Persoonlijkheidspsychologie II
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK I: Inleiding persoonlijkheidspsychologie II .................................................................................................... 1
HOOFDSTUK III: Traits (trekken) en trait taxonomieën ........................................................................................................ 3
HOOFDSTUK V: Persoonlijkheidstrekken over de tijd: stabiliteit vs. verandering .................................................. 14
HOOFDSTUK VI: Genen en persoonlijkheid .......................................................................................................................... 24
HOOFDSTUK VII: Fysiologische benaderingen van persoonlijkheid ........................................................................... 36
HOOFDSTUK VIII: Evolutionaire benadering van persoonlijkheid ................................................................................ 51
HOOFDSTUK X: Motieven en persoonlijkheid ...................................................................................................................... 66
HOOFDSTUK XIII: Persoonlijkheid en emoties ..................................................................................................................... 77
HOOFDSTUK XV: Persoonlijkheid en sociale interactie .................................................................................................... 88
HOOFDSTUK XVI: Geslacht, gender, en persoonlijkheid.................................................................................................. 98
HOOFDSTUK XVII: Cultuur en persoonlijkheid................................................................................................................... 112
Algemene competenties
↬ Verwerven van inzicht in verbanden tussen persoonlijkheid en gedrag.
↬ Het leggen van verbanden tussen recent empirisch gefundeerde theorievorming en
recent gepubliceerde onderzoeksstudies.
↬ Zowel onderzoeksdomeinen als persoonlijkheidstesten integratief kunnen benaderen.
Kennis hebben van meten van klinisch relevante aspecten in ee algemene populatie.
• Alle leerstof = PPT’s, notities les & handboek
• 50% ⇛ schriftelijk multiple choice examen
• 50% ⇛ opdracht geïntegreerd verslag
• Multiple choice examen (20 vragen)
,HOOFSTUK I: INTRO
Klassieke theorieën
↬ De meeste ‘grote’ klassieke theorieën vertrekken vanuit een universele benadering: fundamentele
psychologische processen en kenmerken die gelden voor alle mensen, of hoe mensen in het
algemeen kunnen beschreven worden
bv. Freud’s universele psychische structuur: Ego – superego ⇛ universeel (toepasbaar op iedereen)
Hedendaags onderzoek naar de persoonlijkheid
↬ Legt meestal (in tegenstelling tot de klassieke theorieën) de nadruk op individuele en
groepsverschillen (⇛ niet universeel)
bv. verschillen ♂ ♀
↬ Elke onderzoeker vertrekt vanuit zijn eigen perspectief. Elk van de bestaande perspectieven omvat
delen van de waarheid.
⇒ Nood aan integratie van ≠ kennisdomeinen
bv. gedragsproblemen ⇛ fysieke alsook cognitieve invalshoeken hanteren voor behandeling
Kennis domein
↬ Is een gespecialiseerd gebied binnen de wetenschap van de psychologie van waaruit psychologen
zich richten op het leren over specifieke en beperkte aspecten van de menselijke natuur
↬ Integratie nodig om “volledig beeld” van de persoonlijkheid te krijgen
Zes kennis domeinen
↬ Dispositionele
↬ Biologische
↬ Intrapsychische
↬ Cognitief en ervarings-
↬ Sociale en culturele
↬ Aanpassing
Dispositionele domein
↬ De aandacht wordt vooral gericht op manieren waarop individuen verschillend zijn van elkaar.
Dit domein doorkruist daardoor alle andere domeinen.
⤷ want mensen kunnen op alle vlakken (motieven, emoties, e.d.) ≠ zijn
↬ Het centrale doel is om fundamentele disposities te identificeren (i.e. meest belangrijke manieren
waarop individuen verschillend zijn)
Biologische domein
↬ Mensen zijn in de eerste plaats verzamelingen van biologische systemen
↬ Die systemen zijn de bouwstenen voor gedrag, denken en emoties
Intrapsychische domein
↬ Mentale mechanismen van de persoonlijkheid, vaak niet op ‘bewust niveau’
↬ Cf. persoonlijkheidspsychologie I: Freud’s klassieke theorie en meer moderne benaderingen van de
psychoanalyse (onderdrukking, ontkenning, projectie etc.)
