Samenvatting filosofie 2020-2021
SV FILOSOFIE 2020-2021:
(1e bach criminologie KUL)
Samenvatting: Inleiding in de filosofie met inbegrip van wetenschapsleer (C03A2A)
1
,Samenvatting filosofie 2020-2021
DEEL 1: De Lotgevallen van de Filosofische Rationaliteit
Hoofdstuk 1: Wijsbegeerte binnen de antieke
bestaanshorizon (6 E v.C.-6 E n.C.)
e e
1. HET ONTSTAAN VAN DE WIJSGERIGE RATIONALITEIT:
Voor 6e eeuw v.C.: verklaren van natuurkrachten en hemellichamen adhv mythen (waarbij
wereldorde het effect is van antropomorfe goden en hun relaties, beslissingen, …)
Mythes neergeschreven door o.a. Homerus en Hesiodus
Normatief en niet-kritisch weten, het bestaande wordt gelimiteerd
1.1. VAN MYTHOS NAAR LOGOS:
6e E v.C.: ‘cultuurshock’: door o.a. kolonisatie en handel met andere volkeren kwam nieuwe
wereldbeschouwing tot stand -> kritiek op vanzelfsprekendheid van mythen
Xenophanes merkt op dat Ethiopïers zwarte goden hebben en Thracïers goden met blauwe ogen en
rood haar -> gaat op zoek naar universele geldigheid
Mondelinge overdracht van mythen -> neergeschreven waardoor teksten objectieve status krijgen
Mythologie= tussenfase (mythos-logos), een eerste rationalisering
Desacralisering v/d natuur= goden ‘verhuizen’ naar fictieve Olympusberg, waardoor natuur en
wereld zelf haar betovering verliest
Overname van idee van ‘weten omwille van het weten’, beschouwen zonder in te grijpen of in
praktijk toe te passen, v/d Egyptenaren en Babylonïers = het Griekse Wonder
Vereisten voor logos (=uitleg): universaliteit, objectiviteit en systematiek
-> STARTPUNT FILOSOFIE
Claude Lévi-Strauss: mythe als het ‘wilde denken’ en logos het ‘getemde denken’
MYTHEN -> MYTHOLOGIE -> LOGOS
1.2. DE NATUURFILOSOFEN: HET ONTSTAAN VAN EEN KOSMOLOGIE:
Logos en theoria= motor v/d nieuwe wetenschappelijke mentaliteit
1ste filosofen zijn natuurfilosofen: belangrijkste taken zijn kosmologie en natuurverklaringen
Phusis; de natuur groeit op zichzelf, is nu onafhankelijk van externe goden
Kosmos als rationeel geordende logos
Eerste verklaringsmodellen voor het oerbeginsel, de ‘oerstof’ zijn materialistisch: volgens Thales is
dit water, volgens Anaximenes de lucht
Het zijnde, en hoe het zich verhoudt t.o.v. de wereld van het worden:
- Heraclitus: ‘alles vloeit, niets is blijvend’: de wereld is onderhevig aan continue veranderingen,
waardoor je bv niet 2x in zelfde stroom kan afdalen -> wereld als kosmos, spanning tussen
tegengestelden is nodig voor de orde van de wereld, ‘oorlog is de vader van alles’, 3 kenmerken:
complementair (bv geen licht zonder donker), ze gaan in mekaar over (bv iets warm wordt koud
2
,Samenvatting filosofie 2020-2021
en omgekeerd), en relatief (bv in zeewater leven is dodelijk voor de mens maar levengevend
voor de vis)
- Parmenides: ‘het zijnde is’: was Heraclitus’ tegenpool, oervraag: het is of het is niet. 2 wegen:
‘dat het is, en dat het onmogelijk is dat het niet is’, en ‘dat het niet is, en dat het noodzakelijk is
dat het niet is’ -> hij kies de eerste weg, tot in haar uiterste consequenties/gevolgen:
1) Het zijnde kan niet ontstaan, ook niet vergaan: het zijnde is eeuwig en onvergankelijk
2) Het is niet deelbaar: er is geen gradatie is het zijn, iets is of iets is dat niet
3) Het is onbeweeglijk en begrensd: het is volledig waardoor het niet ‘verder kan gaan’
4) Het is volmaakt: het is niet ‘in wording’, het is of het is niet
5) Het is bolvormig: het is een perfect geometrische figuur, een sfeer, het moet in alle
richtingen identiek zijn
Commentaar van Aristoteles: zijn analyses behoren eigenlijk tot de metafysica
Eeuwige tegenstelling wordt hier gevormd: het universele immobilisme (de eenheid van het
abstracte zijn) t.o.v. het universele mobilisme (de veelheid van de concrete werkelijkheid).
