Het Belgische Arbeidsrecht
Deel 1: Inleiding
I. ARBEID EN RECHT
Hoofdstuk 1: Algemeen
WG-WN vroeger: gebondenheid aan een persoon (slavernij), aan de grond
(feodaliteit) of organisatie (gilde). WG-WN nu: arbeid biedt zich vrij aan op de markt.
Zelfstandige arbeid: domein van economisch recht
Arbeid in ondergeschikt verband: domein van administratief recht (ambtenarenrecht)
Hoofdstuk 2: Beknopt historisch overzicht
19de eeuw: arbeidsverhoudingen hadden een repressief karakter
Samenspanningsverbod: collectieve acties waren onmogelijk
Werkmansboekje: lastige werknemers broodroven
Werkrechtersraden: WG kon strafrechtelijk optreden tegen WN die
fabriekstucht overtrad.
WG en WN waren vrij om arbeidsverhouding te regelen: leidt tot
onmenselijke werkomstandigheden.
1886: opstanden braken uit
Leopold II beloofde verandering op maatschappelijk vlak (1ste soc. wetgeving)
Eerst vrouwen en kinderen beschermen (nachtarbeid verboden)
Dan bescherming uitbreiden tot alle werknemers
1900: contractsvrijheid aan banden gelegd (individuele arbeidsovereenkomst
voor werklieden)
Na WO I: basis voor ontwikkeling van gestructureerde arbeidsverhoudingen
Na WO II: ontplooiing CAO-recht
Meer bestaanszekerheid en een grotere vastheid van betrekking: inperking
ontslagrecht + uitbetaling van een gewaarborgd loon. D.m.v. collectieve
arbeidsovereenkomsten een sectorale sociale zekerheid uitgebouwd.
1970:
Het belang van de Grondrechten neemt toe: niet meer louter symbolisch.
Belang van Europeanisering: nationale wetgeving aanpassen.
II. ARBEIDSRECHT: TOEPASSINGSGEBIED
Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied ratione personae
Arbeidsrecht vooral van toepassing op WN uit particuliere sector. Soms ook publieke
sector: personen verbonden met de overheid (contractanten). Bepaalde wetgeving is
geheel of gedeeltelijk op alle WN van toepassing (vb. arbeidsreglementenwet).
1
, Hoofdstuk 2: Toepassingsgebied ratione materiae
Het collectief arbeidsrecht: rechtsnormen die de collectieve verhouding tss
georganiseerde werknemerscollectiviteit en 1 of meer WG regelen. (vb. regels
omtrent vakbondsvrijheid, CAO’s, paritaire comités en bedrijfsorganisaties.)
Het individueel arbeidsrecht: groepering van rechtsregels m.b.t. individuele
arbeidsrelatie. (kern = het arbeidsovereenkomstenrecht)
De arbeidsreglementering: geheel van maatregelen door de overheid genomen om
de WN te beschermen. (vb. loon, arbeidsveiligheid, tewerkstelling, sociale promotie)
Het sociale handhavingsrecht: de organisatie van het toezicht regelt de
publiekrechtelijke afdwingbaarheid en sanctionering van het materiële arbeidsrecht.
Hoofdstuk 3: Toepassingsgebied ratione loci
Binnen het nationale territorium op allen die er tewerkgesteld zijn ongeacht
nationaliteit. De meeste normen zijn zelfs van openbare orde. Het Belgisch recht gaat
voor op het buitenlands recht.
Grensoverschrijdend karakter van tewerkstelling: bepaalde aspecten van de
arbeidsverhouding kunnen geregeld worden door vreemd recht.
III. EIGENHEID VAN DE RECHTSTAK
Arbeidsrecht komt voort uit burgerlijk recht, administratief recht en economisch
recht. Is het uitzonderingsrecht of niet? Het arbeidsrecht is zo gestructureerd dat
men niet altijd over de normen beschikt om een probleem op te lossen.
IV. ARBEIDSRECHT: PUBLIEK OF PRIVAATRECHT?
Privaatrechtelijk aspect: relatie tussen particulieren
Publiekrechtelijk aspect: collectieve betrekkingen, ingrijpen van de overheid
Arbeidsrecht heeft veel aandacht voor beschrijving van instellingen
(publiekrecht), wat het privaatrecht nauwelijks heeft.
