Ontwikkelingspsychologie – H12: Emotionele en sociale
ontwikkeling tijdens de adolescentie
1 Identiteitsvorming
1.1 Identiteit volgens Erikson
1.1.1 Identiteit
- Identiteit = bepaalt wie je bent, wat je belangrijk vindt, en de richting die je uit wil in het
leven
- Komt tot uiting in veel verschillende domeinen: beroep/studiekeuze, relaties, moreel-
politieke keuzes, etnische identiteit
- Geslaagd: sterke identiteit (sterk zelfgevoel, weten wie je bent, wat je belangrijk vindt,
ergens voor staan) in deze domeinen
- Niet geslaagd: identiteitsverwarring, bijvoorbeeld:
o Negatieve identiteit: oppositionele identiteit (tegen alle verwachtingen van de
omgeving in een heel andere identiteit gaan ontwikkelen)
o Synthetische identiteit: bepaalde identiteit voor zichzelf gekozen zonder een periode
van exploratie voorafgaand aan die keuze.
o In beide gevallen: Erzats-identiteit (false self): het gevoel van externe druk, weinig
vrije wil in de ontwikkeling van de identiteit, maar eerder vanuit gecontroleerde
omstandigheden tot stand komen van de identiteit.
- Invloed vorige fasen = epigenetisch principe in de theorie van Erikson
o Basisvertrouwen versus wantrouwen (0-2j): geen vertrouwen, nergens in geloven
o Autonomie versus schaamte, twijfel (2-3j): geen autonomie/initiatief, geen
wilskracht, geen exploreren van alternatieven
o Initiatief tegenover schuld (4-5j): geen ondernemerschap/creativiteit, geen
doelgerichtheid in het exploreren en maken van keuzes
o Vlijt versus minderwaardigheid (6-12j): geen competentie, geen beroepskeuze
- Al deze vorige fasen zijn belangrijk voor het ontwikkelen van een sterke identiteit. Een sterke
identiteit is ook belangrijk voor de jongvolwassenheid waar intimiteit centraal staat.
1.1.2 Crisis of exploratie?
- (Vroeger; Erikson) identiteitscrisis = tijdelijke periode van verwarring en onbehagen tijdens
experimenteren met alternatieven: “soul-searching” met als optimale uitkomst: gevoel van
temporeel-spatiale continuïteit
- (Nu; andere auteurs) exploratie = geleidelijke en rustige aanpak van vorming identiteit (crisis
niet meer nodig)
, 1.1.3 Identiteit vs. Verwarring
Identiteit Identiteitsverwarring
Bepalen wie je bent, wat belangrijk is, richting in Gebrek aan richting en zelf-definiëring.
leven.
Bindingen inzake beroep, persoonlijke relaties, Beperkte exploratie in adolescentie
seksuele oriëntatie, ethnische groep, idealen. - Vroegere psychosociale conflicten niet
opgelost
- Maatschappij beperkt keuzes
Oplossing voor “identiteits-crisis” of exploratie Niet voorbereid op stadia van volwassenheid
1.1.4 Marcia: Identiteits statussen
- STATUS = mogelijke uitkomst van identiteitsproces
- James Marcia: halfgestructureerd interview over allerlei domeinen (beroep, godsdienst,
politiek - ideologie, seksrol)
- Twee CRITERIA:
- mate van EXPLORATIE: (openstaan voor) afwegen van, uitproberen van keuzemogelijkheden
- mate van BINDING: in staat zijn bindingen en verplichtingen aan te gaan
- Vier STATUSSEN:
1.1.5 Identiteit: bepalende factoren
- Persoonlijkheid adolescent (vb. openheid)
- Opvoeding en gezin: secure base to explore!
- Interacties met peers, in vrije tijd en op school
- Scholen en gemeenschappen die ruimte bieden voor exploratie en opnemen van
verantwoordelijkheid
- Culturele invloeden
- …
- Persoon x Omgeving!