Alle latere denkers werden met deze oppositie geconfronteerd.
1.3. HET ONTSTAAN VAN EEN ETHIEK:
Oude maatschappelijke verbanden komen onder druk te staan ten voordele v/e gerationaliseerde
bestuurspraktijk
Het relativisme v/d Sofisten: Sofisten kregen veel kritiek omdat ze logos als machtsmiddel
gebruikten, Protagoras daarentegen was een overtuigde relativist die wel geaccepteerd werd -> zegt
dat er geen kennis is v/d ultieme waarheid; wat de ene als warm beschouwd vindt de andere koud
Door afkeer Sofisten ontstond een kloof tussen kennis (kunde) en wijsheid
Socrates was ook sofist, maar ziijn idee was dat inzicht in de ware betekenis van morele begrippen
ook tot effectief moreel handelen zou leiden -> logos niet langer machtsmiddel maar plaats waar
inzicht, waarheid en deugd tot stand komen
2. DE FILOSOFIE WORDT EEN SYSTEEM:
2.1. PLATO (428-347 v.C.):
Plato’s werk ‘De Staat’= dialoog in 10 boeken
Leerling van Sokrates, verruimde zijn werk
Verruiming van Socratische vraagstelling adhv 2 innovaties:
- Leer over de ziel: ziet ziel als beginsel v/h zedelijk leven, de kern van onze persoonlijkheid
waarbij morele deugd wordt verinnerlijkt, 3 delen (en bij harmonieuze samenwerking de
bijbehorende deugd) v/d ziel:
1) Redelijke deel (verstandigheid / phronèsis)
2) Vurige/driftige deel (dapperheid / andreia)
3) Vermogen tot begeren, begerende deel (zelfbeheersing / sophrosunè)
Overkoepelende deugd= RECHTVAARDIGHEID (dikaiosunè)
3
,Samenvatting filosofie 2020-2021
- Het inzichtelijke: cruciaal verschil tussen opinie/mening en kennis/inzicht, opinie is arbitrair en
geworteld in de wereld v/h ‘worden en kennis is stabiel, onderbouwd en gaat over het ‘zijn’
Ziel en inzichtelijke zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden
Het probleem v/d morele opvoeding: voor wiskunde, sport, piano, … schakelen we een specialist in,
dus waarom doen we dat dan niet voor onze morele opvoeding? We krijgen slechts meningen mee
over wat goed en slecht is -> moet moraliteit funderen op ware kennis om stabiel te zijn
Staat moet geleid worden door filosofen, zij maken levenskeuzes puur o.b.v. de rede
Opdeling v/d staat:
Hïerarchie Taak Wie Deugd
Eerste/hoogste Leiders, wachters, bestuurders Filosofen Inzicht en verstandigheid
klasse:
Tweede klasse: Helpers Leger & politie Dapperheid
Derde klasse: Handwerkers Landbouwers & Voorziening van behoeftes
ambachtslieden =zelfbeheersing
Staat is rechtvaardig als iedereen zijn taak correct vervult // inwendige orde van individuele ziel
Individuele orde kan pas na orde in de staat
Probleem: utopisch karakter t.o.v. de mensen dus wet als objectieve plaatsvervanger
Plato: geen vertrouwen in zintuigen, kennis vereist stabiliteit, algemeenheid en volmaaktheid, die in
de waarneembare wereld afwezig zijn (in waarneembare wereld kan men slechts meningen vormen
=particulariteit, instabiliteit en beperktheid)
Ideeën moeten afzonderlijk bestaan, los van de concrete werkelijkheid -> ‘de ideeënwereld’
De idee van het Goede: verheven boven alle andere ideeën, het is ideeël en ideaal =het volmaakte
doel waarnaar elke concrete verschijningsvorm streeft, en waaraan die verschijningsvorm ook wordt
getoetst, het transcendeert altijd de kennis
Ziel is onsterfelijk, maar bij incarnatie gaat kennis verloren die. Terug geactiveerd kan worden adhv
‘wederherinneringen’ of anamnèsis
2.2. ARISTOTELES (384-322 v.C.):
Aristoteles was eerste die bedoeling had om allesomvattend systeem te ontwikkelen en eerste die
empirisch te werk ging
-> bv Historia Animalium (diersoorten), Metaphysica, Politica, .. = afgebakende disciplines
-> gehele werk samen: Organon
MAAR empirie volgens hem= onderzoek vertrekkende vanuit zintuiglijke waarnemingen, observeren,
terwijl moderne empirie= experimenteel, gemanipuleerd en kwantitatief
Kennis moet worden nagestreefd zonder praktisch nut, enkel omwille van de kennis zelf
‘Logica’= methodologie v/e instrumentarium o.b.v. analyse van ons spreken over de werkelijkheid,
vertrekkende uit basisvragen/perspectieven die beantwoorden aan structuren van ons verstand en
de werkelijkheid (=‘categorieën’)
De 10 categorieën:
4
,Samenvatting filosofie 2020-2021
CATEGORIE: VOORBEELD:
Substantie Jan, ik, de prof, ..
