Samenvatting anatomie
H1: inleiding
Het menselijk lichaam bevat 11 orgaanstelsels, die allemaal met elkaar in verbinding staan!
Geheugensteuntje: murdersinc
Muscles: spieren -> beweging Skelet -> vorm, stevigheid en bloedaanmaak
Urine: excretie -> zuiveren Lymfe -> immuunsysteem & vochthuishouding
Respiratie: 02/CO2 I = huid -> bescherming & lichaamstemperatuur
Digestie: spijsvertering Neuron: zenuwen
Endocrien: hormonen Cardio vasculair: hart- en bloedvaten
Reproductie: voortplanten (-> = functie)
Het menselijk lichaam streeft voortdurend naar homeostase.
Dat is het in evenwicht houden van het interne milieu van het lichaam.
↳ Negatieve terugkoppeling/feedback = een prikkel veroorzaakt een reactie die de oorspronkelijke
prikkel tegengaat.
Vb.: lichaamstemperatuur: als de lichaamstemp hoger wordt dan 37,2°C, neemt de warmteafgifte toe
door toename van de bloedstroom naar de huid en toename van de transpiratie.
Als de lichaamstemp lager wordt dan 36,7°C, neemt de warmteafgifte af doordat de bloedstroom
naar de huid afneemt en er. Minder transpiratievocht wordt geproduceerd.
↳ Positieve terugkoppeling/proces = een prikkel brengt een reactie teweeg, waardoor de
oorspronkelijke prikkel wordt versterkt.
Vb.: bloedstolling: door schade aan de wand van een bloedvat treedt het bloedstollingsproces op,
naarmate de stolling vordert komen bij elke stap stoffen vrij die het stollingsproces verder versnellen.
Dit escalerende proces is een positieve terugkoppeling die eindigt met de vorming van een
bloedstolsel dat het vat afsluit en het bloeden stopt.
Anatomische positie
= De armen naast het lichaam, handpalmen naar voren en voeten naast
elkaar.
Anatomische termen:
- Dexter = rechts Sinister = links
- Mediaal = midden Lateraal = buitenkant
- Ventrale zijde = de voorzijde Dorsale zijde = de achterzijde of de rug
- Anterior = voor Posterior = achter
- Craniale zijde = bovenste zijde Caudale zijde = onderste zijde
- Superior = boven Inferior = onder
- Proximaal = dichtbij aanhechting Distaal = verder van aanhechting
↳ enkel voor ledematen (distance: verder weg)
Er zijn 3 anatomische vlakken:
1) Horizontaal = transversaal (craniaal/caudaal gedeeltje)
2) Frontaal = voor/achter
,3) Sagitaal = linker/rechterdeel -> midsagitaal = mediaan
H2: Weefsels
Het menselijk lichaam bestaat uit 4 weefseltypes, alle structuren uit het lichaam zijn opgebouwd uit
verschillende combinaties van deze 4 weefsels.
1) Epitheelweefsel of dekweefsel
2) Bindweefsel of steunweefsel
3) Spierweefsel
4) Zenuwweefsel
1) Epitheelweefsel
= Bedekking van verschillende lagen cellen voor in- en uitwendige oppervlakken.
De eigenschappen:
✓ dicht op elkaar
✓ apicaal oppervlak aan vrije zijde
✓ liggend op basaal membraan
✓ avasculaire structuur
✓ regeneratie (= continue vervanging)
✓ eenlagig of meerlagig
Functies:
➤ Bescherming van in- en uitwendige oppervlakken tegen uitdroging en ziekteverwekkers.
➤ Doorlaatbaarheid reguleren, alle stoffen die in en uit het lichaam gaan moeten eerst door een
epitheel heen.
➤ Zintuigfunctie, epitheelcellen kunnen veranderingen in de omgeving waarnemen en informatie
doorgeven aan het zenuwstelsel.
Eenlagig epitheel
= Bedekking met één enkele laag identieke cellen.
↳ Plaveiselepitheel
= platte, afgevlakte cellen die dicht tegen elkaar zitten (lijkt op spiegeleieren) en komt voor waar
diffusie beperkt is (=beweging van deeltjes).
Vb.: in bloedvaten, longblaasjes en de peritoneale holte.
↳ Kubisch epitheel
= kubusvormige cellen op een geordende rij, bevindt zich op plaatsen waar afscheiding of opname
plaatsvindt.
Vb.: in klieren en nierbuisjes.
↳ Cilindrisch epitheel
= cellen met rechthoekige vorm op een geordende rij hoge cellen met microvilli en komt voor op
plaatsen waar afscheiding of opname plaatsvindt.
Vb.: in klieren en maagdarmkanaal.
Meerlagig epitheel
= Bedekking met meerdere lagen cellen in gebieden die mechanisch of chemisch worden belast.
↳ Gelaagd plaveiseleptiheel
, = platte cellen aan bovenzijde en meer cylindrisch vormige aan onderzijde, wordt aangetroffen op
plaatsen die aan grote mechanische belasting blootstaan.
Vb.: oppervlak van de huid, bekleding van de mond, tong, slokdarm en anus.
↳ Overgangsepitheel (kubisch)
= frequent uittrekken en weer terugveren.
Vb.: in de urineblaas
↳ Pseudogelaagd epitheel (cilindrisch)
= de celkernen liggen op verschillende afstanden van het oppervlak en is meestal met trilharen.
Vb.: bekleding neusholte, trachea (neusholte) en bronchiën (luchtwegen).
Klierepitheel
= Epitheelcellen met specifieke uitscheidingsproducten.
↳ Exocrien = voeren hun producten via een afvoerbuis naar een uitwendig of inwendig oppervlak af.
Vb.: zweet- en traanklieren
⤷ Secretieproces:
- Mercocrien = de inhoud van de klierblaasjes aan het oppervlak van de kliercel wordt afgegeven via
exocytose (=proces waarbij een cel stoffen afgeeft) In zweet- en traanklieren.
- Apocrien = hierbij gaat cytoplasma verloren, daarna ondergaat de kliercel een periode van groei en
herstel voordat opnieuw klierproducten kunnen worden afgegeven. In melkklieren.
- Holocrien = hierbij raakt de hele cel vol met klierproduct, scheurt het en sterft vervolgens af. In
talgklieren.
↳ Endocrien = worden geproduceerd door klieren zonder afvoerbuis, deze producten worden aan het
bloed of het weefselvocht afgegeven.
Vb.: de alvleesklier (pancreas)
Exfoliatieve cytologie = het leer van de cellen, die loskomen. -> afschilferen van hoofdhuid
⤷ De cellen worden verzameld door een monster te nemen van de vloeistoffen op de
epitheeloppervlakken van: de luchtwegen, het spijsverteringskanaal, de urinewegen en de
voortplantingsorganen.
De cellen worden onderzocht om te controleren of ze veranderingen hebben ondergaan die op
kanker kunnen wijzen of voor erfelijkheidsonderzoek bij de foetus.
2) Bindweefsel
= Weefsel waarbij gespecialiseerde cellen zijn terug te vinden, extracellulaire eiwitvezels en
vloeistof.
Functies:
➤ Steun en vorm bieden.
➤ Stevigheid en bescherming van kwetsbare organen.
➤ Transport van stoffen, van het ene gedeelte van het lichaam naar het andere.
➤ Opslag van energiereserves zoals vetten.
➤ Verdediging van het lichaam door de vorming van antistoffen.