COMMUNICATIEWETENSCHAP
1. COMMUNICATIE
1.1 WAT IS COMMUNICATIE
1.1.1 DEFINITIE
(Te?) ruime definitie:
= Alle gedrag, met of zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust is
Definitie volgens het handboek:
De uitwisseling van symbolische informatie (geluiden of beelden) tussen mensen die zich van elkaars
onmiddellijke of gemedieerde aanwezigheid bewust zijn. Deze informatie wordt deels bewust, deels
onbewust gegeven, ontvangen en geïnterpreteerd.
1.1.2 COMMUNICATIE ≠ INFORMATIE
• Alles wat de menselijke zintuigen bereikt, kan dienen als informatie. Wat men als informatie gebruikt
hangt af van zijn of haar behoeften, kennis en ervaring.
Voorbeeld boulangerie (1.2 p.22): als je weet dat dat bakker wil zeggen, dan is dat communicatie. Als je weet
dat de bollen en streepjes letters zijn, dan is het informatie.
• Bij communicatie is altijd spraken van signalen (geluiden, beelden) die symbolisch zijn: ze verwijzen
naar iets.
Voorbeeld: Je ruikt bbq in de buurt en ziet rookwolken (informatie) vs. Je wandelt in een natuurreservaat en ziet
ik de verte rookseinen van een stam die een uitnodiging voor een feestmaal betekenen (communicatie)
1.1.3 COMMUNICATIE: BEDOELD OF ONBEDOELD
Alle gedrag (bewust of onbewust), met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men
zich bewust is, is communicatie. Ook als men niet wil communiceren, communiceert men dat. Men kan niet
niet communiceren.
1.1.4 TYPES COMMUNICATIE
I. Intrapersoonlijke communicatie
= praten tegen jezelf
(Geen onderzoeksdomein van communicatiewetenschap, wel van bijvoorbeeld psychiatrie)
II. Interpersoonlijke communicatie
= communicatie tussen mensen
III. Massacommunicatie
= alle sociale media, boeken, kranten, tijdschriften met potentieel veel ontvangers
(Een zelfgemaakte blog die misschien niet vaak gelezen wordt, maar wel op internet staat en
potentieel veel ontvangers kan bereiken. Er is ook massacommunicatie mogelijk voor een specifieke
doelgroep zoals bijvoorbeeld een golfmagazine)
1.1.5 ASPECTEN VAN EEN BOODSCHAP
Aan elke boodschap zitten 2 kanten:
A. Inhoudsaspect
= De boodschap, inhoud van wat men wil vertellen
B. Betrekkingsaspect
= Relatie tussen de zenders en ontvangers
Overgedragen door lichaamstaal, intonatie en metataal. Telkens als je met iemand communiceert,
bouw je een relatie op met iemand.
1
,COMMUNICATIEWETENSCHAP
1.2 WAAROM COMMUNICEREN MENSEN?
Mensen kunnen niet zonder communicatie en ze kunnen niets zonder.
3 motieven voor communicatie:
1. Biologische
2. Interpersoonlijke
3. Maatschappelijke
Behoeftepiramide van Maslow:
- Maslow meende dat mensen in deze volgorde aan hun behoeften proberen tegemoet te komen.
Whiting en Child:
- Onderscheiden 5 gedragssystemen:
i. Orale
ii. Anale gevolg van de hulpeloosheid van het kind
iii. Seksuele
iv. Afhankelijkheid deze worden pas op latere leeftijd relevant
v. Agressie
1.2.1 BIOLOGISCHE
- Oorspronkelijk is communicatie (d.m.v. huilen) een hulpmiddel voor de bevrediging van lichamelijke
behoeften bij baby’s.
− Alle niet-sociale motieven om aan middelen te komen om lichamelijke behoeften te bevredigen
− Ze zijn primair van bestaan. (Voedsel, drinken, veiligheid, seks, …)
− Van zodra de primaire behoeften bevredigd zijn, communiceren mensen om hun sociale behoeften te
bevredigen. Deze zijn secundair van bestaan.
1.2.2 INTERPERSOONLIJKE
− Tijdens het opgroeien ontwikkelt communicatie zich tot het belangrijkste middel om aan
interpersoonlijke behoeften te voldoen.
− Sociale motieven om te communiceren: afhankelijkheid, agressie, aandacht en ondersteuning van het
zelfbeeld
− Maar ook behoefte aan aansluiting, dominantie, macht, veiligheid, gezelschap, … zijn sociale motieven
om te communiceren.
− Baby’s schreeuwen om aandacht, maar dat is bij volwassenen ook zo.
Bijvoorbeeld: een mislukte zelfmoorpoging
1.2.3 MAATSCHAPPELIJKE
− Elke samenleving heeft communicatie nodig om aan haar materiële behoeften te voldoen (voeding,
veiligheid en onderdak). Daarvoor is samenwerking tussen en binnen groepen mensen vereist.