Kwaliteit Kleur, temperatuur, ..
Kwantiteit Lengte, hoogte, ..
Plaats Buiten, aula, kamer, ..
Relatie Rechts van mij, onder ons, ..
Tijd Gisteren, 2 jaar geleden, ..
Activiteit Praten, lesgeven, ..
Ondergaan Geschoold worden, gestoord worden, ..
Houding Staand, zittend, ..
Aanhebben Gekleed, geschoeid, ..
Gebruikt voor classificatie van eigenschappen, om de werkelijkheid te beschrijven
Logica van ons denken weerspiegeld logica die in werkelijkheid aanwezig is
Blijvend identiek, ‘scheidbaar’, ‘dit’ vs accidenten (toevallige en veranderlijke eigenschappen)
Gelijkenis met Plato: werkelijkheid kan slechts bestaan als er stabiliteit is (dus als dingen op zichzelf
kunnen bestaan)
Kritiek op Plato: hij verdubbelde de wereld i.p.v. hem te verklaren
‘Echte kennis’= universele oorzaken
Vroegere natuurfilosofen: vaak slechts beperkte set van oorzaken -> schoten tekort in
wereldverklaring
Vier oorzaken volgens Aristoteles:
- Causa materialis: een ding kan maar bestaan als de materialiteit ervan afgebakend is, iets
verklaren a.d.h.v. de materie (bv ik besta uit pezen, spieren, botten, bloed, ..)
- Causa formalis: de vorm/begrenzing van de ‘brok materie’, wezen, essentie -> de rationele ziel
- Causa efficiens: (=bewerkende oorzaak) op grond van degene die je gemaakt heeft (bv ik werd
gemaakt door mijn vader)
- Causa finalis: op grond van het doel -> menselijkheid ontplooien, rationeel zijn
Teleologie: het doel bepaalt wat de dingen zijn, bv een mes heeft minstens een scherpe rand want
het doel is snijden, een tafel bestaat minstens uit een horizontaal blad waardoor ze haar taak van
tafel op zich kan nemen -> de vorm is doelgericht
Natuur wordt gezien als ontplooiing v/e plan, vorm van dingen in de natuur is bedoeld om te
functioneren in functie v/h inherente doel, bv snavel van specht om voedsel te vinden in
boomschors
<-> Charles Darwin: natuurlijke selectie, de bestaande vorm is niet doelmatig ontstaan maar onstaan
als effect op nodige aanpassing aan omgeving, de verklaring is hierdoor niet langer ‘waarom’ maar
‘waardoor’, meest spectaculaire ontdekking: vorm niet eeuwig onveranderlijk, juist voortdurend
veranderend als effect van overlevingsstrategieën v/d organismen
Ziel= vorm v/h lichaam, waardoor levende wezen effectief leeft en zo meteen tot een bepaalde soort
behoort
Gradaties binnen de ziel: vegetatief (planten), vegetatief en sensitief (dieren) en vegetatief-sensitief
en rationeel (mens)
Doel v/h levende wezen is telkens met de zielsvorm gegeven
Hylemorfisme= verhouding materie-vorm
5
,Samenvatting filosofie 2020-2021
Verklaring werkelijkheid vanuit statisch perspectief: onderzoeken het hier en nu zonder de
beweging/veranderlijkheid ervan ter sprake te brengen
Zowel vorm als materie kan niet zuiver op zichzelf bestaan -> vorm= immanent (<-> Plato: vorm kan
wel zuiver op zichzelf bestaan, nl in de ideeënwereld= transcendent)
( // volgens Aristoteles hangt ziel samen met lichaam, als persoon sterft verdwijnt ziel ook dus ziel=
immanent <-> Plato zegt dat ziel eeuwig blijft voortbestaan dus ziel= transcendent)
Kennis heeft betrekking op universele, het verkrijgen via abstractie v/d vorm (de-materialiseren,
desindividualiseren)
Kennis= kennis v/d vorm
Dynamisch perspectief/veranderlijkheid: act t.o.v. potentie= elke bestaande substantie (combinatie
van stof en vorm) is een act (actuele toestand), verandering wordt verklaard doordat elke act in zich
de mogelijkheid (potentie) draagt om een bepaalde modificatie te ondergaan
Modificatie mee bepaald door de reeds gerealiseerde actuele toestand bv blok klei heeft ruime
potentie: kan geboetseerd worden tot pot of kunstwerk, kan een baksteen worden, ..
