Gehoor: therapie
HC1 - situering integrale hoorrevalidatie
Audiologische zorg/management:
Legt de focus op de technologische aspecten van diagnostiek en behandeling + focus op
verbeterde communicatie. Het doel van deze zorg is voldoen aan de behoeften van cliënten.
Doel van gehoorrevalidatie:
- Personen met auditieve beperking helpen evolueren naar maximale zelfstandigheid
- Volledige fysiek, mentaal, sociaal en beroepsbekwaam stimuleren en behouden
- Volledige deelname aan dagelijks leven
Rehabilitatie (verworven):
Het terugwinnen van vaardigheden/bekwaamheden/kennis die verloren is gegaan of
vermindert zijn als gevolg van ziekte, letsel of handicap.
Habilitatie (aangeboren):
Het helpen van mensen met een handicap bij het bereiken, behouden of verbeteren van
vaardigheden en functioneren in het dagelijks leven. Voor kids heeft dit tot doel het te
helpen bij het ontwikkelen van vaardigheden die het nog niet heeft verworven.
Prevalentie gehoorproblemen baby’s/kids:
2/1000 pasgeboren baby’s worden geboren met een gehoorprobleem. Bij 30% gelinkt aan
syndroom en bij 50% een genetisch oorzakelijke component. Jaarlijks identificeert men 80
dove of slechthorende baby's. 90-95% van de slechthorende baby’s heeft wel horende
ouders.
Prevalentie gehoorproblemen volwassenen:
Bij 60+’ers stijgt het aantal slechthorenden tot boven de 20%. Slechts 1/3 slechthorenden
draagt een hoorapparaat. 11,5% van de volwassen Belgische bevolking geeft aan tekenen
van gehoorverlies te vertonen, maar toch draagt <1/3 daarvan een hoorapparaat. Het
percentage mannen met een gehoorprobleem > het percentage vrouwen. Bij 75+’ers
komen beperkingen in horen het meeste voor.
Thuisbegeleidingsdiensten Vlaanderen:
Deze begeleiden zowel dove en slechthorende mensen én kids met een vertraagde spraak-
en taalontwikkeling kunnen er ook terecht. Ze begeleiden volwassenen die
doof/slechthorend geboren zijn, zelfstandig gaan wonen, en volwassenen die op latere
leeftijd doof of slechthorende geworden zijn.
,Basiscomponenten van gehoorverlies:
- Moment van detectie: congenitale of verworven verliezen -> verworven kan op alle
leeftijden + verschillende types van verliezen
- Prelinguaal of postlinguaal
- Impact op andere gebieden (-> geïntegreerde aanpak)
- Preventieve maatregelen bij jongeren (gehoorbescherming)
Vormen van communicatie:
Vocaal – auditief Non-vocaal – visueel
Verbaal Gesproken woord Geschreven woord
Gebaren, uiterlijk, reuk,
Non-verbaal Intonatie, timbre, pauze
smaak, houding
Gebarentaal orale/aurale taal (codestrijd <-> methodestrijd):
Orale methode heeft superioriteit
Gelijktijdig gebruik van gebaren en spraak nadelig voor de spraakontwikkeling!
Pedagogische methodes als continuüm
Bilinguale en biculturele (bi-bi) wereld:
Bicultureel: een doof kind heeft de mogelijkheid
om aan twee werelden/culturen deel te nemen.
Bilinguaal: spreken twee talen (gebarentaal +
gesproken taal).
In Scandinavische landen zijn ouders met dove kids verplicht om een cursus gebarentaal te volgen!
Dovenwereld <-> horende wereld:
De dovenwereld gebruikt gebarentaal – de horende wereld gebruikt gesproken taal. Doven
vormen een minderheid binnen onze maatschappij. Vroegtijdig aanbieden van kwalitatief en
kwantitatief gebarentaal is een uitdaging. Aangezien 90-95% van de dove kids welhorende
ouders hebben, is er vroege begeleiding mogelijk.
,Gebarentaal:
Dit is een natuurlijke taal die ontstaat binnen een dovengemeenschap. Het is een niet-
universele visueel-manuele taal (Nederland <-> BE). Het is niet afgeleid van gesproken taal! Het
heeft zijn eigen fonologie, lexicon, semantiek, morfologie, syntaxis en pragmatische regels.
Ook bestaan er dialectvarianten. De verwerking in de hersenen gebeurt op dezelfde plaats.
Gebruik maken van de gebarenruimte impliceert een grote gelijktijdigheid van lexicale
elementen en morfologie.