Arbeidsrecht past niet in de tweedelige indeling, het behoort tot een 3de
categorie nl. het professionele recht.
V. DE BRONNEN VAN HET ARBEIDSRECHT
Hoofdstuk 1: overzicht van de rechtsbronnen
1. Internationale rechtsbronnen
Verenigde Naties: art 8 VN-Verdrag inzake econ., soc. en cul. rechten
(stakingsrecht) (art. 8 BUPO)
Internationale Arbeidsorganisatie (IAO):
verdrag 87 van 9 juli 1948 betreffende vrijheid van vakverenigingen
verdrag 98 van 1 juli 1949 betreffende collectief overleg
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO):
2
, OESO-gedragscode voor multinationale ondernemingen (21 juni 1976) -->
geschied op basis van vrijwilligheid, kan niet in rechte worden afgedwongen.
Het zijn louter morele verplichtingen.
De Raad van Europa: art 11 EVRM + Herziene Europees Sociaal Handvest van
3 mei 1996
De Europese Unie: oprichtingsverdrag van de Europese Gemeenschap +
verordeningen en richtlijnen
Internationale bronnen hebben niet heel veel belang. OESO-gedragscode is niet
in rechte afdwingbaar en de meeste VN-bepalingen, IAO-verdragen en ESH
hebben geen rechtstreekse werking in de Belgische rechtsorde. Niet omgezette
bepalingen blijven dus jammer genoeg dode letter en kunnen niet ingeroepen
worden door de WN.
Impact van de bronnen van EU is wel heel groot!! De verordeningen en sommige
bepalingen van het verdrag hebben horizontale rechtstreekse werking.
Richtlijnen hebben enkel verticale rechtstreekse werking en kunnen enkel door
WN worden ingeroepen als de overheid als WG optreedt.
2. Nationale rechtsbronnen
De Grondwet: vrijheid van het individu waarborgen tegen de overheid.
Art 10-11 GW: gelijkheid, art 27 GW: verenigingsvrijheid, art 23 GW: recht op
arbeid en vrije keuze van beroepsarbeid, billijke beloning, informatie,…
De wet: legifereren door federale wetgever.
Gemeenschappen legifereren slechts beperkte materies zoals taalgebruik in
de sociale betrekkingen en deels de tewerkstellingsprogramma’s.
Rechtspraak: wettelijke regeling m.b.t. staking vastgelegd.
Rechtsleer: enkel morele oordelen.
Andere rechtsbronnen: eenzijdige toekenning, ondernemings- of
fabriekreglementen, atypische overeenkomsten, bedrijfscodes,…
3. Eigen rechtsvorming
Conventioneel recht: rechtsbron voor individuele en collectieve
arbeidsrelaties. WN en WG kunnen arbeidsverhouding zelf regelen in zoverre
deze niet in strijd is met een dwingende wettelijke bepaling.
Eigen rechtsvorming van reglementaire aard: beslissingen van paritaire
organen en het arbeidsreglement.
Enkele wetten geven aan de PC de bevoegdheid om beslissingen te nemen
die, na bekrachtiging door KB, een reglement worden.
Het arbeidsreglement is een schriftelijk stuk, waarin de ondernemingsraad of
de WG een samenstel van regels vaststelt, welke door de WG gesloten of te
sluiten arbeidsovereenkomsten beheersen.
3
, Hoofdstuk 2: Hiërarchie van de rechtsbronnen
Art 51 CAO-wet (deze is wel onvolledig en moet worden samen gelezen met andere
bepalingen van de CAO-wet. Wat ontbreekt?
De eenzijdige reglementaire beslissingen van de paritaire comités
De eenzijdige reglementaire beslissingen van de ondernemingsraad
Het internationale recht
Een rechtsnorm mag niet strijdig zijn met deze die hoger in de hiërarchie voorkomt.