Verandering is doelgericht: gaat steeds om de ontplooiing van kenmerken die met de vorm zijn
gegeven -> entelechie= ‘het doel in zich dragen’
Geluk= hoogst mogelijke actualisering v/d hoogste mogelijke vermogens v/d mens
Voor het eerst ethiek als aparte wijsgerige discipline
Maakt onderscheid tussen weten in zijn theoretische aspiraties en weten als praktische wijsheid:
- Theoretische aspiraties: de wetenschap, epistèmè of theoria => ‘weten dat’, kennis (universeel)
- Praktische wijsheid: de verstandigheid, phronèsis => ‘weten hoe’, vermogen om verstandig te
reageren op concrete situaties (particulier)
Ethiek= domein v/h hoogste doel waarop elk menselijk streven is gericht: het geluk (eudaimonia)
Maakt onderscheid tussen ‘doen’ (praxis) en ‘maken’ (poièsis):
- Praxis: handeling die omwille van zichzelf wordt nagestreefd -> ‘geluk’ behoort tot praxis, het
dient geen verder doel dan zichzelf (je wilt niet gelukkig zijn ‘om te’, geluk is het einddoel)
- Poièsis: handeling altijd gericht op een extern doel
Om doel te bereiken is ‘deugd’ vereist (def volgens A. in begrippenlijst)
Je karakterhouding/gesteldheid bepaalt je keuzes/daden, waaraan op hun beurt een bepaalde
morele waarde gekoppeld wordt -> bepaalt zo het al dan niet bereiken van geluk
De ‘juiste keuze’ is altijd een midden van 2 extremen, bv:
- Lafheid -> dapperheid <- roekeloosheid
- Verspilszucht -> vrijgevigheid <- gierigheid
Midden wordt bepaald door de rede, typisch menselijk redeneren moet worden geleid door
ons hoogste vermogen, op praktisch vlak
Hoogste geluk= theoretische activiteit
Het hoogste zijnde: puur vorm & pure act, moet een zuivere denkact zijn (want denken is hoogste
vermogen)
God is het zichzelf denkende denken
Hij is een onbewogen beweger: de eerste die in beweging zet, zonder zelf in beweging te worden
gezet
6
,Samenvatting filosofie 2020-2021
Omdat het het hoogste is trekt het alles in zijn ideale vorm naar zich toe -> ‘doeloorzaak’, bv een
berk streeft ernaar takken en bladeren te groeien doordat het hoogste zijnde/het volmaakte hem
aantrekt om zijn ideale vorm aan te nemen (NIET domino-effect, want oneindigheid!!)