Gebarensysteem (≠ gebarentaal!):
Bij gebarensysteem spreekt men terwijl men het woord omzet in een gebaar. Het is een
kunstmatig systeem (je spreekt trager, niet naturel). Het kan nuttig zijn als contacttaal tussen
horende en doven (SMOG: spreken met ondersteuning van gebaren). Het wordt vaak gebruikt door
mensen die de moedertaal spreken en geen gebarentaal kennen.
Soorten onderwijs:
1. Regulier onderwijs
2. Geïntegreerd onderwijs: normaal onderwijs met begeleiding
vanuit bijzonder onderwijs
3. Buitengewoon onderwijs: bilinguaal-bicultureel OF gesproken
NL-bimodaal (spreken en gebaren)
Kinderen met een auditieve beperking (type 7) en met comorbiditeit komen terecht in
buitengewoon onderwijs. Een neonatale gehoorscreening en technische evolutie heeft een
positieve impact. Er zijn veel kids met CI in het reguliere onderwijs.
Kindje met gehoorproblemen in normaal onderwijs -> zal eerder vanachter zitten -> veiliger gevoel.
De moeilijkheden voor slechthorenden in regulier onderwijs:
- Achtergrondlawaai (vb. groepsopdrachten, op speelplaats)
- Grote afstand tussen leerkracht en leerling
- Afname geluidsniveau bij afstand
- Ongunstige akoestiek klaslokaal
- Leerkrachten moeten bereid zijn microfoon te dragen + ermee kunnen werken
Voorwaarden om slechthorenden te integreren in reguliere onderwijs:
- Niet te veel (luidruchtige) klasgenoten
- Plaats vooraan in klas
- Eisen leerkracht: krachtige stem, goede articulatie, voldoende expressie, juist
taalaanbod en goed geïnformeerd
- (Eventueel: begeleiding vanuit bijzonder onderwijs, schrijf- of gebarentolk)
Voorwaarden van de slechthorenden in reguliere onderwijs:
, - Goede cognitieve-, spraak-, taal- en sociaal-emotionele ontwikkeling
- Goede opvolging van bijkomende moeilijkheden
- Contact met andere slechthorende kids
- Leeftijd voor overschakeling naar regulier onderwijs is zeer individueel
- Multidisciplinaire benadering
Handboek – hoofdstuk 1 (blz. 39-44)
Essentie:
- Biopsychosociale visie op zorg: houdt rekening met interactie tussen biologische,
psychologische en sociale processen. Dit helpt de hulpvraag beter te begrijpen,
realistische verwachtingen te creëren en het behandelplan op te stellen en bij te
sturen. Men probeert ruimer te kijken dan de medische visie (dus ook naar sociale
visie op zorg). Dit komt overeen met het ICF-model.
- Volgens de holistische theorie bekijkt men het menselijk functioneren vanuit een
breed perspectief (gevolgen + oorzaak van de stoornis).
- Universele vroegtijdige screening -> betere prognose!
- Family centered care: ouders wegwijs maken in behandelopties voor hun kind. We
worden steeds meer coach dan therapeut. We modelleren hoe ze in interactie
moeten.
- We handelen evidence-based (obv meest actueel beschikbaar bewijsmateriaal)!
- Behandelplan/zorgplan komt tot stand door shared-decision-making! De hulpvragen
en doelen worden er geformuleerd. Hoe ouder het kind, hoe beter het zelf zijn
doelen kan formuleren.
- Er is een luistergerichte aanpak: elk kind heeft sterktes en zwaktes -> we stimuleren
de sterktes!
Handboek – 3.8 en 3.9 (blz. 106-130)
Essentie – vroegtijdigheid leidt tot betere resultaten:
- Door neonatale gehoorscreening + hoortechnologie + evidence-based handelen =>
beperktere negatieve impact gehoorverlies!
- Vroegtijdige detectie en follow-up leidt tot betere linguïstische resultaten!
- Positief domino-effect: beter auditief waarnemen -> betere woschatontw -> betere
articulatie -> betere ouder-kindrelatie -> minder sociaal-emotionele problemen!
- Kids ook op oudere leeftijd blijven opvolgen!
- Intentioneel <-> incidenteel leren: intentioneel is expliciet de bedoeling, incidenteel
gebeurt bij deelname aan andere activiteit
- Bilateraal horen = met 2 oren kunnen horen!
- Hoofdschaduweffect = hoofd is een akoestische barrière. Ruis bevat lage freq en
buigen over het hoofd heen. Spraak bevat hoge freq en buigen minder rond hoofd.
Dit zorgt ervoor dat spraak langs de ene kant van het hoofd, minder goed toekomt
langs de andere kant.
- Sommatie-effect = er is een toename van luidheid als er geluidsstimulatie is aan
beide oren. Als je geluid hoort met beide oren, neem je dat luider waar.