Deel 2: Sociaal Handhavingsrecht
Het sociale handhavingsrecht omvat: -- Gespecialiseerde rechtscolleges
Inspectiediensten
Een sociaal strafrecht
Sancties
I. DE ARBEIDSGERECHTEN
Hoofdstuk 1: Historiek
Voor 1970 (de inwerkingtreding van Ger. W.) werden geschillen tussen WN en WG
beslecht voor burgerlijke rechtbanken: vredegerecht en rechtbank van koophandel.
Begin 19de eeuw: oprichting verzoeningsraden in Frankrijk (werkrechtersraden).
1810 in Gent: oprichting eerste werkrechtersraad in België.
Werkrechtersraden: de rechters waren geen beroepsmagistraten, maar een paritaire
samenstelling van werkgevers en werknemers. In de werkrechtersraden van beroep
was de voorzitter steeds een jurist.
Na invoering Ger. W. werd geopteerd voor aparte rechtscolleges voor
sociaalrechtelijke geschillen: arbeidsrechtbanken en arbeidshoven. (schema p. 14)
1998: het Octopusakkoord met oog op hervorming v/h gerecht n.a.v. affaire-Dutroux.
Hoofdstuk 2: De bevoegdheid
Materiële bevoegdheid van arbeidsrechtbank limitatief opgesomd in art. 578 Ger. W.
Territoriale bevoegdheid: plaats waar onderneming gevestigd. (art. 627, 9° Ger. W.)
Er zijn 9 arbeidsrechtbanken
Er zijn 5 arbeidshoven: Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent en Luik. (art. 607 Ger. W.)
Hoofdstuk 3: De inrichting
1. De zetel
4
, Elke arbeidsrechtbank bestaat uit minstens 2 kamers. Elke kamer houdt zitting
met 1 beroepsmagistraat en 2 (leken)rechters in sociale zaken. De bedoeling is
dat de lekenrechters feedback kunnen geven aan de beroepsmagistraat, want
deze kent uiteraard de situatie op de werkvloer niet. De beroepsmagistraat staat
niet boven de lekenrechters.
Uitzondering: soms zetelt de voorzitter van de arbeidsrechtbank alleen.
De arbeidshoven hebben een gelijkaardige samenstelling en werking. De
bijzitters noemt men ‘raadsheren’ (ook als het vrouwen zijn).
2. Het Openbaar Ministerie
OM bij de arbeidsrechtbank is het arbeidsauditoraat, o.l.v. een arbeidsauditeur.
OM bij het arbeidshof is het arbeidsauditoraat-generaal, o.l.v. de procureur-
generaal.
Opdracht OM bij de arbeidsgerechten: bestuurlijke inlichtingen inwinnen,
toepassing van de strafwet vorderen, adviezen geven in mededeelbare en
meegedeelde zaken,…
Hoofdstuk 4: Procesbevoegdheid
Afgevaardigde van representatieve werknemersorganisatie kunnen hun leden
vertegenwoordigen voor de arbeidsrechtbanken (als hun “advocaat”).
In sommige gevallen kunnen representatieve WN- en WG-organisaties zelf in rechte
optreden. (vb. i.v.m. CAO-wet en hun rechten uit collectieve arbeidsovereenkomst).
Hoofdstuk 5: Wisselwerking met andere rechtscolleges
Vrederechter: afleveren van uitdrijvingsbevel in geval van bedrijfsbezetting.
Rechtbank eerste aanleg: betwistingen i.v.m. poortblokkades.
GwH: wetskrachtige normen toetsen aan fundamentele rechten en vrijheden.
Na het stellen van een prejudiciële vraag is de bodemrechter gebonden aan de
uitspraak van het GwH.
EHRM: na uitputting van nationale procedures.
Tegenpartij is dan de Belgische Staat en niet een particulier.
Meestal geen betrekking op arbeidsverhoudingen, want EVRM voorziet weinig
bepalingen die van belang zijn voor WG-WN.
Veroordeling door EHRM leidt tot snelle aanpassing van nationale wetgeving.
Hof van Justitie: indien een norm van EU in het geding is, kan de nationale rechter
een prejudiciële vraag stellen aan HvJ. (vb. gelijkheid van mannen en vrouwen)
Vaak is België geen partij in het geding, maar toch moet deze zijn nationale
wetgeving aanpassen. (vb. verbod op nachtarbeid door vrouwen opgeheven)
5