Aristotelische god kan geen schepper zijn!! want dat zou een potentie binnenbrengen in zijn bestaan
3. DE LATERE OUDHEID: FILOSOFIE ALS LEVENSWIJSHEID:
Hellenisme (323-30 v.C.) en Romeinse Rijk (200 v.C.-475 n.C.): alle weten is ondergeschikt aan de
ethiek + filosofie wordt beoefend in ‘scholen’
Gelijkenis tussen scholen: zien geluk als haalbare bevrediging v/d verlangens
3.1. DE STOA:
= de belangrijkste school
Stichter: Zeno van Citium (ca. 334-262 v.C.):
- Zijn slagzin: “we moeten leven overeenkomstig onze natuur”
- De Stoïcijnen vertalen dit naar: onze verlangens beheersen a.d.h.v. onze redelijkheid, wanneer
passie (genot, begeerte, pijn en angst) overstijgt is men niet langer in staat de juiste beslissingen
te nemen
- De wijze man weet passies volledig uit te roeien en bereikt het ideaal v/d apatheia (het leven
zonder passies)
Latere Stoa: Seneca (ca. 4 v.C.-65 n.C.), Epictetus (50-130 n.C.) & Marcus Aurelius (121-180 n.C.):
- Nieuw Stoïcijns ideaal: “enkel datgene nastreven wat in onze macht ligt”=geluk mag niet
afhankelijk zijn van datgene waarvan we de afloop toch niet kunnen bepalen
- Kosmopolitisme: er is geen reden om geluk meer te laten afhangen van familie en vrienden dan
van verre onbekenden, de enige drijfveer van onze gehechtheid zou een solidariteit tussen alle
redelijke wezens moeten zijn, aangezien de sleutel tot geluk voor iedereen ligt in redelijkheid,
dus kosmopolitische solidariteit= voor alle redelijke wezens even veel solidariteit
3.2. HET EPICURSME:
Stichter: Epicurus (341-270 v.C.):
- Geluk= bevrediging van verlangen= genot
- Geen oneindige verlangens koesteren, want die komen nooit tot bevrediging
- 3 soorten verlangens:
Soort verlangen: Voorbeeld: Goed of slecht?
Natuurnoodzakelijke Je hebt dorst dus je drinkt water Goed
Natuurlijke, niet-noodzakelijke Dorst lessen met een glas wijn Slecht
Niet-natuurlijke, Politieke ambitie, eerzucht, Enorm slecht, absoluut te mijden
niet-noodzakelijke geldzucht, .. -> zijn onver-
zadigbaar
- “Leef verborgen” (lathe biôsas) <-> politiek geëngageerde stoïcijnen
3.3. HET NEOPLATONISME:
7
,Samenvatting filosofie 2020-2021
Stichter: Plotinus (ca. 205-270 n.C.):
- Ontwikkelt o.b.v. werken van Plato een doorgedreven hiërarchisch systeem:
o Aan oorsprong v/d werkelijkheid: het Ene/Goede: onkenbaar en onbereikbaar, brengt overal
in de werkelijkheid eenheid voort (vervolgens emaneert de werkelijkheid in verschillende
stadia uit het eerste principe):
o Eerstvolgende: de Geest/Intelect: bevat de ideeënwereld, aanschouwt het Goede als iets
denkbaars
o Onder de Geest: de ziel: discursieve redelijkheid (=“heen en weer gaan”, in stappen denken,
je kan niet aan alles tegelijkertijd denken)
o Hieronder: zintuiglijke wereld
o Onderaan: materie: laatste stadium v/d ontplooiing v/d werkelijkheid vanuit het Ene/Goede,
een krachteloos zijnde (≠ slecht!!)
(!! Niet chronologisch, de werkelijkheid heeft geen begin of einde)
- In dit systeem is ziel de ‘reizigster’: kan zowel opklimmen in hiërarchisch systeem als afdalen
- Bij opklimming beriekt men de diepste kern v/h eigen bestaan (=de eenheid zelf)
Vertegenwoordiging van:
- Plato
- Aristoteles’ autoriteit in de beschrijving v/d fysiche werkelijkheid
- Hellentische filosofie en hun ‘ethische wending’ , geluk dat wordt bereikt in de opklimming naar
de hogere realiteit
Christendom positioneerde zich als filosofische stroming (de philosophia Christiana): als
levenswijsheid die vanuit doordacht mens-en maatschappijbeeld een visie op het geluk propageert
8
,Samenvatting filosofie 2020-2021
Hoofdstuk 2: Het Middeleeuwse Perspectief (5de-15de eeuw)
1. DE VROEGE MIDDELEEUWEN:
1.1. AUGUSTINUS (354-430):
Verlossing ligt niet in macht van menselijke rede, maar is slechts mogelijk dankzij de vrij geschonken
goddelijke genade
Alles wat bestaat is uiting van Gods scheppingskracht, schepping is gevolg van wilsact van God die de
wereld als iets goeds heeft gedacht