↬ Motieven voor behoeften (power, achievement, intimacy)
Cognitieve en ervaringsdomein
↬ Aandacht voor cognitie en subjectieve ervaringen zoals bewuste gedachten, gevoelens,
overtuigingen, verlangens
• Zelf en zelfconcept
• Streefdoelen
1|Page
, • Emotionele ervaringen
• Intelligentie
Sociale en culturele domein
↬ Persoonlijkheid beïnvloedt en wordt beïnvloed door cultuur en sociale contexten
↬ Onderzoek naar culturele verschillen tussen groepen (bv. naar agressie)
↬ Individuele verschillen in culturen — Hoe komt persoonlijkheid tot uiting in een sociale context?
bv. kijken naar beïnvloedingsstrategie (hoe men anderen gaat overtuigen)
Domein van aanpassing
↬ Persoonlijkheid heeft een sleutelrol bij onze manier van ‘copen’ en aanpassen aan gebeurtenissen
in het dagelijks leven
↬ Persoonlijkheid staat in verband met gezondheid en staat in verband met problemen bij coping en
aanpassing
↬ Persoonlijkheidsstoornissen
2|Page
, HOOFSTUK III: TRAITS (TREKKEN) EN TRAIT TAXONOMIEËN
Dispositionele domein
↬ Aspecten van persoonlijkheid die stabiel zijn over de tijd, relatief consistent over situaties, en die
bij mensen verschillen
↬ Bestaat uit de studie van traits (trekken of disposities) : verwijst naar een inherente neiging zich op
een bepaalde manier te gedragen
Fundamentele
↬ Hoe moeten we trekken opvatten?: Wat zijn trekken?
↬ Hoe kunnen we bepalen welke trekken de belangrijkste zijn uit de vele verschillende manieren
waarop mensen van elkaar kunnen verschillen?: Welke zijn de belangrijkste?
• Cf. Uiterlijke trekken: gewicht, lengte, …
↬ Hoe kunnen we een omvattende taxonomie van trekken opstellen—een systeem dat alle
belangrijke trekken omvat? Hoe ziet een omvattend systeem eruit?
• Cf. Taxonomie dieren
Trekbeschrijvende woorden
↬ Woorden die de trekken, eigenschappen van een persoon beschrijven die kenmerkend zijn voor
die persoon en die min of meer stabiel zijn over de tijd (en situaties)
Voorbeelden? Impulsief, betrouwbaar, …
Beschrijf jezelf met tien adjectieven
↬ Begin met die adjectieven die jou het best wel/niet beschrijven
• Wel: assertief, flexibel, introvert, gemotiveerd, vriendelijk
• Niet: stil, agressief, lui, onzeker, onvriendelijk
↬ Beschrijf jezelf met tien adjectieven
Wel Niet
1. Enthousiast X
2. Ruziezoekend X
3. Betrouwbaar X
4. Angstig X
5. Openstaand X
6. Stil X
7. Vriendelijk X
8. Chaotisch X
9. Stabiel X
10. Oncreatief X
Persoonlijkheidscoherentie; Trekken versus toestanden
↬ Persoonlijkheidscoherentie: Trekken zijn stabiel bij een persoon over een langere tijd, maar de
uiting kan veranderen
• Als men vandaag enthousiast is, is de kans 🡑🡑 dat men dat als kind al in zekere mate was
↬ Toestanden variëren over tijd en situatie
bv. stress op examendag = toestand MAAR rustig zijn = trek
↬ Typische, gewoonlijke gedragen over situaties heen worden door persoonlijkheidspsychologen
omschreven
3|Page