Sociale cognitie en
groepsprocessen
Arne.Roets@Ugent.be
Hoofdstuk 6 : sociale cognitie
1. Sociale cognitie , een inleiding
Sociale cognitie = een domein binnen de sociale psychologie dat de cognitieve basis van
sociaalpsychologische fenomenen onderzoekt en tracht te begrijpen.
M.a.w., sociale cognitie handelt over hoe mensen denken over en betekenis verlenen aan
zichzelf, anderen en de situatie.
Wat denken mensen in sociale situaties en hoe gaan ze zich gaan gedragen?
Het begrip ‘schema’ is in deze benadering belangrijk. Schema’s zijn georganiseerde
kennisstructuren die in ons geheugen zijn opgeslagen.
In de complexe sociale omgeving waarin we dagelijks navigeren, sturen deze
schema’s onze percepties , interpretaties , herinneringen , oordelen en gedragingen.
1.1. De sociaal cognitieve benadering
De sociaal cognitieve benadering gaat uit van 2 stellingen :
Stelling 1 : Het individu speelt een actieve rol bij het waarnemen ( zien , horen , voelen etc.) van de
omgeving.
Elke stimulus die we waarnemen, vullen we zelf aan met informatie die niet letterlijk gegeven
is. Dat gebeurt op 2 manieren :
Via aanvulling :
- Extra info die toegevoegd wordt aanvullen met eigen kennis, vanuit het eigen
geheugen.
Via selectie :
- We selecteren informatie uit de objectieve stimulus, waardoor we minder
waarnemen dan wat er feitelijk in de stimulus vervat zat.
- Je gaat bepaalde info niet opnemen/verwerken selectie vanwege
doelstellingen en verwachtingen
De gevormde mentale representatie wordt dan in het geheugen vd
waarnemer opgeslagen.
Daardoor komt onze waarneming niet perse overeen met de werkelijkheid
Kennis die in het langetermijngeheugen opgeslagen is , noemt men schema’s. Bij de
waarneming worden deze schema’s opgeroepen. Die schema’s zijn zo wel belangrijk voor de
aanvulling als voor de selectie, want die schema’s gaan ook mee gaan bepalen wat we zullen
selecteren.
Mentale representaties : de geselecteerde en aangevulde informatie wordt “binnen” de
waarnemer voorgesteld. die mentale representatie is dan voor u de werkelijkheid
1
,Stelling 2 : Het gedrag van mensen wordt bepaald door de cognities/mentale representaties die zij
hebben over hun omgeving.
Je hebt een stimulus die wordt verwerkt via aanvulling en selectie dan hebben we een
mentale representatie/cognitie hierover en die stuurt ons gedrag ( dus het is niet
noodzakelijk de stimulus zelf die ons gedrag stimuleert, het kan ook ons denken zijn)
De informatieverwerking en de mentale representatie zijn bepalend voor het gedrag
o Bv zelfvervullende voorspelling : studie Rosenthal en Jacobs = er wordt aan lesgevers
in een lagere school gezegd dat bepaalde leerlingen hoog scoorden op een
zogenaamde test die zegt dat zij grotere cognitieve sprongen zullen maken in
vergelijking met anderen. Het resultaat was dat op het einde van het jaar die
leerlingen ook effectief betere punten hadden, terwijl die test helemaal niet echt
bestond. De leerkrachten hadden hun gedrag aangepast.
o Bv. Studie Correl et al. ( police officer’s dilemma) :
Conclusie 1 : Mensen maken meer fouten als het gaat over een zwarte
persoon die iets onschuldigs vast heeft en hem dus neerschieten en als het
gaat over een blanke persoon die een wapen heeft en hem dus niet
neerschieten
Conclusie 2 : de reactietijden voor blanke mensen met een pistool zijn veel
lager dan de reactietijden voor zwarte mensen met een pistool
Dat schema van de associatie tussen zwarte mannen en geweld dat zit niet
alleen bij blanken in hun hoofd , maar ook bij zwarten.
1.2. De geschiedenis van de sociale cognitie
Behaviorisme
Sociale cognitie <-> behaviorisme
Behaviorisme is een psychologische stroming dat stelt dat mensen begrepen kunnen worden
louter in termen van responses op stimuli.
Maar het feit dat de stimulus zelf niet de ultieme oorzaak van ons gedrag is , staat haaks op
het behaviorisme.
De behavioristen waren niet geïnteresseerd in wat er zich tussen stimulus en respons plaats
vond = black box = niet-observeerbare processen
Die black box is dan weer wel belangrijk bij sociale cognitie , dit omdat niet-
observeerbare, mentale processen het gedrag bepalen
Sociale cognitie
Er was onvrede met die black box benadering van het behaviorisme
‘cognitieve revolutie’ : een toegenomen focus op de studie van cognities in de sociale
psychologie (= men ging meer veel letten op wat zich in ons hoofd afspeelt)
Opkomst van computers
Impact in theoretische zin : onderzoekers trachtten hierbij de mens te begrijpen in
termen van informatieverwerking, en mentale structuren als computersoftware met
scripts en regels.
