Orthopedagogische handelingsplanning
1 Methodisch handelen
1.1 Wat is methodisch handelen?
Methodisch werken = handelen volgens een vaste doordachte manier om een bepaald doel te
bereiken
Voor wie en met wie handelen we?
Waarom?
Wat willen we bereiken?
Wat moeten we doen om dit te bereiken?
Methodisch handelen:
Doelgericht: gericht op ontwikkeling (= nieuwe vaardigheid aanleren)/handhaving (= situatie
behouden zoals ze is), nadenken over waar je naartoe wilt
Bewust: nadenken, niet louter intuïtief iets doen
Systematisch: stap voor stap handelen
Procesmatig: volgens een plan werken
Visie die methodisch handelen illustreren
Ter horst: POS vraagt om actie
Kok: vraagstellingstype vraagt om actie
Broekaert: orthopedagogiek als handelingswetenschap
Orthopedagogisch handelen vertrekt altijd vanuit een vraag van de cliënt
We vertrekken steeds van ons handelen met de cliënt (SAMEN handelen) en moeten daar ook
steeds naar terugkeren
Er is een voortdurende wisselwerking tussen theorie en handelen
Regulatieve cyclus:
Fase 1: beeldvorming (stilstaan bij de vraag: wie is de cliënt en zijn context?)
Fase 2: plannen (maken van plannen, opstellen van doelen gebaseerd op de cliënt)
Fase 3: uitvoeren (het doen, het handelen)
Fase 4: evalueren (hebben we bereikt wat we wouden bereiken?)
Bijsturen: handelingsplanning heeft geen zin als er niet wordt bijgestuurd, dit kan nodig zijn op de
verschillende fasen (misschien heb je een verkeerd beeld van de cliënt, misschien waren de doelen
niet zo realistisch, misschien paste de manier van uitvoeren niet goed bij de cliënt)
Illustratie Alice in Wonderland:
Alice loopt in het bos en loopt verloren en ze vraagt aan de kat of ze haar de weg wil wijzen. De
kat zegt ik wil dit doen, maar het hangt af waar je naartoe wilt. Het is belangrijk om een richting te
weten waar je ongeveer naartoe wilt
,1.2 Werken met doelen
De doelgroep en de juiste doelen:
De eerste belangrijkste vraag: ‘wie is de persoon die je wenst te ondersteunen, wat is zijn vraag,
hoe kan je hem het best ondersteunen? (intake-gesprek)
Het begrip doelgroep betekent: “die mensen, die we in ons werk be-doel-en te bereiken”
(doelgroep-analyse)
Belang van functionele relatie met de doelgroep (afstand – nabijheid)
Let wel op, het is niet de bedoeling om mensen in een vakje te plaatsen, elke persoon is uniek en
vraagt in principe een geïndividualiseerde aanpak
Enkele voorbeelden:
VZW De Sperwer: Met vzw De Sperwer streven we naar een goede kwaliteit van leven. We
werken met de persoon met een handicap aan een kwalitatieve, zelfstandige en aangename
leef-, woon- en werksituatie, waarin ieder zijn eigen mogelijkheden kan ontplooien, en dit binnen
de grenzen van een te verantwoorden hulpverlening
Orthopedagogisch Centrum De Beweging: Het OC De Beweging richt zich tot volwassen personen
met een handicap en hun netwerk. Vanuit de vraag van gebruikers zelf kwamen in de loop van 25
jaar drie volwaardige entiteiten tot stand: tehuis, dagcentrum en beschermd wonen. Haar
uiteindelijke doel is: een plek te zijn waar bewoners of deelnemers de regie over het eigen leven
in handen kunnen nemen, en waar de medewerkers naast hen kunnen groeien in deskundigheid
en verantwoordelijkheid
1.3 Plannen – uitvoeren – evalueren – bijsturen
De cyclus van het orthopedagogisch handelen:
We plannen
We voeren uit
We evalueren
En we sturen bij
Soorten plannen als professionele begeleider:
Instellingsplan/beleidsplan: beschrijft de visie, doelstelling en werkwijze van de voorziening
Afdelingsplan: gaat in op de agogische doelen en werkzaamheden die op de afdeling plaats
vinden om de doelen te bereiken
Individueel handelingsplan: bedoeld voor de individuele cliënt
Activiteitenplan: beschrijft het aanbod, doel en werkwijze van de activiteiten (groepsgericht of
gericht op individu)
,Zaken waar je rekening mee houdt bij het maken van een activiteitenplan:
Om wie gaat het? (doelgroep)
o Wie is de cliënt?
o Wat zijn interesses, behoeften en mogelijkheden?
o Wordt er in groepsverband of individueel gewerkt?
o Zijn er belangrijke elementen waarmee moet worden rekening gehouden?
Waarom zijn de activiteit of handeling plaats?
o Zelfstandigheid bevorderen
o Mogelijkheden stimuleren
o Bevorderen van sociale contacten
o Ontspanning
o Interesses uitbreiden
o Integratie met andere groepen in de samenleving
Wat vindt er plaats? (welke handelingen)
o Korte of langdurige activiteit?
o Hoeveel mensen nemen deel?
o Wat is er nodig om de activiteit te organiseren?
o Past de activiteit bij de soort activiteit waarvoor de cliënt komt?
Hoe moet het gebeuren?
o Bv. het agogisch doel: ‘in stand houden van motorische vaardigheden’ wordt bereikt
door een aantal concrete werkdoelen zoals de cliënt wast de aardbeien en snijdt ze in
stukjes, de begeleider schilt de ananas omdat dat teveel kracht vraagt voor de cliënt
Waar en waarmee vindt de activiteit plaats? (plaats, ruimte en middelen)
Wanneer vindt de activiteit of handeling plaats? (tijdstip en duur)
Bij het uitvoeren van de activiteit is je begeleidersstijl van belang! Het is de cliënt, de activiteit of
de omstandigheden die bepaalt welke vorm het meet geschikt is
Begeleidingsstijlen:
Autoritair Democratisch Laisser faire
De begeleider bepaalt alles Alles wordt bepaald via Veel vrijheid voor de
groepsbeslissingen. De hulpvrager, weinig inbreng van
begeleider helpt daarbij de begeleider
De begeleider geeft De begeleider geeft de grote De begeleider heeft geen
aanwijzingen stap voor stap lijnen aan en de mogelijkheden aanwijzingen
om te kunnen kiezen
De begeleider verdeelt het De cliënten verdelen zelf het
werk werk en de taken, in overleg
met de begeleider
De begeleider doet zelf niet De begeleider doet mee als De begeleider doet niet mee
mee ‘groepslid’
, Na het uitvoeren van de activiteit volgt het evalueren:
Productevaluatie: vooraf had je concrete werkdoelen geformuleerd: ‘dat wil ik bereiken met de
doelgroep’. Na afloop moet je nagaan of je samen met de cliënt dit doel effectief hebt bereikt
Procesevaluatie: hier onderzoek je alle aspecten van het methodisch handelen; alle fasen die we
daarnet hebben besproken worden onder de loep genomen: was de beginsituatie correct?
Pasten de doelen bij de beginsituatie? Waren de activiteiten goed gekozen? Heb je rekening
gehouden met onverwachte situaties?
Hieruit worden conclusies getrokken voor de toekomst en deze kunnen resulteren in het bijsturen
van het methodisch handelen, de beginsituatie, van de doelen of het plan