Zelfstudie
Wat is filosofie?
Filosofie: onafhankelijk vragen naar redenen van gevestigde ordeningen of gevestigde vormen van
weten om een antwoord te bieden op de vraag naar de betekenis van de mens in de wereld.
Filosofie…
- Stelt een specifiek soort vragen
- Doet dit vanuit een bijzondere motivatie
- Onderscheidt verwante vormen van weten
Verwondering als archè van de filosofie
Verwondering = door het plotse verdwijnen van vertrouwdheid en evidentie van wat zich rondom
ons bevindt, gaat men reflecteren en ‘na-denken’. Men trekt de vertrouwde wereld in twijfel en ziet
in dat dat wat gegeven is ook anders-mogelijk is. Men wordt getroffen door het ‘er-zijn’ of het ‘zo-
zijn’ van de dingen vanuit het besef dat het evengoed niet of ook anders had kunnen zijn (gradaties
van verwondering, radicaler en minder radicaal).
Wat feitelijk gegeven is wordt gecontrasteerd met wat mogelijk is. Het feitelijke is contingent = wat
niet noodzakelijk, maar toevallig is, wat ook anders had kunnen zijn.
Archè = het begin en beginsel van de wijsbegeerte (Plato)
Filosofie ontstaat telkens daar waar iemand geraakt wordt door verwondering, verwondering
brengt in historische zin de filosofie voort MAAR het is enkel een vertrekpunt, want de mens
heeft nood aan orde, samenhang en structuur
De verwondering bevindt zich tussen een gegeven ordening vanwaaruit ze vertrekt en een
nieuw tot stand te brengen ordening waarop ze uitloopt. De verwondering kan zich slechts
voordoen als er al een gegeven ordening is. Deze ordening verliest haar evidentie in de
verwondering en verschijnt als geheel of gedeeltelijk contingent. Dit wordt dan opnieuw
geordend en wordt na verloop van tijd vanzelfsprekend. Nu kan men van voren af aan
herbeginnen.
Denken is ordenen
Belangrijkste taak vaan denken = ordenen van wat in de ervaring (van verwondering) als contingent
gegeven is.
structuur aanbrengen, een eigen samenhang creëren om een globale kijk op de wereld uit te
bouwen (elke cultuur doet een eigen poging om ervaringen, gebeurtenissen en
maatschappelijke verschijnselen tot een samenhangende structuur te maken om de vreemde
wereld leefbaar te maken.
Niveau individu: veelheid van toevallige ervaringen en gebeurtenissen proberen te
beheersen.
, MAAR: de door het denken geconstrueerde samenhangen zijn vatbaar voor stolling en stagnatie: de
structuren zijn vergroeid met de cultuur/samenleving en worden niet meer ter discussie gesteld
(vroeger interpretatie, nu gevestigd en vanzelfsprekend), denken = afgelopen, niet langer
contingente beheersen maar verdedigen.
Het proces van ordenen is nooit voltooid (zelfs als men toch een soort definitief model kiest,
gaat de (filosofische) verwondering daar een einde aan maken (zelfs de diepst gewortelde
cultuurpatronen zijn contingent).
Denken als beheersen van contingentie
Contingent = wat niet noodzakelijk, maar toevallig is, wat ook anders had kunnen zijn.
Het is onmogelijk om in een wereld te leven waar alles onvoorspelbaar, onbereikbaar en
onvoorzienbaar is. Er is nood aan structuur of samenhang.
Filosofie vraagt zich af:
1. Wat is denken? (hoe kan het orde, structuur en samenhang scheppen)
2. Wat is de werkelijkheid? (eigenheid los van het denken)
3. Hoe verhouden denken en werkelijkheid zich? (is de werkelijkheid al geordend en kunnen we
deze orde achterhalen?)
Verbinding tussen 2 filosofische subdisciplines: epistemologie/kennisleer (vraag naar ware kennis) en
metafysica (vraag naar ware werkelijkheid).
De antwoorden op deze vragen worden doorheen de geschiedenis op verschillende manieren
beantwoord periodisering
- Oudheid & middeleeuwen: werkelijkheid in stabiele, universele en kenbare principes zoeken,
zintuigelijke wereld wordt a priori als probleem ervaren, realiteit is onderworpen aan
wording en verandering geen ‘ware’ werkelijkheid. Levensopdracht van de mens =
goddelijke, ideële wereld van de waarheid kennen (in dit leven of het hiernamaals)
inspanning en oefening. Waarheid ligt buiten de mens
- Realisme: werkelijkheid is geordend en via denken (wat deel uitmaakt van realiteit) kunnen
we deze achterhalen
- Moderne denken: wending naar het subject (drager), de waarheid bevindt zich binnen de
mens, de mens is oorsprong en fundament van de realiteit (basis ontstaan moderne
natuurwetenschappen en andere domeinen), moderne subject is oorsprong en fundament
van moderne cultuur en samenleving. Typische tegenstelling moderniteit: oppermachtig,
zelfgenoegzaam en productief menselijk subject >< inerte, heteronome en maakbare
werkelijkheid als object. Subject (menselijke denk- en kenvermogen) = oorsprong en
fundament kennis en objectieve werkelijkheid = product hiervan.
- Hedendaagse tijd: onwereldse = illusie, het menselijk bestaan is onvermijdelijk tijdelijk,
eindig en gelokaliseerd verhouding denken en zijn opnieuw bekijken: decentrering
subject: het subject is onderhevig aan factoren die hij zelf niet beheerst denken kan niet
losstaan van werkelijkheid onlosmakelijke band tussen subject en object