Psychopathologie
Hoofdstuk 5: Posttraumatische stressstoornis
Doelen:
• Wat is psychotrauma:
o Kunnen duiden wat psychotrauma is en hoe het verschilt het van het meemaken van
‘normale’ levensgebeurtenissen.
o Type I, II en III kunnen beschrijven en onderscheiden.
• DSM-5 trauma- en stressorgerelateerde stoornissen:
o Hoofdsymptomen van PTSS, acute stressstoornis kunnen benoemen, ook bijkomende
symptomen kennen en kunnen onderbrengen in de verschillende domeinen van
psychisch functioneren (herbeleving, cognitieve vertekening, ...)
o Symptomen van PTSS, acute stressstoornis en traumaklachten kunnen herkennen en
onderscheiden van andere stoornissen in een casus.
• Prevalentie, verloop en co-morbiditeit bij trauma:
o Verschillen tussen prevalentie van traumatische gebeurtenissen en prevalentie van PTSS
kunnen uitleggen; exacte prevalentie-cijfers van de voorbeelden moeten niet gekend
zijn.
o Verloop van traumaklachten kunnen situeren.
o Co-morbiditeit en het voorkomen van trauma onderliggend aan kinder- en
jeugdpsychiatrische stoornissen kunnen uitleggen.
o Prevalentie, verloop en co-morbiditeit bij trauma in verband kunnen brengen met het
diathese-stress model.
• Risicofactoren voor het ontwikkelen van PTSS en traumaklachten:
o Risicofactoren kunnen beschrijven.
o Risicofactoren kunnen herkennen in een casus met in begrip van de leeftijdsspecifieke
manifestatie van traumaklachten.
o Voorbeelden van risicofactoren en leeftijdsspecifieke manifestaties van traumaklachten
kunnen geven.
• Verwerken van trauma:
o Het verschil tussen een normale, adaptieve verwerking van trauma versus een
gestagneerde, bevroren verwerking kunnen uitleggen.
o Adaptieve en gestagneerde verwerking kunnen herkennen en beschrijven in een casus.
o Kunnen uitleggen wat bedoeld wordt met disfunctionele cognities, emoties en sensaties
na trauma en deze kunnen herkennen in een casus of zelf voorbeelden van kunnen
geven.
o De leerstof rond ‘amygdala kaping’ op slides 37-38 is normaal gezien gekende leerstof
en zal niet opnieuw theoretisch getoetst worden; wel kan gevraagd worden naar
toepassing van deze leerstof in een casus. Idem voor slide 42 rond ‘traumaklachten
begrepen vanuit de principes van klassieke conditionering’.
o Neurobiologisch onderzoek naar verwerking van trauma: globale idee kunnen uitleggen,
specifieke benaming van de betrokken hersengebieden moet niet gekend zijn.
,Posttraumatische stressstoornis
Wat is een psychotrauma
Psychotrauma gaat over overweldigende gebeurtenissen die groots en onverwachts
ingrijpen in het dagelijks leven, over ervaringen waarop men zich niet kan voorbereiden.
=> niet elke gebeurtenis ingrijpende gebeurtenis is een psychotrauma.
Bv. Overlijden van een grootouder, wordt voor een stukje ook verwacht.
Het gaat gepaard met een overweldigend gevoel van angst, hulpeloosheid en onmacht.
Intense fysieke effecten (zoals hartkloppingen, versnelde ademhaling, trillen, duizeligheid,
…). => kunnen ook weer optreden wanneer ze met en trigger uit het verleden in contact
komen.
à Wanneer het correct verwerkt wordt: gewone gebeurtenis die we integreren in ons
leven, zonder psychisch letsel.
Het gaat over ervaringen die zo ingrijpend zijn dat ons verwerkingssysteem er
niet in slaagt deze ervaringen te verwerken zoals dat met andere ervaringen wel gebeurt.
Interpersoonlijk of non-interpersoonlijk traumatisering
1. Non-interpersoonlijke traumatisering:
Niet veroorzaakt door niet menselijk handelen
Brand, natuurramp, levensbedreigende ziekte, …
2. Interpersoonlijke traumatisering:
Veroorzaakt door menselijke handelen
Alle vormen van geweld, zoals oorlogsgeweld, kindermishandeling, pesten, inbraak, verkrachting, …
Niet elke overweldigende gebeurtenis leidt tot traumaklachten. Overweldigende
gebeurtenissen worden op adaptieve wijze verwerkt. Bij kinderen is het belangrijk dat een
zorgdragende volwassen emotionele ondersteuning en een duidelijk kader schept.
=> “traumatische “ervaringen verwerken op een adaptieve manier à geen trauma
Metafoor:
Een kleine snijwonde geneest automatisch, meestal heelt het lichaam zichzelf, tenzij de
genezing verhinderd wordt. (Een ontsteking kan ernstige gevolgen hebben)
Een lastige ervaring wordt op adaptieve wijze verwerkt. Normaal heelt de geest zichzelf,
tenzij iets de verwerking in de weg staat, dan worden de herinneringen op een slechte
manier verwerkt. Wanneer iemand een trauma meemaakt, afhankelijk van de draagkracht
en draaglast, kan dit door het ”self-healing” proces verwerkt worden.
à Als deze gebeurtenis niet kan verwerkt worden, dan leidt dit tot een onverwerkt
trauma.
Maar soms ontstaat trauma
Als …
1. De gebeurtenis te overweldigend is.
2. Het kind kwetsbaar of reeds getraumatiseerd is.
3. Er geen steunend netwerk aanwezig is tijdens of na het trauma -> psychisch letsel
à wordt niet verwerkt à wonde blijft open en geneest niet.
, Wanneer er iets overweldigends gebeurt, wordt deze informatie opgeslagen in toestand-
specifieke vorm, dwz als disfunctionele informatie. Dat wil zeggen onverwerkt, bevroren
als het waar.
1. In angstwekkende beelden
2. Met disfunctionele betekenisgeving
3. Met negatieve emoties
4. En lichamelijke sensaties
Soorten traumatische ervaringen:
4. Enkelvoudig trauma (type 1)
Les trauma
deel 1
= een krachtige overweldigende ervaring.
5. Meervoudig trauma (type 2)
= zich herhalende overweldigende ervaringen.
6. Ontwikkelingstrauma (type 3)
Les trauma
= traumatische ervaringen op zeer jonge leeftijd binnen de eigen zorgcontext
deel 2