijn voor feestje
Kritiek van DAVID HUME (1711/1776): hoe sterk het principe ook mag zijn, het valt niet te bewijzen
(daarom ook principe en geen wet).
4