Impact op de methodologie : steeds meer “harde”
laboratoriumexperimenten , steeds
nauwkeurigere meting van het cognitief proces.
2
, De psychologen dachten van mss is die black box ook een beetje zoals een computer
1.3. Het schemabegrip
Schema
De verwerking van informatie met behulp van schema’s wordt theoriegedreven of top-down
processing genoemd
We bekijken de wereld door de bril van a-priorikennis en de perceptie wordt mee
bepaald door wat we al eerder wisten.
<-> datagedreven of bottom-up processing
Zelf als we informatie zuiver datagedreven proberen te verwerken, sijpelen a-
prioriverwachtingen door, waardoor informatieverwerking altijd min of meer door
schema’s is gekleurd.
Mensen maken gebruik van bestaande kennis en verwachtingen om betekenis te geven aan
datgene wat ze waarnemen. Aan deze verwachtingen en kennis refereert men met het
begrip schema.
Schema = een georganiseerde verzameling van kennis over een stimulus of een categorie van
stimuli , die wordt gebruikt bij het verwerken van informatie.
o Bv. je kan je een plattegrond voorstellen van de stad Gent, of hoe je je dient te
gedragen in een restaurant …
o Bv. Als iemand aan je de weg vraagt, heb je een schema van de weg naar het station
in je hoofd en kan je zo de weg uitleggen
Die schema’s kunnen de werkelijkheid benaderen of verkeerd zijn
Zie tekst pwp (dia16) : als je die tekst gwn leest versta je er niet veel van , maar als je opeens
het schema ‘wasmachine’ gebruikt wordt het logischer. Schema’s helpen ons om stimuli
te begrijpen en er betekenis aan te geven.
Historisch-filosofische context
Kant had het reeds over het ‘ Ding an sich’ dat ons volledig onbekend is.
Het ding an sich was de objectieve werkelijkheid, die voor de mens onbereikbaar is.
De prijs van een geordende fenomenologische wereld is dus het verlies van de
realiteit.
Kennis ontstaat IN de mens door diens interactie met de wereld.
3
, Alles wat de mens over de werkelijkheid meent te kennen is immers afhankelijk van
hoe hij zijn waarnemingen (subjectief) interpreteert
Kenmerken van schema’s
- Schema’s hebben een inhoudsdomein
- Schema’s zijn georganiseerd
- Schema’s zijn in bepaalde mate toegankelijk
1. Schema’s hebben een inhoudsdomein
Schema’s bevatten de kenmerken van een bepaald domein van stimuli alsook
exemplaren of voorbeelden uit het domein
Voorbeeld
o Bv ons schema over ‘professoren’ bevat concrete voorbeelden/exemplaren
van professoren ( zoals professor Duyck, Roets, Talsma …) of bv ons schema
over ‘stoelen’ bevat ook verschillende voorbeelden of exemplaren van
stoelen in je hoofd.
o Een prototype is een abstracte voorstelling van een stimulus die alle
kenmerken heeft die bij een bepaald schema horen
Bv als je een stoel moet tekenen dat is een beetje het prototype
4 poten, een zitvlak en een rugvlak ( terwijl niet alle stoelen 4 poten
hebben enz.)
o Concrete exemplaren kunnen bij meerdere schema’s horen , waardoor
schema’s vaak rommelig zijn en elkaar overlappen
Je hebt bv een schema over kleuterjuffen ( je ziet een bepaalde
kleuterjuf voor je) , maar die kleuterjuf is bv ook trainster van een
voetbalploeg. (2 heel verschillende schema’s)
o Die concrete exemplaren kunnen heel centraal zijn en dus dicht het
prototype benaderen of die kunnen meer perifeer zijn en eigenlijk
overlappend zijn met andere schema’s. Het grensgebied van een schema
wordt de fuzzy boundary (vage grens) genoemd
o Exemplaren en abstracte prototypen fungeren als referentiepunt
2. Schema’s zijn georganiseerd
Schema’s zijn georganiseerd o.b.v. relaties binnen schema’s :
Scripts
Zijn sequentieel , logisch , ruimtelijk
Dit is een strakke organisatie , duidelijke stappen
Als daar wordt van afgeweken , kan dat verwarring veroorzaken
o Bv restaurantbezoek
Schema’s over personen
Gelijkenis/covariantie relaties
Gelijkenis relaties zijn ‘losser’ dan sequentiële , logische en ruimtelijke
relaties
o Bv samengaan van persoonlijkheidskenmerken
o Piet is sociaal en vriendelijk terwijl Jan niet sociaal maar toch ook
vriendelijk is
4