De modellen (exemplaria) v/d geschapen dingen zijn van alle eeuwigheid i/d goddelijke geest
aanwezig en schepping= moment waarop God gedachten verwezenlijkt
Universum is in se goed
Kwaad= gevolg van hoogmoed
Vrije wil (=een zwakte):
- Christelijke ethische opdracht: in alle beslissingen van vrije wil die keuze te maken die best
aansluit bij het goddelijke heilsplan
- Geldt ook voor kennis: hij wantrouwt nieuwsgierigheid (curiositas) omdat deze vaak ziel in
verkeerde, heilloze richting oriënteert => ijdele wereldse nieuwsgierigheid= vana curiositas
mundi
“Alle heidense deugden zijn in feite zonden”: ookal hebben de heidenen een hoogstaande ethiek
gearticuleerd, waarvan de basis in het christendom is overgenomen, toch missen de heidenen die
houding die hen in staat zou stellen de échte deugd te bereiken: bescheidenheid en overgave aan
Gods wil
Het is het goddelijke licht, de goddelijke illuminatie die ons verstand in staat stelt de waarheid te
zien
Philosophia Christiana:
- Geloof in persoonlijke God, die bekommerd is om lot v/d individuele mens
- Belangrijkste innovaties:
o Scheppingsidee: mogelijkheid dat iets uit het niets ontstaat
o Heilsgeschiedenis: wereld volgt onomkeerbaar lineair proces dat begon bij
scheppingsdaad van God en zal eindigen met God die ‘alles is en alles zal zijn’
o Individualiteit en lichamelijkheid: de mens als individu centraal, start antropologie
- Her-sacralisering v/d natuur
- Ultieme geluk in het gelukzalige schouwen van God
- Filosofie als ‘fides quarens intellectum’: geloofsovertuiging die op zoek is naar rationele
verantwoording -> filosofie als ‘dienstmeid v/d theologie’ of ‘ancilla theologiae’
- 6e t.e.m. 12e eeuw: augustiaans-platoons: Plato: voorrang van geesgelijke werkelijkheid,
onsterfelijkheid v/d ziel, transcendentie v/h goddelijke, hiërarchisch wereldbeeld
9
, Samenvatting filosofie 2020-2021
2. DE VOLLE MIDDELEEUWEN: HERONTDEKKING VAN ARISTOTELES:
13e eeuw
Griekse originelen en Latijnse vertalingen door Avicenna en Averroës
Herontdekking in universiteiten
Middeleeuwse natuurfilosofie:
- Metafysica
- Natuurwetenschap is speculatief
- In astronomie gaat men uit van geocentrisme (=aarde centraal)
o Volgens Aristoteles buiten laatste sferen niets
o Volgens Dante Aligheiri is er het empyreum: nog verdere hemelsfeer waar zich de zielen
v/d uitverkorenen bevinden, God bevindt zich buiten de kosmos en de hel in het
centrum v/d aarde
- Ondermaans: fundamentele onvolmaaktheid: beweging van dingen voortdurend verhinderd
waardoor nooit een volmaakt cirkelvormige beweging kan ontstaan (<-> bovenmaans)
- ‘Natuurlijke plaats’: ene ding streeft ernaae zo ver mogelijk v/h middelpunt v/d kosmos, andere
streeft ernaar zo dicht mogelijk bij het middelpunt v/d kosmos
o Elk ding dus inherente streving naar boven of naar beneden
o Beweging komt tot stilstand wanneer lichaam gehinderd wordt door ander lichaam
- Verandering in het ondermaanse wordt verklaard a.d.h.v. de theorie v/d vier elementen (aarde,
water, lucht en vuur) en van vier basis-kwaliteiten (koud, warm, vochtig en droog) bv overgang
van water naar stoom door opwarming van water door vuur, water wordt ipv koud en vochtig
warm en droog
3. DE INTEGRATIE VAN ARISTOTELES:
Kritiek op Aristoteles: onmogelijk om zonder enige referentie aan waarheid v/h christelijk geloof een
volledig wijsgerig systeem te ontwikkelen
Aristotelische conflictstof:
Plato en Augustinus Aristoteles
Onsterfelijke ziel Sterfelijke ziel
Transcendentie, eeuwige ideeën/exemplaria Immanente vormen
Eerste principe/God is transcendent Hoogste zijnde is immanent (god aanwezig in fysische
wereld)
Dominicanen meer Aristoteles-gezind en Franciscanen meer volgens augustiaans geïnspireerde
filosofie
3.1. DE SYNTHESE VAN THOMAS VAN AQUINO (1225-1274):
Dominicaan
Er zijn geen ‘twee waarheden’ (een v/d filosofie en een theologie)
Rede is vereist om elementen aan te reiken waarop geloof kan verderbouwen: praeambula fidei of
‘voorbodes van het geloof’
10