− Niet alleen individuen, maar ook groepen vormen zich door communicatie een zelfbeeld (zie 1.3.4)
− Behoefte aan zelfontplooiing: zoeken naar godsdienstige, filosofische, sociale en technische kennis
verspreiden en overdragen op volgende generaties
Laswell onderscheidt 3 functies van communicatie in de maatschappij:
1. Toezicht op en bewaking van de omgeving, om de leden van een gemeenschap opmerkzaam te maken
op kansen en gevaren
2. Het met elkaar in verband brengen van de onderdelen van de gemeenschap, om te kunnen reageren
op de omgeving
3. De overdracht van de sociale erfenis van de ene generatie op de andere
2
,COMMUNICATIEWETENSCHAP
1.2.4 COMMUNICATIE EN ZELFBEELD
− Het zelfbeeld berust op communicatie:
Door aandacht te krijgen kan een kind zichzelf gaan waarderen en uiten.
− Interpersoonlijke communicatie dient vooral om het zelfbeeld te vormen, te veranderen en te
ondersteunen.
− Zelfbeeld ≠ identiteit:
Het zelfbeeld is geen duidelijk en samenhangend beeld. Het zijn woorden en zinnen die ons
beschrijven, ons ‘ik’ vormen en ons zo onderscheiden van andere mensen. Het is een hutsepot van
waarnemingen (identiteiten).
Villard & Whipple: 5 veronderstellingen met betrekking tot het zelfbeeld en de identiteiten
1. Identiteiten zijn in de persoon opgenomen interpretaties van culturele of groepswaarden.
o We meten onszelf en elkaar met maatstaven uit onze samenleving, de groepen waartoe we
behoren en ons ouderlijk huis
Bijvoorbeeld: een gezin waar muzikaliteit belangrijk is
o De cultuur en het gezin waarin men opgroeit bepalen hoe men zichzelf kan zien
o Identiteiten zijn ook tijdsgebonden
Wie kan zichzelf voor 1990 een digibeet noemen?
o Niet alle identiteiten zijn even belangrijk, sommige staan centraal. De norm of overtuiging,
belichaamd in die identiteit, wordt iets waarover niet gediscussieerd kan worden omdat het
zelfbeeld van de persoon ermee staat of valt
Bijvoorbeeld: feministen
2. Het zelfbeeld wordt aangeleerd tijdens een doorgaand sociaal leerproces, voornamelijk door
communicatie met anderen.
o We leren onszelf te zijn en te zien door de ogen van anderen:
Ons ‘zelf’ komt uit de spiegel die anderen ons voorhouden door opvoeding en opleiding
o Aangeleerde delen van het zelfbeeld zijn we ons waarschijnlijk niet bewust over
Aan de hand van straffen en belonen leren we tijdens de opvoeding wat (on)gewenst gedrag
is
3. Identiteiten zijn observeerbaar.
o Alle gedragingen hebben informatieve waarde
Wie zich aantrekkelijk voelt, zal zijn zich ook zo gedragen (door kledij, flirten, …)
o Mensen presenteren zich ook als lid van een groep d.m.v. (beroeps)kledij, versierselen
(tatoeages, een das, piercings, …), kapsel, …
4. Het zelfbeeld is veranderlijk.
o Bijvoorbeeld: een meisje dat menstrueert wordt een vrouw of iemand die een kind krijgt wordt
vader of moeder
o Verandering valt het best te zien na een lange afwezigheid
Je jongere broer is plots volwassen, je hebt plots niets meer gemeenschappelijk met een oude
vriend
5. Het zelfbeeld moet voor zijn voortbestaan door anderen worden ondersteund.
o Communicatie tussen mensen dient vooral om de identiteiten van de betrokkenen te
ondersteunen
We zoeken steeds bevestiging bij anderen
3
, COMMUNICATIEWETENSCHAP
1.2.5 MOTIEVEN VOOR COMMUNICATIE
Volgens Schutz (1958) gaat het om drie terugkerende elementen van sociale basisbehoeftes:
Schutz geeft ze aan op een ruimtelijke manier
1. Erkenning
Binnen of buiten – de mate waarin men elkaar als persoon kent
2. Invloed
Boven of onder – de invloedsverdeling tussen de betrokkenen
3. Genegenheid
Dichtbij of veraf – de genegenheid die men al dan niet over en weer toont
1.2.6 SAMENVATTING
Redenen om te communiceren:
− Lichamelijke behoeften te bevredigen
− Of aan middelen komen om daaraan te voldoen
− Aandacht nodig voor lichamelijke en geestelijke groei
Alle communicatieprocessen kan men terugbrengen tot 3 kernthema’s:
1. Erkenning
2. Invloed sociale basisbehoeften
3. Genegenheid
4